Loslaten (doopdienst)
Teksten: Jesaja 49:14-17; Lukas 2:40-52
Hier kun je de dienst terugkijken
Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Ik kom uit een redelijk groot gezin.
Mijn ouders hebben vijf kinderen.
En zelf ben ik de één-na-oudste.
Ik heb een oudere zus, een jongere zus en twee jongere broers.
En een voordeel aan één van de oudsten zijn,
is dat je het opgroeien van je jongere broers of zussen heel bewust meemaakt.
Een voordeel voor mij, maar niet altijd voor hen 😉
Zo weet ik nog heel erg goed dat mijn zusje en ik mijn vader een keer moesten helpen in de tuin, op een zaterdag.
Onder protest natuurlijk, want ik wilde veel liever computeren.
Wij hard aan het werk in de tuin, mijn moeder hard aan het werk in huis.
En mijn broertje was in de woonkamer.
De voordeur stond open.
Op een gegeven moment waren we toe aan de koffie.
En opeens zei mijn moeder: waar is Martin?
Dat is mijn jongste broertje.
Hij kroop net hier binnen rond.
Is hij niet bij jou, zei ze tegen mijn vader.
Nee, wij waren buiten.
En zij gauw zoeken, in het huis.
En al heel snel bleek dat hij niet in huis was.
Dus mijn vader rende naar buiten, en ging daar zoeken.
Ik vind het nog steeds knap hoe snel hij hem had gevonden.
In de verte hoorde hij namelijk auto’s toeteren.
Dus instinctief ging hij daar naartoe, zo snel als hij kon.
En daar aangekomen zag hij mijn broertje zitten.
Midden op de weg, op de rotonde in het dorp.
Best een eind bij ons huis vandaan.
Een rij auto’s ervoor.
Wat was het een opluchting dat ze hem gevonden hadden!
Maar mijn ouders waren not amused.
Ze waren allebei enorm geschrokken.
En dat kan je je heel goed voorstellen!
Precies zó moeten Jozef en Maria zich ook gevoeld hebben.
Jezus was wel een heel stuk ouder dan mijn broertje. Hij was al twaalf jaar.
Maar als je kind ineens kwijt blijkt te zijn, dan slaan alle stoppen door.
Jozef en Maria waren de hele dag in de veronderstelling geweest dat hun zoon wel bij familieleden zou zijn.
Zo ging dat in die tijd. Je had geen telefoon.
En je gezin, dat was niet alleen je ouders, en jij,
dat waren ook je oom en tante, neefjes en nichtjes, buurman en buurvrouw.
Een extended family. Een uitgebreid huishouden.
Dus het was heel normaal dat Jezus ergens met één van hen meeliep.
Na een hele dag lopen gingen ze eens rondvragen.
Is Jezus bij jou? Nee?
Oh, dan kijk ik wel even bij hen, dan zal hij daar wel zijn. Ook niet?
Eerst een wat ongerust gevoel.
En toen ze hem nergens konden vinden, begon de paniek toe te slaan.
Als Jezus niet bij één van hun familieleden of vrienden was, waar was hij dan wel?
Het idee dat je kind van twaalf bij mensen loopt die je kent,
is een heel ander idee dan dat je kind van twaalf alleen door een stad als Jeruzalem struint.
Een gevaarlijke plek, vol met donkere steegjes,
met vreemde mensen, soldaten en handelaren.
Geen politiekantoor, waar Jezus naartoe gebracht kon zijn.
Hij stond er helemaal alleen voor.
Je kan en wil je niet je voorstellen hoe Jozef en Maria zich voelden,
toen ze drie dagen lang door Jeruzalem renden en Jezus nergens konden vinden!
Ik denk dat ze, na die drie dagen, ontzettend bang waren óf ze hem nog wel zouden vinden.
Misschien was dat ze naar de tempel gingen, wel omdat ze ten einde raad waren.
En dachten: laten we bidden of we hem weer terug mogen zien.
Kan je je íets voorstellen bij de opluchting, én de boosheid,
toen ze Jezus daar vonden!
Na drie dagen, hè?
Daar zit Jezus. Omringd door Joodse leraren, met wie hij in gesprek is.
Ze zijn diep onder de indruk van zijn vragen, en van de dingen die hij zegt.
Maar Maria is niet onder de indruk, als ze Jezus eindelijk weer heeft gevonden.
Bij Maria is er een mengeling van boosheid en opluchting.
Boos, omdat ze ontzettend is geschrokken.
Ze zegt: Je vader en ik waren zo bang!
Hoe kon jij óns dit aandoen?
Doe eens even normaal!
En laten we eerlijk zijn: een jongen van twaalf is geen kind van twee.
Een jongen van twaalf, die had beter moeten weten.
Misschien kijken er nu ook wel twaalfjarigen naar de dienst.
Wat vind jij?
Ben jij al oud genoeg om je eigen keuzes te maken?
Kijk je ouders eens aan, wat vinden die?
Ik zal je zeggen: Jezus was dat officieel al wel.
Volgens de gebruiken in zijn tijd en cultuur.
Als je twaalf was, dan was je oud genoeg om hardop in de synagoge voor te lezen uit de Torah, de eerste vijf boeken van de Bijbel.
Volgens de Joodse cultuur was Jezus dus eigenlijk al volwassen.
Oud genoeg om zijn eigen keuzes te maken.
Oud genoeg om niet altijd naar zijn ouders te hoeven luisteren!
Oei..
Jezus als kind dat door zijn ouders is kwijtgeraakt,
Dat klinkt toch heel anders dan Jezus als opstandige puber!
Maar voor Jezus was dít dus blijkbaar dé plek waar hij moest zijn.
De tempel. Het huis van God.
Stel je eens voor, als je twaalf jaar bent, dat je ouders jou niet konden vinden.
Waar zouden ze je dan zoeken?
Bij je vrienden, of op je sportclub.
En stel je voor, dat als ze je zouden vinden, dat je dan in de kerk was!
En dat je tegen ze zei: maar dát is voor mij de place to be.
Dé plek waar ik moet zijn.
Ik denk dat je ouders even niet zouden weten wat ze moesten zeggen.
Nou heeft Lukas, die dit verhaal heeft opgeschreven,
het heel bewust zo opgeschreven als het er staat.
Jezus zegt: jullie hadden toch kunnen weten dat ik in het huis van mijn Vader was.
In het huis van God.
Ik denk dat Jozef en Maria met de handen in het haar stonden,
toen Jezus dat tegen ze zei.
Wat moesten ze met hem?
Met een kind, dat zulke dingen doet, en zulke dingen zegt?
Voor hen moet het helemaal niet makkelijk geweest zijn.
En toch wel een bevestiging van wat de engel tegen Maria en Jozef had gezegd, voordat Jezus werd geboren:
Jullie kind zal de zoon van de allerhoogste God genoemd worden.
Maria hoort Jezus dit zeggen,
“Ik was in het huis van mijn Vader”,
En die woorden blijven bij haar hangen.
Ze sluit de woorden die ze hoort in haar hart.
Misschien was Maria het zelf wel die jaren later dit verhaal aan anderen vertelde.
Dat ze als moeder niet altijd begrepen had wat die woorden betekenden.
Maar dat ze door de jaren heen steeds meer voor haar waren gaan leven.
Ik was in het huis van mijn Vader.
Jullie kind zal de zoon van de allerhoogste God genoemd worden.
Het is wel mooi om juist vandaag dit verhaal te lezen,
Nu we Jolinde mogen dopen.
Want nu is Jolinde nog heel klein, en lief,
Maar op een dag wordt zij ook een opstandige puber.
Als ik haar ouders een beetje ken.. :p
Nee hoor, grapje.
Maar op een dag gaat zij wel haar eigen weg moeten vinden.
We hebben het daarover gehad.
Het moeilijkste aan een kind opvoeden,
is misschien wel dat je het op den duur steeds meer los moet laten.
Als het zo’n klein kindje is, is ze helemaal van jou afhankelijk.
Maar door de jaren heen zál ze steeds meer haar eigen keuzes gaan maken.
Nou is het heel mooi wat jullie zeiden over de doop:
Je kind laten dopen, ís eigenlijk óók al een klein beetje je kind loslaten.
Henk moest denken aan het verhaal van Hannah,
Hannah, die bad om een kindje,
en toen ze een kindje kreeg, bracht ze hem, als dank,
al op hele jonge leeftijd naar de tempel van God.
Ze droeg hem op aan God.
Ze wist: dit kind heb ik gekregen,
het is een geschenk van God,
En juist daarom mag ik het ook weer uit handen geven.
Zoals Jozef en Maria op den duur Jezus uit handen moesten geven.
Ze moesten de controle los leren laten.
Erop vertrouwen dat hij zijn weg met God zou vinden.
Dat is niet altijd makkelijk.
Zeker niet als je kind andere keuzes maakt dan jij zou willen.
Je moet dan ook niet onderschatten wat je je kind wél mee kan geven.
Liefde. Geborgenheid. Een veilig thuis. Dat zijn zulke belangrijke dingen!
En ook je geloof!
Dat mag je ze ook meegeven.
Als ik voor mezelf spreek:
Ik ben nou dominee.
En mijn ouders zijn ook mensen die geloven, en naar de kerk gaan.
Het geloof was er altijd.
Maar er werd niet zoveel over gesproken bij ons thuis.
Er werd wel gebeden voor het eten,
Here, zegen deze spijze, amen.
Dat ken je misschien wel.
Maar toen ik een jaar of twintig was,
hoorde ik van vrienden dat ze thuis ook wel eens hardop met elkaar baden.
En dan was ik best wel eens jaloers.
Dat hadden wij nooit gedaan!
Maar later had ik eens een heel mooi gesprek met mijn moeder.
Ze zei tegen mij: wist je dat ik elke avond voor je bid?
Dat vond ik heel bijzonder, dat ze dat zei.
Mijn ouders zijn misschien geen mensen van heel veel woorden.
Maar ze hebben wel elke dag hun geloof voorgeleefd.
Ze hebben het aan ons meegegeven.
En ze hebben voor ons gebeden.
Daar ben ik heel dankbaar voor.
Ze hebben ons ook laten dopen. Heel bewust.
Ik heb daar nog een casettebandje van.
Misschien hebben jouw ouders daar ook nog wel iets van.
Een opname, of foto’s, of je doopjurk.
Vraag ze daar maar eens naar!
Dat is best wel bijzonder om te hebben!
Want als je zo klein bent, zoals Jolinde,
dan krijg je er zelf nog maar heel weinig van mee.
En toch is een klein kind dopen wel heel mooi om te doen.
Want er zit ook iets heel moois in,
dat je al gedoopt wordt, voordat je je daar bewust van bent.
Het betekent je al bij God mag horen,
Zelfs al heb je daar zelf nog niks voor gedaan!
Soms zeggen ouders wel: ik laat mijn kind zelf kiezen.
Ik wil het niks opleggen.
En dat is best begrijpelijk.
Er zit ook iets heel moois in dat jij zelf kan kiezen voor God.
Maar er zit ook iets heel moois in, dat God eerst voor jou kiest,
Al heel lang voordat jij voor Hem kan kiezen.
Net zoals Jezus al aan het kruis gestorven is,
Al voordat jij er was.
Dat staat ook letterlijk zo in de Bijbel:
God had ons al lief, voordat wij Hem liefhadden.
God hield al van ons, voordat wij van Hem hielden.
En als ouders is het ook heel mooi om je kind te laten dopen.
Want je wéét dat je kind op den duur haar eigen weg moet vinden.
Dat je het op een dag ook weer los moet laten.
Als je je kind laat dopen, dan is dat een belofte van jou aan God,
Dat je je kind je geloof voor zult leven, dat je voor je kind zal bidden.
Maar nog veel meer dan dat is het een belofte van God aan jou.
Jouw kind hoort bij mij.
Ik laat jouw kind niet los.
Ook niet als jij het op een dag wel los moet laten.
Ik ga met haar mee.
Haar naam staat in mijn handpalm gegrift.
Jacoline zei heel mooi:
Als je gedoopt wordt,
Word je deel van Gods volk,
Dan hoor je bij Gods mensen.
Dat voelt heel spannend, heel groot,
Maar… dat is ook zo!
Het is een belofte die God aan jou doet.
Zoals zo mooi staat in die tekst uit Jesaja.
Een moeder zou haar kind nooit vergeten.
Maar zelfs al zóu zij het vergeten,
Ik vergeet jou nooit.
Daar is de doop een teken van.
En dan maakt het niets uit door wie je gedoopt bent,
Of dat je gedoopt bent in een dienst speciaal voor jou,
Of met 100 kinderen tegelijk,
Dat je als klein kind gedoopt bent, of als volwassene.
Jouw naam staat geschreven in de palm van Gods hand.
Hij laat jou niet los.
Hij houdt van jou.
Amen.