Preken

Geloof en twijfel

Tekst: Jakobus 1:1-8

Hier kun je de dienst terugkijken

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

Keuzes en twijfels.
Die twee hebben – volgens mij – alles met elkaar te maken.
Het begint al als je ’s ochtends wakker wordt, en voor de spiegel staat, en denkt:
Wat voor kleren zal ik vandaag eens aandoen?
Iets moois? Iets makkelijks? Wat past goed bij elkaar?

En dan: wat doe ik op mijn brood?
Pak ik de auto of pak ik de fiets?

Dat zijn allemaal kleine keuzemomenten.
Daar wil je natuurlijk niet te lang over twijfelen.

Ja komt ook voor gróte keuzes te staan.
Daar kun je wel je twijfels over hebben.
Wat voor opleiding wil ik gaan doen?
Wil ik echt met hem of haar mijn leven verder gaan?
Voel ik me op mijn plek bij dit werk?
Eerder met pensioen, of toch nog een tijd doorgaan?
Of wat minder werken?

Het is heel logisch om te twijfelen bij zulke grote keuzes.
Ik zie het een beetje als wikken en wegen.
Je weegt de voors en de tegens tegen elkaar af,
En dan maak je een keuze.

Maar.. twijfels kunnen je ook flink in de weg gaan zitten.
Ze kunnen zo groot worden, dat ze je tegenhouden.
Kan ik dit wel? Mag dit wel?
Word ik hier wel gelukkig van?
Allemaal goede vragen.
Want soms is het heel terecht om te twijfelen!
Om ergens goed over na te denken, voor je het doet.
Maar.. twijfels kunnen je ook in de weg gaan zitten om keuzes te kunnen maken.
Je mag naar je twijfels luisteren.
Het is gezond om te twijfelen.
Maar moet je je door je twijfels laten overheersen?
Uiteindelijk zet je vaak ook gewoon een stap in vertrouwen,
ook al weet je nog niet helemaal hoe het gaat lopen.

Geloof en twijfels.
Die twee hebben ook veel met elkaar te maken.
Geloven is hopen op dingen die je niet kunt zien.
Geloven ís vertrouwen.

Als jij een relatie met iemand aangaat, dan doe je dat in vertrouwen.
Je vertrouwt je aan een ander toe.
Dat doe je niet zomaar.
Dan geef je ruimte aan alle vragen die je van tevoren hebt.
Maar op een gegeven moment zeg je: ik wil voor jou gaan.
En dan ga je niet steeds weer twijfelen aan de keuze die je hebt gemaakt.
Je geeft je over, als het ware.
Als je dat niet doet, krijg je het heel moeilijk samen.
Je wilt weten dat je op elkaar kunt bouwen.

Met geloof is dat niet zo heel anders.
Met God is dat niet zo heel anders.
Geloven is jezelf toevertrouwen aan God.
Vertrouwen dat Hij aanwezig is in je leven.
Vertrouwen dat God goed is.
Dat Hij het goed met je voor heeft.

Alleen dan met dit verschil: je man of vrouw, je vriend of vriendin, kan je zien.
Maar God niet.
En dat maakt geloven soms best heel lastig.
Misschien heb je wel momenten gehad in je leven dat je dacht:
Nu merk ik iets van God.
Nu ervaar ik iets van God. Nu wéét ik dat God er is.

Als je door de natuur wandelt, en onder de indruk bent alle pracht om je heen.
Of tijdens een mooie kerkdienst, een preek die je raakt, of een tekst uit de Bijbel.
Of als je een lied hoort, dat precies is wat je op dat moment nodig hebt.
Of in contact met andere mensen.
Of soms zelfs als je iets moeilijks meemaakt,
en op dat moment mag merken dat je er niet alleen voor staat.

Maar je zult ongetwijfeld ook wel momenten hebben, dat je denkt:
Ik merk heel weinig van God.
Nu kan ik het even niet zien.
Het lijkt wel of er radiostilte is.
Is God er eigenlijk wel?

En dat kan nog versterkt worden als het in jouw omgeving helemaal niet vanzelfsprekend is om te geloven.
Laten we eerlijk zijn:
Wij zijn in de minderheid, als christenen, als mensen die in God, in Jezus geloven.

Een groot deel van de samenleving heeft maar weinig met God.
En een groot deel zit er een beetje tussenin,
Mensen die wel geloven dat er meer is, maar die niet zo goed weten wat dan.
Maar er zijn ook mensen die geloven maar een beetje achterlijk vinden.
Als iets van vroeger. Iets doms.
Je gelooft in sprookjes.

Dat gevoel kan je ook wel overvallen als je zelf wél gelooft.
Ís het allemaal wel echt zo?
Is het geen projectie? Geen wensdenken?

