Preken

Kunnen jullie de beker drinken?

Teksten: Jesaja 51:17; Matteüs 20:17-28

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

Op 10 januari van dit jaar werd – na een uitzonderlijk lange formatieperiode – het nieuwe kabinet beëdigd.
En als een kabinet wordt beëdigd, dan wordt er een bordesfoto gemaakt met de nieuwe regering:
De koning, samen met alle ministers.

Dit is de bordesfoto van dit jaar.
Het is heel interessant om naar die foto te kijken.
Die persoon in het midden, die herken je vast wel… Dat is de koning!
En wie staat er links van hem?
Mark Rutte, de minister-president!
Dat is de belangrijkste minister.
En rechts van hem staat Wopke Hoekstra, de minister van Buitenlandse zaken.
Samen met Sigrid Kaag is hij de vicepremier.
Zij vervangen de premier als hij er niet is.
Sigrid Kaag, daar heb je vast ook wel van gehoord. Zij is de minister van Financiën.
Zij staat niet op de foto, want ze had corona toen het kabinet werd beëdigd.
Anders had zíj waarschijnlijk rechts van de koning gestaan.

Maar hoe verder je uit het midden van de foto gaat, hoe mínder bekend de ministers zijn die je daar ziet staan.
Hugo de Jonge ken je ook wel.
En Rob Jetten.
Maar helemaal links staat Liesje Schreinemacher. Zij is minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
En helemaal rechts achterin het hoekje staat Conny Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport.
Die zijn toch minder bekend. Ik kende ze in elk geval nog niet.
Dat zijn minder centrale ministersposten dan de minister van buitenlandse zaken en van financiën.

Hoe dichter bij de koning, hoe belangrijker de ministerspost.
Ze zouden nooit Conny Helder links van de koning hebben gezet, en Liesje Schreinemacher rechts, en Mark Rutte helemaal in het hoekje.
Dat kan je je niet voorstellen.
Deze foto maakt de vraag van die twee leerlingen van Jezus heel beeldend.
Als U straks koning bent,
Mogen wij dan naast u zitten?
De één rechts van u, en de ander links?
De andere leerlingen, die mochten er wel omheen staan.

De moeder van Jakobus en Johannes vraagt dat, dat zijn twee van de meest geliefde leerlingen van Jezus.
Jezus had twaalf leerlingen, maar aan drie van hen vertrouwde hij meer toe dan aan de rest:
Petrus, Jakobus en Johannes.
Alle drie visserszonen.
En die laatste twee waren ook nog eens broers van elkaar.
Zonen van Zebedeüs.
Het lijkt een hele legitieme vraag.
Wij staan dicht bij u, toch?
Dat zal straks toch ook nog zo zijn?
U zult ons toch niet vergeten?
Als u in Jeruzalem bent, en tot koning gekroond wordt?

Want dát was wat zij dachten dat er stond te gebeuren.
Ook al heeft Jezus keer op keer geprobeerd om zijn leerlingen te waarschuwen!
Het gaat anders lopen dan jullie denken.
We zijn niet op weg naar een grote overwinning.
Mijn troon is een kruis.
Ik zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de Schriftgeleerden,
die me ter dood zullen veroordelen.
Ze zullen me uitleveren, bespotten, geselen en kruisigen.

Het is altijd verbazingwekkend om deze verhalen te lezen, als je weet wát er staat te gebeuren.
Dat, waar Jezus zijn leerlingen voor probeert te waarschuwen,
ook écht op het punt staat te gebeuren.

Het líjkt wel alsof dat niet landt bij zijn leerlingen.
Alsof zij het gevoel hebben dat het maar iets is wat hij zegt,
Maar dat het in werkelijkheid heel anders zal gaan lopen.
Zoals soldaten die op weg zijn naar een slagveld.
Wij gaan deze slag wel even winnen!
En dan komen ze aan, en dan blijkt dat de werkelijkheid heel anders, veel harder is dan ze zich hadden voorgesteld.

Voor ons is het ook weer makkelijk om dat achteraf te veroordelen.
Wie weet hoe wij erbij hadden gelopen.
Wat wij op dat moment hadden gezegd, of gedaan, of gedacht.
Onder de indruk van al die wonderen die Jezus deed.
Het besef was bij ze geland dat Hij echt wel eens de Zoon van God kon zijn.
Zou het dan écht zo slecht met hem aflopen?
Dat konden ze zich niet voorstellen!
Dat zou Jezus toch niet laten gebeuren?
Dat zou God toch niet laten gebeuren?

Jezus spreekt niet in de ik-persoon, maar hij heeft het steeds over de ‘Mensenzoon’.
De Mensenzoon moet lijden en sterven.
De Mensenzoon zal weer opstaan uit de dood.

Dat is voor zijn leerlingen ook weer een bevestiging dat hij een koning is.
Want de Mensenzoon is een titel,
die wordt gebruikt in een visioen uit het boek Daniël.
Het is iemand die van God koninklijke macht ontvangt.

Misschien is het dus wel dát woord dat vooral bij de leerlingen van Jezus blijft hangen.
De Mensenzoon. Een koning.
En hoe kan een koning nou moeten lijden, en sterven?

Dus meteen na die waarschuwing komen Jakobus en Johannes bij Jezus, met hun moeder.
Mogen mijn kinderen naast u zitten als U koning wordt?
De één rechts van u, en de ander links?

Ze registreren gewoon niet wat Jezus heeft geprobeerd te zeggen.
Ze denken steeds weer dat het een soort beeldtaal is,
voor de overwinning die hij gaat behalen.
Zij denken: als wij nu aan Jezus laten zien dat wij in hem geloven, dat we achter hem staan,
Dan weet hij wat hij aan ons heeft!
Dat hij op ons kan bouwen.
Dat wij het waard zijn om naast hem te staan als hij straks koning wordt.

Maar ze hebben geen idee wat het écht is dat Jezus op het punt staat om te doen.
Wat wij wel weten dat er staat te gebeuren.
Wat het is dat ze aan hem vragen.

Het moment waarop Jezus tot koning benoemd wordt,
Is als er boven zijn kruis een bordje komt te hangen:
Dit is de koning van de Joden.
Ze kúnnen en ze zúllen op dat moment niet naast hem staan.
Ze zullen allemaal weggevlucht zijn.

“Jullie weten niet wat je vraagt.
Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken?”
Jakobus en Johannes weten niet goed wat ze daarop moeten antwoorden.
Wat bedoelt Jezus daarmee?
Wij zijn u toch trouw?
Wij blijven toch naast u staan?

Die beker, dat is een beeld waarmee Jezus aan ze probeert uit te leggen wat Hij op het punt staat om te doen.
Wat er gaat gebeuren als Hij Jeruzalem binnenkomt.

Dat beeld van de beker komt uit het Oude Testament.
Het komt bij de profeet Jesaja vandaan.
Het beeld van de beker staat voor Gods woede.
Gods boosheid, over al dat onrecht dat mensen elkaar aandoen.
Het onrecht, dat naar hem schreeuwt.
Die beker staat voor dat God dat niet over zijn kant laat gaan,
Maar dat de mensen die dat onrecht doen de beker van Gods woede moeten leegdrinken tot de laatste druppel.
God grijpt in om de gewelddadige en de bloeddorstige, de arrogante, de onderdrukker, te belonen naar hun daden. Een beker van Gods oordeel.
Nou is de vraag voor ons: kúnnen wij daar wel iets mee?
Met Gods oordeel? Met Gods woede?
Kunnen wij iets met een God die oordeelt?

Kún je je voorstellen dat God boos kan zijn?
Een God van liefde?

Je kunt die vraag ook omdraaien:
Kun je je een God voorstellen die níet oordeelt?
Als ik op dit moment het nieuws zie, het onrecht zie wat mensen elkaar zonder reden aandoen.
Dan kan ik me bijna níet voorstellen dat dat God níet zou raken.
Dat God zijn schouders ophaalt bij wat wij elkaar aandoen.
Dát zou ik pas bevreemdend vinden.

Wat de grote schók is van dit gedeelte,
Is niet dat die beker er is.
Dat God reden heeft om boos te zijn.

Wat de schok is van wat Jezus aan zijn leerlingen probeert uit te leggen,
Dat is iets dat voor hen niet te begrijpen is op dat moment.
Want Jezus heeft het erover dat hij zélf die beker leeg gaat drinken.
Die beker van Gods woede.
Terwijl hij niets gedaan heeft.

Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken?

Even later probeert hij precies hetzelfde nog eens uit te leggen,
aan de hand van een ander beeld dat de profeet Jesaja gebruikt.
Het beeld van de lijdende knecht.

Jullie zeggen dat ik een koning word.
Maar het model voor mijn koningschap is dat van de knecht uit Jesaja.
5Om onze zonden werd hij doorboord,
om onze wandaden gebroken.
De straf die hij onderging bracht ons vrede,
zijn striemen gaven ons genezing.
Dat is het model voor mijn koningschap, zegt Jezus:
Niet dat van een heerser, maar dat van een dienaar,
die zijn leven geeft als ‘losgeld voor velen’.
‘Losgeld’, dat was in hun wereld het geld dat iemand kon betalen om een slaaf vrij te kopen.
Dat was wat Jezus zou gaan doen.
Hij zegt: ik sta op het punt om mijn leven te geven,
Ik sta op het punt om de beker leeg te drinken.
Ik sta op het punt om jullie schuld,
om de last van alles wat mensen elkaar aandoen,
op mijn eigen schouders te nemen.

Dit hele gedeelte is dus een aankondiging van wat het is dat Jezus op het punt staat om te doen.
Dat hij probeert dat aan zijn leerlingen uit te leggen.

Als zijn leerlingen bezig zijn om, bij wijze van spreken, de kabinetsposten te verdelen,
Dan zegt Jezus:
Beseffen jullie dat ik geen koning ben zoals jullie verwachten?
Dat mij lijden te wachten staat?
Dat ik op het punt sta om mijn leven te geven, voor jullie?

Beseffen jullie wel wat het is om achter mij aan te gaan?
Om écht naast mij te staan, links en rechts van mij?
Dat dat voor jullie ook een weg van lijden kan betekenen.
Geen vooruitzicht om heel erg blij van te worden.

Wij hebben, als we dit verhaal lezen, een heel ander perspectief dan de leerlingen van Jezus.
Wij weten wat Jezus te wachten staat.
In deze veertigtijd leven wij daar zelf naartoe:
Naar witte donderdag, goede vrijdag, en stille zaterdag. En ook naar Pasen!
Wij weten dat Jezus écht op weg is naar een overwinning.
Maar zijn troon is een kruis.
Degenen die links en rechts van hem hangen, zijn misdadigers.

Als wij dit lezen, dan geloven wij dat Jezus die weg voor óns is gegaan.
Om óns vrij te kopen.
En niet alleen voor ons, maar zelfs voor de onderdrukkers, de bloeddorstigen in deze wereld.
Dat is onbegrijpelijk.
Maar dat zegt ook iets over de weg die Jezus gaat.
Over de beker die hij op het punt staat om te drinken.

Over twee weken vieren we het avondmaal, op witte donderdag.
We denken dan aan dat Jezus zijn leerlingen het brood en de wijn aanreikt,
En zegt: neem en eet, dit is mijn lichaam.
Geef deze beker door, dat is mijn bloed, dat voor jullie vergoten wordt.

Zelfs op dat moment zullen de leerlingen nog niet helemaal begrepen hebben wat Jezus bedoelde.
Maar voor ons is dat heel duidelijk.
Jezus dronk de beker leeg van Gods woede, Gods verdriet,
Over het onrecht dat wij mensen elkaar aandoen.
Hij gaf zijn leven als losgeld voor velen.
Zodat hij ons een andere beker aan kan reiken.
Jezus zegt:
jullie hoeven niet de beker van Gods woede te drinken.
Dat zal ik voor jullie doen.
Ik reik jullie een andere beker aan. Ik reik jullie vergeving aan.
Door mijn striemen worden jullie genezen.
Ik geef mijn leven, om jullie vrij te kopen.

Wat deze tekst doet, is dat het aan ons zelf een spannende vraag stelt:
wat betekent het voor óns om onszelf volgelingen van Jezus te noemen?

Jullie weten, zegt Jezus, dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken.
Daar zijn genoeg voorbeelden van, door de hele geschiedenis heen, en nu nog steeds.
Zo ís het wel veel gegaan in de geschiedenis.
Zo mag het bij jullie niet gaan.

Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn,
en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn,
Wie op mij wil lijken, wie achter mij aan wil gaan,
Doet dat niet om hogerop te komen,
Niet om je eigen hachje veilig stellen,
niet om te proberen om macht te verkrijgen of te behouden,
zeker niet ten koste van een ander.

Zijn twaalf leerlingen zouden ook allemaal geen gemakkelijk leven hebben.
De meesten van hen zouden zelf later gevangenschap meemaken, of verbanning,
Of op een gewelddadige manier aan hun eind komen.
Jullie zullen de beker drinken die ik moet drinken,
zegt Jezus tegen Jakobus en Johannes.

En toch ging er iets vreugdevols van hen uit.
Want zij hadden in Jezus, iets mooiers gevonden dan alles wat macht en rijkdom ze kon geven.
De liefde van de zoon van God,
Die zijn leven voor hen had gegeven.
Die een dienaar van alle mensen was geworden.

Naast hem staan, hem volgen, is niet heersen, maar dienen.
Maar de beker die hij ons reikt, is niet de beker van Gods woede.
Het is de beker van zijn liefde.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *