Tekst: Johannes 20:19-31
Lieve mensen,
Als je gaat verhuizen kom je vaak dingen tegen waarvan je niet meer wist dat je ze had.
Afgelopen week kwam ik dit boekje tegen: Unapologetic.
Een heel boeiend geschreven boekje.
De Nederlandse vertaling heet: Dit is geen verdediging.
Waarom het christendom, ondanks alles, verrassend veel emotionele diepgang heeft.
Zo’n titel, daar word ik al nieuwsgierig van!
De schrijver begint in het boekje met vertellen over de wereld waarin zijn dochtertje opgroeit.
Ze is net zes geworden, schrijft hij,
En dat betekent dat het niet lang meer gaat duren voordat ze erachter gaat komen dat haar ouders een beetje gek zijn.
Anders dan andere ouders.
En waarom? Wat maakt haar ouders zo anders dan andere ouders?
Nou, haar ouders gaan naar de kerk.
In de komende jaren zal ze er steeds meer achter komen dat dat helemaal niet zo normaal is.
Ze zal om zich heen horen dat mensen het ouderwets vinden, of achterhaald.
Of dat ze vinden dat geloven een verzinsel is,
dat het is voor mensen die hun kop in het zand steken.
Nou, dan moet je sterk in je schoenen staan als je toch wil blijven geloven!
En toch, schrijft hij, wil ik me daar niet bij neerleggen!
Bij dat imago dat het christelijk geloof heeft!
Want ik geloof in God, en ik geloof dat dat echt niet zo gek is als veel mensen denken!
Daar gaat dat boekje over.
Dat kan het best wel spannend maken,
om ervoor uit te komen dat je gelooft,
Als je bang bent voor hoe mensen om je heen daarop reageren.
Het gedeelte uit de Bijbel dat we vandaag hebben gelezen,
Begint, heel opvallend, met een zin waarin het woordje ‘angst’ voorkomt.
De leerlingen zitten binnen.
Ze hebben de deur op slot gedaan, omdat ze bang zijn.
Het is de avond van Pasen.
Diezelfde ochtend was Maria bij het graf gekomen, en het was leeg!
En ze had een ontmoeting met Jezus, die weer leefde, en die tegen Maria zei:
Ga naar de andere leerlingen, naar mijn broers en zussen,
en vertel ze dat je mij hebt gezien!
Nu is het avond.
En de leerlingen zitten binnen,
En de deur zit op slot,
Uit angst voor de Joden, staat er.
Dat is wel belangrijk:
Als Johannes schrijft: “de Joden”, dan bedoelt hij daarmee niet alle Joden,
Want de mensen die daar bij elkaar zijn in die ruimte, de leerlingen van Jezus,
zijn allemaal zelf Joods,
Maar Johannes de leiders, de hogepriester en de Schriftgeleerden.
Daar zijn de leerlingen van Jezus bang voor.
Heel logisch, dat ze bang zijn.
Ze zijn bang, als die mensen hen herkennen,
dat die mensen weten dat zij bij Jezus hoorden,
Dat ze leerlingen waren van hem,
En dat ze ook worden gearresteerd,
en misschien zelfs wel ter dood veroordeeld, net als Jezus.
Ze waren helemaal niet veilig.
Daarom was de deur op slot.
Ze vonden het eng om met Jezus geassocieerd te worden.
Want als dat gebeurde, wisten ze niet wat de consequenties zouden zijn.
Soms kan dat best wel een ding zijn:
Dat je bang bent hoe mensen om je heen reageren als je iets over jezelf vertelt, of iets van jezelf laat zien.
Als je je kwetsbaar opstelt, loop je het gevaar dat je gekwetst wórdt.
Bijvoorbeeld als je iemand laat weten dat je diegene wel leuk vindt!
Dat kan best even spannend zijn!
Want als je dat laat merken kan het zijn dat die ander zegt:
Sorry, ik vind je aardig, maar niet meer dan dat.
Maar als diegene jou ook leuk vindt, loont het wel om je kwetsbaar op te stellen!
Ook al moest je daarvoor echt wel even een drempel over.
Ik weet ook nog een moment waarop ik het heel spannend vond hoe mensen om me heen zouden reageren.
Het was toen ik op de middelbare school zat,
En ik was door de leraar gevraagd om iets te vertellen over mijn geloof, voor in de klas. Dat voelde heel kwetsbaar.
Ik zat op een middelbare school die christelijk was in naam,
Maar de meesten van mijn klasgenoten gingen niet naar de kerk.
Dat wist ik.
En sowieso vond ik voor de klas staan heel spannend.
Maar nu moest ik voor de klas aan iedereen moest vertellen over mijn geloof.
Ik moest kleur bekennen.
En ik weet nog dat ik voor in de klas had gezegd dat ik christen ben, dat ik in God geloof,
En dat één van mijn klasgenoten aan mij vroeg:
Geloof je dan ook écht dat Jezus is opgestaan uit de dood?
En ik was heel bang voor wat de reacties zouden zijn.
Ik zei, heel zachtjes: ja.
Want ik was bang het mensen het gek zouden vinden, of dom,
Of dat ze een beetje lacherig zouden doen.
Maar wat ik heel bijzonder vond, was dat mijn klasgenoten juist heel respectvol reageerden, heel open.
Ze vonden het zelfs heel mooi dat ik het vertelde.
Vanaf toen vond ik dat wat minder eng om te delen,
Al bleef ik het wel wat spannend vinden.
Ik moet denken aan Maria van Magdala.
Hoe zou het voor haar geweest zijn?
Zij was de eerste die met de andere leerlingen moest delen dat zij Jezus had gezien.
En die andere leerlingen, die zullen vast heel verschillend hebben gereageerd toen Maria dat aan ze vertelde.
Een deel zal het geloofd hebben,
Maar een deel zal ook hun twijfels hebben gehad,
of ze Maria moesten geloven of niet.
Gelukkig krijgen zij Jezus zelf ook te zien.
Als ze die avond bij elkaar zijn,
En Jezus ineens midden in de kamer staat,
Ook al is de deur op slot.
Wat is dat mooi hè?
Ze houden de wereld buiten, ze verstoppen zich,
Maar Jezus staat ineens bij ze.
En hij zegt: vrede is met jullie.
Vrede is met jullie.
En hij laat ze zíen dat híj het is.
De gaten in zijn handen, en in zijn zij:
Er is geen twijfel mogelijk dat het Jezus is die voor ze staat.
Maria herkende Jezus die ochtend niet meteen, de Emmaüsgangers ook niet,
Maar voor de leerlingen is het nu overduidelijk.
Ze kunnen er niet omheen!
En ze kunnen hun geluk niet op!
Want Jezus, hun meester, wás dood, maar Hij léeft!
Hij is écht.
Ze kunnen de gaten in zijn handen en zijn zij zien, én voelen.
En wat Jezus doet,
Als hij zijn leerlingen opzoekt, terwijl ze zich hebben verstopt,
Is dat hij tegen ze zegt: jullie moeten naar buiten!
Hij zegt:
Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’
Het is niet de bedoeling dat jullie je verstoppen.
Ga erop uit!
En hij blaast over ze heen en zegt: ‘Ontvang de heilige Geest.’
Je hoeft het niet alleen te doen.
De heilige Geest gaat met je mee.
Ik ga met je mee.
Net zoals Jezus Maria naar de andere leerlingen heeft gestuurd,
om te vertellen dat ze hem heeft gezien,
Zo stuurt Jezus nu de andere leerlingen erop uit om aan anderen te vertellen dat ze hem hebben gezien,
Om te vertellen dat Jezus leeft!
En nou zou ik jullie willen vragen om wat daarop vólgt eens te bekijken vanuit het oogpunt van al die leerlingen.
Want er was één leerling niet bij: Tomas!
Als Tomas binnenkomt, dan vindt hij daar een hele blije groep mensen.
En ze doen wat Jezus heeft gezegd.
Hoe kunnen ze ook anders?
Want ze zijn zo blij!
Ze zeggen tegen Tomas: we hebben de Heer gezien!
In het Grieks staat er het woordje ‘Kurios’.
Voor Pasen wordt in Johannes nergens over Jezus gesproken met dat woord.
‘Kurios’ betekent ‘Heer’.
En in de Bijbel wordt ‘kurios’ eigenlijk alleen gebruikt voor ‘God’.
Als ze Jezus zo noemen, ‘Kurios’, dan is dat een geloofsbelijdenis.
Tomas, we hebben de Heer gezien!
Jezus is de Heer. Jezus is God.
En ze hopen natuurlijk dat Tomas óók helemaal blij wordt!
Maar Tomas reageert niet bepaald zoals ze hadden gehoopt.
Tomas reageert heel sceptisch.
Ik geloof jullie niet.
Pas als ik het met mijn éigen ogen zie, met mijn éigen handen voel,
Dán geloof ik het.
Tomas gelooft ze gewoon níet.
Wat zou dát gedaan hebben met de andere leerlingen?
Als Tomas het al niet gelooft, wie dan wel?
Zou de moed de leerlingen van Jezus op dat moment niet in de schoenen zinken?
Als de eerste persoon aan wie ze het vertellen zo reageert?
Juist van Tomas hoeft het ze niet heel erg te verbazen.
Op andere plekken waar Tomas aan het woord komt is hij altijd degene die er niet zoveel vertrouwen in heeft.
Degene die moeilijke vragen stelt.
Of die een beetje cynisch reageert.
Maar wat zou het met ze doen dat Tomas zegt:
ik geloof het pas als ik het met mijn eigen ogen gezien heb!
Het was misschien wel een hele domper op hun blijdschap!
Hij is de eerste met wie ze het delen, en hij gelooft ze niet.
Terwijl Tomas zelf Jezus zó goed gekend had.
Dat is wel een spannende vraag:
Wat doet het met óns als mensen om ons heen niet geloven?
Ik heb verschillende mensen bijvoorbeeld wel eens horen zeggen:
Ik vind het best wel moeilijk dat mijn kinderen niet meer geloven,
Dat ze er niks meer mee doen.
Niet alleen maar voor hen:
Het maakt bijna dat ik zélf ga twijfelen of het allemaal wel waar is.
Doordat zij er niks meer mee doen,
vind ik het soms zelf moeilijker om te blijven geloven.
Ergens ben ik heel blij dat Tomas in de Bijbel staat.
Tomas, die het niet meteen gelooft!
Dat laat zien dat in de tijd van de Bijbel mensen helemaal niet zo anders waren dan nu!
Ze waren echt niet veel goedgeloviger dan nu.
Er waren in de tijd van de Bijbel ook mensen die kritisch konden zijn.
Mensen zoals Tomas, die zegt: ik geloof het pas als ik het met mijn eigen ogen zie!
Je zou bijna vergeten, als je leest wat Tomas zegt,
Dat heel kort daarvoor de andere leerlingen het zelf ook nog lastig vonden.
Het is echt niet zo gek, hoe Tomas reageert.
Ook al reageert hij misschien wel wat kort, wat bot.
Ik denk dat wij van dit Bijbelverhaal verschillende dingen kunnen leren.
Als eerste mag blijven staan dat de leerlingen iets moois hebben om te delen!
Zij mogen best blij zijn!
Ook al kan Tomas daar nog niet in delen.
Ze hoeven niet te gaan twijfelen aan wat ze zelf hebben gezien,
Aan wat ze zelf hebben ervaren.
Zij hebben Jezus gezien!
Zij geloven dat Hij de Heer is!
Als mensen om ons heen niet geloven, dan kan het best wel eens kwetsbaar voelen om zelf wel te blijven geloven.
Collega’s, of vrienden, of familieleden.
Of als je naar Arjan Lubach kijkt, en die een keer heel lacherig doet over christenen.
Misschien denk je dan wel eens: is het allemaal wel echt waar?
Is het niet toch een beetje gek, om in God te geloven?
Wat als ik het bij het verkeerde eind heb?
Die vragen mogen echt wel blijven staan, maar ik zou zeggen:
Je hoeft je er niet door uit het veld te laten slaan,
Als mensen om je heen niet geloven,
Of het niet mee kunnen maken.
Ik geloof dat wij een heel mooi geloof hebben.
En dat we daar ook best wel voor mogen staan!
Wij geloven in een God, die de hemel achter zich liet,
Die mens werd, die zijn leven voor ons gaf,
Die ons ziet, die van ons houdt.
Dat is geen geloof om je voor te schamen.
Het is een geloof dat ontzettend mooi is,
En dat het waard is om voor uit te komen!
Ook al voelt dat wel eens kwetsbaar, of spannend.
Een geloof dat het zelfs waard is om te delen.
Het tweede wat ik heel mooi vind ik dit gedeelte,
is dat Tomas zégt dat hij het niet gelooft,
Maar dat hij wel bij de anderen blijft.
Hij zegt dat hij het pas wil geloven als hij het met zijn eigen ogen ziet.
Hij gelooft het niet,
Maar toch blijft hij wachten, met de anderen, tot Jezus weer verschijnt.
En dat is pas een week later!
Best een hele tijd, als je daarover nadenkt!
Misschien dat Tomas helemaal niet zo zeker was van zijn zaak als het aan de buitenkant leek.
Of dat hij hoopte dat Jezus zich ook aan hem zou laten zien.
En de anderen geven hem die ruimte.
Hij is welkom om te blijven.
Het derde dat ik heel mooi vind,
is dat het niet de leerlingen zijn die Tomas ervan overtuigen dat Jezus weer leeft.
De leerlingen getuigen van wat ze hebben gezien.
Ze delen met Tomas dat zij Jezus hebben ontmoet.
Ze delen hun blijdschap met Tomas!
Maar ze kunnen hem niet overhalen.
Het is Jezus zelf die zich uiteindelijk aan Tomas laat zien!
Dat mag ons ontspanning geven, denk ik.
Ook al wil je iemand misschien heel graag overtuigen,
Uiteindelijk kán je dat niet.
Je kunt alleen maar gétuigen. Je kan alleen maar delen.
Misschien dat we dát best eens vaker zouden mogen doen met elkaar.
Dat we met elkaar delen waarom wij geloven in God.
Wat voor ons maakt dat wij zeggen: ik geloof!
Het is soms best wel spannend om daar woorden aan te geven.
Maar je kan elkaar er ook heel erg mee bemoedigen!
Je kan elkaar alleen niet overhalen om te gaan geloven.
Jezus laat zich aan Tomas zien.
Hij zegt: hier, zie de gaten in mijn handen,
Voel de wond in mijn zij.
En dán zegt Tomas ook:
Mijn Heer, mijn God!
Wij hoeven God niet te verdedigen,
En we hoeven mensen niet te overtuigen dat Hij er is.
Want als wij geloven dat God er ís,
Dan mogen we ook geloven dat Hij zich aan mensen laat zien, laat kennen.
“Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.”
Dat zijn de laatste woorden die Jezus tegen Tomas zegt.
En hij zegt dat niet als een beschuldiging,
alsof Tomas wél meteen had moeten geloven.
Denk je eens in dat Johannes dit jaren later opschrijft,
Als hij hier aan terugdenkt, aan dat Jezus deze woorden zegt.
Johannes heeft het gezien, hij wil het delen met anderen.
Maar hij weet ook dat heel veel mensen die hij kent, die geloven, Jezus níet hebben gezien.
Hem niet meer hebben gekend.
Dat ze het moeten doen met de verhalen van mensen die Jezus wél hebben gezien.
Net als wij, eigenlijk.
Johannes kiest ervoor om deze woorden van Jezus op te schrijven,
Als een bemoediging.
Geloven ís niet altijd makkelijk.
Misschien zou jij ook, net als Tomas, Jezus wel echt willen zien.
De gaten in zijn handen willen voelen, de wond in zijn zij.
Voor Tomas is het makkelijk om te geloven.
Hij heeft Jezus gezien.
Maar je bent gelukkig, zegt Jezus, als je níet ziet, en toch gelooft.
Als je ervoor kiest, ook al wéét je het niet,
Om te vertrouwen dat God er is.
Dat Jezus de levende is.
Daarom heb ik deze woorden opgeschreven, zegt Johannes.
Jullie kunnen Jezus niet zien.
Maar ik hoop dat jullie mij geloven als ik jullie vertel dat Hij is opgestaan.
Dat ik hem wél heb gezien.
Johannes gunt het de mensen om hem heen, hij gunt het ons,
dat wij het ook mogen geloven.
Want als je het gelooft, ontvang je leven, door zijn naam, zegt Johannes.
Ook al heb je Jezus niet zelf gezien,
De wonden in zijn handen niet zelf aangeraakt:
Het is het waard om in Hem te geloven.
Amen.