Als jij dan wél gelooft.
En als je dan naar de kerk gaat, of op de computer de diensten volgt,
Maar je merkt dat je, bijvoorbeeld,
maar één van de weinige leeftijdsgenoten bent die geloven,
Of je merkt dat je kinderen er weinig meer mee hebben, weinig meer mee doen,
Dan dóet dat iets met je. Je gaat aan jezelf twijfelen.
Je gaat aan God twijfelen. Alles wat ik van kinds af aan heb meegekregen, en geloofd, is dat wel echt zo?
Misschien is dat zelfs wel de reden dat heel veel van ons het een beetje spannend vinden om over ons geloof te praten:
Het gevoel dat je dan door de mand kan vallen.
Heb je altijd wel goede redenen om te geloven?
Kun je daar wel goede argumenten voor aandragen?
Kan ik de lastige vragen die een ander aan mij stelt,
de lastige vragen die ik zélf misschien wel heb,
Kán ik die wel beantwoorden?

Twijfels. Onzekerheid.
Is dat iets om je voor te schamen?
Is het iets om weg te drukken?
Te doen alsof het er niet is?
Moet je jezelf geloviger voordoen dan je bent?

Of mag je ook acceptéren dat ze er zijn?

Weet je wat Jakobus in zijn brief zegt over dat gevoel,
dat je de enige bent dat je gelooft, dat je er alleen voor staat?
Niet alleen dat je je niet teveel door je twijfels moet laten leiden.
Dat je dan bent als een golf die door de wind alle kanten op geblazen wordt.
Daar begint hij niet mee.

Lees maar eens goed, als je je Bijbel erbij hebt.
Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters,
als u allerlei beproevingen ondergaat.
Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid.
Jakobus schrijft dit aan mensen die vanwege hun geloof op de vlucht zijn,
Gevangen worden gezet, worden gewantrouwd, worden tegengewerkt.
Jakobus zegt: als je daarmee te maken krijgt, dat is dat niet iets om bang voor te zijn.
Als je daar je weg in kunt vinden, kan je geloof sterker worden.
Als je merkt dat je geloof onder druk staat,
dát is het moment waarop het de kans heeft om te groeien.

In die zin leven we in een hele bijzondere tijd.
Onze opa’s en oma’s,
die groeiden op in een tijd dat geloven heel vanzelfsprekend was.
Dat was fijn. Dat maakte het makkelijker om te geloven.

Wij moeten er veel meer bij nadenken.
Voor ons is het veel minder vanzelfsprekend om te blijven geloven.
De makkelijkste weg is om op een gegeven moment de handdoek in de ring te gooien,
en niet meer naar de kerk te gaan,
en niks meer met je geloof te doen.
Dan bloedt het langzaam maar zeker een beetje dood.
Vaak is dat niet eens een bewúste keuze.

Wél blijven geloven, er wél iets mee blijven doen, dát is nu een bewuste keuze.
Dat is tegen de stroom in zwemmen.
Dat is het gevaar lopen dat je een beetje raar gevonden wordt door je omgeving,
Al zijn wij daar vaak zelf nog het meeste bang voor,
Ik denk dat dat in de praktijk vaak nog best wel meevalt.
Mensen hebben er meer respect voor dan je geneigd bent te denken.

En Jakobus zou zeggen: dat is iets om blij van te worden.
En waarom?
Daar kan je geloof van groeien.
Je maakt in deze tijd een bewuste keuze om met God bezig te blijven.
Niet op de automatische piloot.
Je moet een reden hebben om te blijven geloven.
Om met blijdschap naar de kerk te blijven gaan.

Stel: je wil een eind gaan wandelen.
Als het buiten lekker weer is, dan is dat heerlijk.
Maar als het koud en grijs is, dan heb je er geen zin in.
En als je dan de deur open doet, en de koude wind waait je tegemoet,
Dan heb je bijna de neiging om je huis weer in te gaan.

Maar dán doorzetten, dat geeft blijdschap.
Dat geeft een goed gevoel!
Want als je eenmaal gewend bent, kan het nog een heerlijke wandeling zijn,
En voel je je hartstikke lekker als je weer thuis bent.

Die blijdschap mag je ook voelen,
als je, ondanks je twijfels, ondanks je onzekerheid die je wel eens voelt,
Ondanks wat mensen om je heen van je vinden,
Toch bezig blijft om God te zoeken.
Het maakt je geloof dieper.
Het gáát ergens over.

Jakobus zegt ook:
Je mag bidden om wijsheid.
Want God zal het geven,
zonder voorbehoud, en zonder verwijt.

Misschien voel je je er wel schuldig over dat je twijfels hebt.
Ik merk het wel eens aan mezelf,
dat ik een beetje boos word op mezelf als ik twijfels heb.
Of dat ik het weg probeer te drukken. Of denk: dat is niet goed.
C.S. Lewis, een christelijke schrijver, zei eens:
Toen ik nog atheïst was, twijfelde ik elke dag of er niet tóch een God zou zijn.
Nu ik christen ben, twijfel ik elke dag of God er wel echt is.

Twijfelen hoort bij geloven.
Je zíet het niet.
Je weet het niet zeker, of God er is.
Je moet er maar op vertrouwen.

En je kunt hele goede redenen hebben om daarop te vertrouwen.
Het is echt niet vreemd om te geloven.
Ik geloof écht dat God er is,
Al is het maar door hoe ik onder de indruk ben van Jezus.
Van wat Hij voor ons heeft gedaan. Voor mij.
Maar toch blijven die twijfels er.
En soms durf ik dat nauwelijks hardop te zeggen: ik geloof in God.
Omdat ik het niet altijd vóel.
Maar God neemt dat mij niet kwalijk.
En jou ook niet, als je dat niet altijd voelt.
Wij denken soms over God zoals we denken over andere mensen:
Hij zal het me wel verwijten als ik twijfel.
Maar zo zit God niet in elkaar, zegt Jakobus.
Dat is belangrijk, om daar aan vast te houden:
God is goed.
God is te vertrouwen.
God rekent het ons niet aan als we twijfels hebben.

God heeft zoveel ruimte voor onze twijfels, en onze vragen.
Kijk maar eens naar al die Psalmen, waarin gezegd wordt:
waar bent U?
Waarom doet U dit mij aan?
Ik zie u niet.
Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?
Woorden uit een Psalm.
Woorden die Jezus zelf uitsprak toen hij aan het kruis hing.

Je mag God om hulp vragen, want hij begrijpt je beter dan je denkt.
Ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp.

Maar hoe zit dat dan met dat laatste vers?
Twijfelaars zijn als de golven in zee,
die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen.
Wie zo aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet,
moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen.

Scherpe woorden van Jakobus.
Ik zei daarstraks al:
Twijfels kunnen je ook in de weg zitten.
Het gaat er niet om dat je geen twijfels mág hebben.
Het gaat erom wat je d’rmee dóet.

Ik geloof in God.
Ik geloof dat God goed is.
Dat Hij van mij en van jou houdt.
Maar ik voel dat niet altijd.
Ik kan daar zelf ook wel aan twijfelen.
Met twijfels is niets mis.

Maar wel als ik me door die twijfels laat gijzelen.
Als ik elke keer bang ben, als ik even niets voel:
Zou God er wel echt zijn?
Zou Hij wel echt van me houden?
Of als ik elke keer als iemand anders tegen mij zei:
het zijn maar sprookjes,
ik daardoor helemaal van slag zou zijn.

Niet dat het je niet mag raken, of niet onzeker mag maken.
En ook niet dat je je twijfels geen ruimte moet geven.
Integendeel: heb het er vooral over, met elkaar!
Want je kan elkaar verder helpen.
Je kan elkaar bemoedigen.
Soms al door allebei te erkennen dat je twijfels hebt.
Je hebt niet altijd een antwoord.

Maar je mag ook staan voor je geloof in God.
Je mag zeggen: ik schaam me er niet voor.
Je mag kiezen: zelfs al vóel ik nu even niets,
Zelfs al voel ik me er wel eens onzeker over,
Ik blijf toch gewoon doorgaan met geloven.
Ik wil gewoon vertrouwen dát God er is.
Ik wil gewoon vertrouwen dat Hij het goed met mij voorheeft.
Ik ga daar niet elke keer als ik het niet voel, aan twijfelen.

Je geloof hoeft ook geen systeem van zekerheden te zijn.
Dat je van alles precies weet hoe het zit.
Ik had een docent, een statige man met een mooie baard, die zei:
Als ik één waarheid op mijn hand mocht schrijven, dan schreef ik: Jezus.
Dat was genoeg voor hem.
Meer heb je niet nodig.
Maar aan die waarheid mag je je wel vasthouden.
Met vreugde.
Met blijdschap.

En als je dan met tegenslag te maken krijgt, met tegenwind,
Als je je onzeker voelt,
Mag je God best om hulp vragen.
En die zal Hij je geven.
Hij laat je niet zakken.
Je staat er niet alleen voor.

Want twijfelen en geloven horen bij elkaar.

Maar soms is het ook gewoon een keuze:

God, ook al zegt de hele wereld dat het anders is,
Elk TV-programma, al mijn klasgenoten of collega’s, mijn kinderen, elk nieuwsbericht, elke film of serie op Netflix waarin er lacherig over wordt gedaan,
En ook al voel ik het soms even niet, of een hele tijd niet,
Ik kíes ervoor om te vertrouwen dat U er bent.
Dat U goed bent.

Want daar eindigen al die Psalmen ook mee,
waarin mensen hun twijfels uiten naar God.
Met een geloofsbelijdenis:
God, U bent er.
Ik dank U dat U goed bent.

Ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *