Preken

Pasen: het ís goed!

Tekst: Johannes 20: 1 en 11-18 

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

Komt wel goed schatje!
We hebben net die reclame gezien.
Een jongetje komt overstuur thuis uit school,
Alles ging verkeerd, de juf was boos op hem.
En zijn moeder schenkt hem een glas drinken in en zegt:
komt wel goed schatje.
En vervolgens komt zijn vader de kamer binnen,
Helemaal boos omdat zijn collega die functie heeft gekregen die hij graag wilde,
En zijn zoontje schuift het glas naar hem toe:
Komt wel goed schatje!

Alles komt goed!
Soms is het fijn als iemand dat tegen je zegt.
Weet je, je kan het nu niet zien,
Maar het kómt goed!
Nu lijkt alles donker, en mis, en verkeerd,
Maar dat blijft niet zo.
Er komt een andere tijd. Een betere tijd!
Soms zeg ik het ook wel eens tegen mezelf.
Als ik iets spannend vind, of het niet kan overzien.
Het komt goed!

Er zijn ook momenten waarop het heel móeilijk is om te geloven dat álles goed komt.
Misschien heb je wel eens gedacht:
Het komt helemaal niet meer goed.
Als je verhalen hoort en ziet over een oorlog, zoals die in Oekraïne,
Of pas van die aardbevingen in Turkije en Syrië.
Als je zelf een hele moeilijke tijd doormaakt,
Met verlies, of zorgen om werk, of geld, of je relatie, je gezin.
Dan is het soms heel moeilijk om te geloven, dat álles goed komt.

In de lezing van vandaag is Maria dat vertrouwen ook helemaal kwijt:
dat het goed komt.
De versie van wat er gebeurt met Pasen die we vandaag hebben gelezen,
Uit Johannes, wordt verteld vanuit haar perspectief.

Maria van Magdala, wordt ze wel genoemd.
Want Maria, Mirjam in het Hebreeuws, was de naam die het meest voorkwam bij vrouwen in de tijd van Jezus.
Magdala was het plaatsje waar ze vandaan kwam.
Misschien wel de plek waar zij Jezus voor het eerst had ontmoet.

Wat moet dat bijzonder geweest zijn!
Voor haar levensveranderend.
Over Maria gezegd in de Bijbel dat zij één van de vrouwen was die met Jezus mee trokken,
En die hem financieel ondersteunden.
Ze trok met Jezus mee omdat hij haar had bevrijd van zeven demonen.
Zeven is in de Bijbel het getal dat wil zeggen: helemaal.
Ze zat helemaal vast, helemaal in de knoop,
Maar Jezus had haar bevrijd.
Nadat ze hem had ontmoet, was haar leven niet meer hetzelfde geweest.
Ze was zo blij dat ze Hem had leren kennen!
Dat ze met hem mee mocht trekken!
Ze keek naar hem op.
Ze hield van hem.
Zoals veel mensen van Jezus hielden.
Vanaf dat Maria achter Jezus aanging, dacht ze: ja, alles kómt goed!

Daarom waren die laatste dagen zo ontzettend moeilijk geweest voor haar.
Want Maria was ook één van de vrouwen die hadden toegekeken toen Jezus aan het kruis werd geslagen.
Zijn leerlingen waren allemaal gevlucht,
Maar de vrouwen waren gebleven.
Zij hebben het gezien.
Voor Maria voelde dat misschien wel alsof ze zélf aan het kruis werd geslagen.
Want Jezus had zóveel voor haar betekend.

Die paar verzen die we hebben gelezen, over de kruisiging van Jezus,
Die laten een glimp zien van hóe ingrijpend dat was.
Jezus hangt, hoog, aan het kruis,
Aan zijn handen en zijn voeten die met spijkers zijn doorboord,
En hij roept: ik heb dorst!
En dan zetten ze een spons met zure wijn op een lange stok,
Om hem zo te drinken te geven.

Maria ziet Jezus daar hangen.
De Zoon van God!
Want dat is wat zij gelooft!
Dat heeft ze zelf ervaren.
Dat Jezus dat is.
Daar hangt hij, aan het kruis,
En hij roept:
Het is volbracht!
Het is klaar.
Het is goed.

En hij buigt zijn hoofd, en geeft de geest.
Letterlijk staat er: hij gaf zijn geest over.

Het is volbracht, zegt Jezus.
Maar op dat moment voelt het voor de mensen die om hem heen staan heel anders.
Voor hen voelt het alsof het voorbij is.
Hun droom is uit elkaar gespat.
Ze hielden van Jezus.
Ze gingen achter hem aan.
En nu is hij er niet meer.

Dat moet zo onwerkelijk zijn geweest.
Misschien heb je het zelf wel meegemaakt, van dichtbij:
Als iemand dicht bij je overlijdt,
dan landt het eerst nog helemaal niet wat er is gebeurd.
Dan is het net een droom.
En er moet dan zoveel geregeld worden,
dat je daar ook helemaal niet bij stil kunt staan.
Dat zal ook zo geweest zijn voor de vrouwen die Jezus zien sterven.
Ze zien het gebeuren,
Maar: het kan toch niet waar zijn?
Jezus was toch de zoon van God?
Hij kan toch niet dood zijn?

Ze krijgen toestemming van de autoriteiten om zijn lichaam te begraven.
Ze verzorgen hem, ze wikkelen hem in doeken,
ze regelen een graf, op een mooie plek, in een tuin,
waar ze zijn lichaam neerleggen.
En omdat het bijna Sabbat is, de heilige rustdag,
Rollen ze een steen voor het graf.
Voor nu is dat alles wat ze voor hem kunnen doen.
En ze zeggen tegen elkaar:
Overmorgen, vroeg in de ochtend,
Gaan we naar hem toe om zijn lichaam te zalven.
Want dat was het gebruik.
Dat deed je als iemand was overleden, om het lichaam te verzorgen.

Voor Maria moet dat allemaal zo veel geweest zijn, zo onwerkelijk.
Maar dit is wat ze nog voor hem kan doen.
Op zaterdag, de Sabbat, kán ze niks doen. Ze moet wachten.

Maar vroeg in de ochtend, op de derde dag,
Gaat zij als één van de eersten naar het graf.
In de andere versies van dit verhaal in de Bijbel staat dat ze samen ging met andere vrouwen.
Hier wordt alleen Maria genoemd,
Misschien omdat dit háár verhaal is.
Van hoe zij het heeft meegemaakt.

Ze komt aan bij het graf,
En dan ziet ze, tot haar schrik, dat de steen is weggerold!
In paniek haalt ze twee andere leerlingen.
Die gaan kijken, maar als ze zien dat het graf leeg is,
gaan ze snel weer terug naar de anderen.

Maria blijft achter.
Zo verwarrend is het voor haar!
Ze staat te huilen.
Als de wereld stopt met draaien,
en je hart alleen maar bloedt.

Twee weken geleden vertelde ik over de twee leerlingen die onderweg waren naar Emmaüs.
Ze wisten het niet meer.
Ze waren helemaal ontredderd.
Zo voelt Maria zich nu ook.
Wat moet er in haar om zijn gegaan?

Ze voelt misschien wel wanhoop om al die hoop, die de grond in is gedrukt.
Maar nog meer dan dat voelt ze verdriet.
Soms hoor je mensen zeggen, na een overlijden:
Het is fijn dat hij of zij nog niet is begraven.
Dat je nog even tijd hebt om afscheid te nemen.

Maar Maria kán nu geen afscheid meer nemen.
Ze kan Jezus niet meer vasthouden, hem niet meer verzorgen.
En nu komt het verdriet, dat het écht is.
Dat het definitief is.
Dat haar meester, van wie ze heeft gehouden,
Er niet meer is.
Jezus, die haar leven zo totaal heeft veranderd!
Zo op een ander spoor heeft gezet!
Die haar heeft laten zien hoeveel God van haar houdt.
Die ze met zoveel blijdschap en dankbaarheid en hoop heeft gevolgd.
Hij is er niet meer.
En ze voelt zich zó alleen!

Voor Maria voelt het nu alsof het niet meer goed kan komen.
Haar verdriet overspoelt haar, ze kan er niks aan doen.

Al huilend buigt ze zich naar het graf,
Misschien om nog eens te kijken dat het echt waar is, dat Jezus er niet meer ligt.
En dan zitten daar die twee engelen.
Het is allemaal zo onwerkelijk.
Het heeft iets van een mysterie.
Die engelen, die daar zitten aan het hoofdeind en aan het voeteneind van het lege graf,
En die aan haar vragen: waarom huil je?
Ze zeggen niet: het is niet nodig dat je huilt.
Maar ze vragen haar: waarom huil je?
Alsof ze willen zeggen: besef je niet, Maria, wat er is gebeurd?

En dan staat er iemand achter haar.
Ze herkent hem niet meteen.
Net zoals de twee leerlingen die onderweg waren naar Emmaüs Jezus niet meteen herkenden.
En ook Jezus vraagt aan Maria: waarom huil je?

Ze hebben hem weggenomen, zegt ze.
Heeft u hem meegenomen?
Maar Jezus noemt haar bij haar naam: Maria!
Maria, ik ben het!

En als Maria hem herkent, zegt ze: mijn meester!
Ze vliegt hem nog net niet om de hals!

Jezus zegt tegen haar: hou me niet vast.
Daarmee zegt hij:
Het is anders dan het was.
Ik ben opgestaan, maar ik zal niet meer bij jullie zijn op de manier waarop ik daarvoor bij jullie was.
Ik laat me aan jullie zien,
Maar jullie kunnen me niet vasthouden,
Niet bij jullie houden.

Dat zie je als Jezus op het ene moment bij zijn leerlingen is, en op het andere moment niet meer.
En als hij met de twee leerlingen naar Emmaüs loopt, en ze hem eerst niet herkennen, en ze hem dan ineens niet meer zien. Het is anders.
Ik ben nu nog bij jullie, zegt Jezus tegen Maria, ik laat me nu aan jullie zien,
Maar dan zal ik naar de Vader gaan.
Mijn Vader, die ook jullie Vader is.
Mijn God, die ook jullie God is.
En daarmee doelt Jezus op de hemelvaart,
Het moment waarop zijn leerlingen hem voor het laatst zien.

Maria is zó blij dat ze Jezus wel vast kan houden!
Maar ze moet hem ook weer loslaten.
Dat is spannend.
Nu moet zij aan de anderen gaan vertellen dat ze Jezus heeft gezien.
Hoe zullen ze reageren?
Wat als ze haar niet geloven?
Maar zij moet het gaan vertellen.

Dit verhaal van de ontmoeting van Maria met Jezus,
Vind ik zo mooi, omdat het Pasen heel dichtbij brengt.
Je kan je heel goed in Maria verplaatsen.
Hoe het voor haar moet zijn geweest.
In haar verdriet, en ook in haar blijdschap, haar verwondering.
Zoals Maria reageert, zo zouden wij misschien ook reageren.
Het is iets wat ze nooit had verwacht!
Ze was zó verdrietig.
En dan is ze zo verwonderd!

De opstanding van Jezus wordt in de evangeliën maar nauwelijks uitgelegd.
Het gaat er de mensen die het vertellen niet in de eerste plaats om om alles uit te leggen, en uit te pluizen: hoe zit het nou?
Wat betekent het allemaal?

Matteüs, Markus, Lukas en Johannes vertellen eerst over de ontmoetingen die mensen met Jezus hebben gehad.
Ze willen laten zien dat Pasen als eerste iets is waar je je door mag laten verbazen, waar je je over mag verwonderen,
voordat je er woorden aan geeft wat het betekent.

Zoals Maria zo ineens beseft dat Jezus voor haar staat, en dat Hij leeft!
Op dat moment heeft ze nog geen idee wat dat allemaal betekent!
Ze weet alleen dat haar meester leeft!
Dat Jezus, van wie ze zoveel houdt, niet meer dood is, maar is opgestaan!

En dán krijgen al die dingen die Jezus heeft gezegd vanzélf een hele diepe betekenis.
Toen hij aan het kruis zei: het is volbracht!
Toen was het niet het einde, maar het was een nieuw begin.

En hoe Jezus nu tegen Maria praat laat ook zien dat er iets is veranderd,
In de verhouding van Jezus met zijn leerlingen,
Eerst noemde Jezus zijn leerlingen ‘discipelen’, ‘dienaren’, ‘vrienden’.
Nu zegt Jezus tegen Maria: ga naar mijn broers en zussen!
Vertel ze wat je hebt gezien!

En Jezus spreekt steeds al over God als ‘Abba’, als ‘mijn Vader’.
Hij zegt tegen Maria: nu is Hij ook jullie God, jullie Vader, jullie papa.
Jullie zijn nu ook kinderen van Hem!
Net als ik!

Het wordt niet helemaal uitgelegd, en uitgediept.
Maar wat Jezus zegt laat zien dat er tussen Goede Vrijdag en Pasen is er iets gebeurd dat alles heeft veranderd.
Alles wat tussen God en mensen in stond is weggenomen.
Het is volbracht.
Het is klaar.
Het is goed.

Dat brengt me terug bij de Roosvicee.
In de kerk drinken we geen Roosvicee.
Maar we hebben donderdag wel het avondmaal gevierd.
We eten brood, en we drinken wijn,
En dan zeggen we niet tegen elkaar:
Komt wel goed, schatje.
Maar dan mogen we tegen elkaar zeggen:
Het ís goed.
Om wat Jezus heeft gedaan.
Omdat Hij zijn leven voor ons gaf, omdat Hij van ons hield.
En omdat Hij weer is opgestaan uit de dood.

Dat is de belangrijkste boodschap van Pasen.
Het ís goed.
Jezus zegt: het is volbracht.
Ik heb mijn leven gegeven voor jullie.
Daardoor mogen jullie kinderen van God zijn.
Hij is mijn God, én jullie God.
Mijn Vader, én jullie Vader.
Jullie zijn nu mijn broers en zussen!

Dat gaat dieper dan dat alleen je zonden zijn vergeven.
Dat is waar het begint.
Maar het is niet waar het mee eindigt!
Pasen is niet alleen beginnen met een schone lei:
Pasen is meer dan dat!
Het is mooier dan dat!

Het is zoals in het verhaal van de verloren zoon, dat Jezus zelf een keer vertelt.
De zoon loopt weg, met de erfenis van zijn vader,
Maar als zijn eigen weg dood loopt,
Komt hij terug bij zijn vader, en hij zegt:
Vergeef me, Vader. Ik ben het niet meer waard om je zoon te zijn.
En wat doet zijn Vader?
Hij sluit hem in zijn armen.
Hij zegt: mijn kind was dood, maar is weer tot leven gekomen.
Hij was kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.
Dat is wat Pasen is:
God sluit ons in zijn armen, en hij zegt: het is goed!
Jij bent mijn kind!

Vandaag mogen we ons daar vooral over verwonderen.
Net als Maria.

Ook als wij ons, net als Maria, soms voelen alsof het helemaal niet meer goed komt.
Als we verdriet hebben.
Of geraakt worden door hoe het gaat in deze wereld.
Of als we met onszelf in de knoop zitten.

Dan mogen we ons net als Maria laten troosten door de zachte woorden van de engelen:
Waarom huil je?
En mogen ons bij onze naam laten noemen.
En in Jezus’ liefdevolle ogen kijken,
En Hem horen zeggen:
Het is volbracht.
Mijn God is jullie God.
Mijn Vader is jullie Vader.
Het ís goed.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *