Preken

Verwachtingsvol bidden?

Tekst: Jakobus 5:7-18

(Recht voor je uit kijken)
Hé, Karel! Wat leuk om met jou te spreken!
Hoe is het met je?
Ah, mooi om te horen, man!
En met je vrouw, en kinderen?

Hé, ik sta nu in de kerk, en iedereen kijkt naar me,
dus we moeten later even verder bijpraten.
Vind je dat goed?
Okee!
Tot snel!

Jullie zullen wel denken:
Gaat het wel helemaal goed met die dominee? :p
Praat hij zomaar tegen iemand die er niet is?
En hij denkt ook nog eens dat hij antwoord krijgt!
Moeten we misschien een ambulance bellen?

Praten tegen iemand die er niet is.
Of in elk geval: die er niet líjkt te zijn!
Is dat niet hoe veel mensen aankijken tegen bidden?
Je praat in de lege lucht.
Verwacht je nou echt dat er iemand is die je hoort?
Of zelfs iemand die je antwoord geeft?

En toch doen wij het allemaal!
En wij vinden onszelf toch niet gek?
Ja, soms een beetje.

Dat we toch bidden, ondanks dat we niet zeker weten of iemand ons hoort,
dat heeft een reden.
Wat die reden is, daar ga ik het vandaag met jullie over hebben.
Aan de hand van de brief van Jakobus.

Voor ik over die brief vertel, moet ik eerst een misverstand uit de weg helpen:
Want wie is Jakobus nou eigenlijk?
Je zou denken: een van de leerlingen van Jezus.
Je gaat het rijtje af in je hoofd: Petrus, Jakobus, Johannes.
Maar dat is niet deze Jakobus.
Want Jakobus, de leerling van Jezus,
wordt al snel na de opstanding van Jezus opgepakt door koning Herodes.
Die laat hem onthoofden, om de leerlingen van Jezus af te schrikken.

De Jakobus die deze brief heeft geschreven is niet de leerling van Jezus,
Het is een van de broers van Jezus.
Een van de zoons van Maria en Jozef, die na Jezus geboren zijn.

Toen Jezus nog leefde, geloofden zijn broers niet dat hij echt de Messias was.
Maar na zijn kruisiging, en opstanding,
Misschien na de verhalen die hun moeder Maria ze verteld had,
Gingen ze in hem geloven.
En werden ze belangrijke leiders van de kerk.

Je merkt, in hoe Jakobus schrijft, dat hij Jezus goed kende.
Dezelfde radicaliteit klinkt door in wat hij zegt.
En soms komen dingen die Jezus heeft gezegd, letterlijk terug in zijn brief.

Voor Jakobus is de tijd waarin we leven heel belangrijk.
Jakobus verwacht sterk dat Jezus, die naar de Vader is gegaan,
Weer terug zal komen. En alles recht zal zetten.
En voor Jakobus is het woord geduld daarbij heel belangrijk.
Hij gebruikt een mooi voorbeeld: het voorbeeld van een boer:
Die ploegt en zaait, en dan moet hij geduld opbrengen,
en wachten tot de oogst er is.
Hij kan daar niets aan afdoen, en hij kan maar weinig doen om het te bevorderen.
Hij moet gewoon de seizoenen afwachten.
En klaarstaan om te oogsten als de gewassen volgroeid zijn.

Jakobus zegt dat niet zomaar.
Jakobus, die zelf dus een van de leiders is van de vroege kerk,
Schrijft aan christenen die het zwaar hebben.
Ze voelen zich onder druk gezet, door de samenleving om ze heen,
om hun geloof op te geven.
Zelfs zo erg, dat ze zich stil moeten houden, en in het geheim samenkomen.
Want de mensen vinden hen met hun geloof maar vreemd.
Hoe zit dat met die Jezus?
Geloven ze dat hij is opgestaan uit de dood?
Wie gelooft daar nou in?
En de vreemdste geruchten gaan rond:
Bij het avondmaal eten die christenen mensenvlees en drinken ze bloed!

De haat en het wantrouwen tegen christenen zat heel diep,
En groeide alleen maar in het Romeinse rijk.
In de tijd dat Jakobus deze brief schreef,
was keizer Nero aan de macht in Rome.
Hij brandde Rome af, om zijn nieuwe paleis te kunnen bouwen,
en gaf de christenen de schuld daarvan.
Ze werden met velen tegelijk opgepakt, gekruisigd, verbrand, voor de leeuwen gegooid.
Het was een echt moeilijke tijd.

De christenen aan wie Jakobus schrijft horen die verhalen uit Rome,
en ze zijn bang dat hen hetzelfde zal overkomen.
Maar Jakobus laat zich niet gek maken.
Hij steekt de mensen een hart onder de riem.

Kijk naar Job, zegt hij, kijk naar de profeten, wat zij moesten verduren!
En uiteindelijk stonden ze er toch niet alleen voor.
Want God hielp ze.

Eigenlijk zegt Jakobus:
Net als een boer die zaait,
wachten wij geduldig tot de terugkomst van de Heer.
Maar dat Hij nu nog niet terugkomt,
betekent niet dat God ons in de steek laat.
God staat niet op afstand toe te kijken.
Hij is genadig, en barmhartig.
Hij zal ons helpen.
Want wij gaan hem aan het hart.
Daar mogen we ons aan vasthouden.
Dat is de boodschap van Jakobus aan de eerste christenen,
die zoveel door moeten maken.

Aan de andere kant is de toon van Jakobus in zijn brief niet alleen maar bevestigend.
Hij kan ook best confronterend zijn.
Hij geeft duidelijke leefregels aan de mensen aan wie hij schrijft, alsof hij wil zeggen:
dat het Koninkrijk van God eraan komt, maakt ook nu al verschil!
Daar moet je ook nu al naar leven.

Jakobus roept de mensen op om oog te hebben voor een andere werkelijkheid dan de werkelijkheid die je alleen met het blote oog kunt zien.
Want het maakt verschil, of je gelooft dat je er alleen voor staat,
of dat je gelooft dat God bij je is.
Dat maakt uit voor hóe je elke dag leeft.
En voor hoe je in het leven staat.

Zo roept Jakobus de mensen op om hun angst, en de spanning,
over alles wat er op ze af komt, niet op elkaar af te reageren.
Hij roept ze op om, juist nu, mild te zijn naar elkaar.
Als je niet oordeelt over een ander,
zal er ook niet over jou worden geoordeeld, zegt hij.
Oftewel: als je leeft uit genade, moet je ook genadig zijn naar elkaar.
Dat is een thema dat terugkomt in andere delen van zijn brief.
Verhef jezelf niet boven een ander, maar dien elkaar in liefde.
Daarin hoor je de woorden van Jezus doorklinken.

Veel van de dingen die Jezus leerde, die hoor je terug in wat Jakobus zegt.
Ook in wat hij daarna zegt:
Hij roept de mensen op om elkaar de waarheid te zeggen.
Laat je ja ja zijn, en je nee nee.
Het is niet nodig om te zweren als je iets zegt,
zorg gewoon dat je betrouwbaar bent, is zijn boodschap.
Als wij nu in de rechtszaal moeten getuigen, zeg je:
“ik beloof dat ik de waarheid spreek, en niets dan de waarheid”,
Maar Jakobus zegt:
Dat zou eigenlijk niet nodig moeten zijn.
Mensen moeten er van jou op aan kunnen dat je eerlijk bent, en oprecht.

Jakobus spreekt ook over gebed.
Dat is volgens hem iets om serieus te nemen.
Bidden doe je niet alleen maar voor de vorm,
of alleen maar om je hart te luchten.
Als je bidt, dan mag je geloven dat er ook naar je geluisterd wordt.
Ook daarin mag je oog hebben voor een andere werkelijkheid dan die je alleen met het blote oog kunt zien.

Het zag er net vreemd uit, toen ik praatte tegen iemand die er helemaal niet was.

Zo kan het er ook vreemd uitzien, voor iemand die dat niet gewend is,
als die jou ziet bidden.
Waarschijnlijk denkt diegene dat je alleen maar tegen jezelf praat.
Of dat je alleen maar jezelf voor de gek houdt.
Want er ís toch niks?

Maar toch zijn er veel mensen die geloven dat er meer is tussen hemel en aarde.
Dat er íets is.
Best veel mensen doen wel eens een schietgebedje.
Pas las ik een interview met Marco van Basten,
waarin hij vertelde dat hij altijd kort bad voor een spannend moment in een voetbalwedstrijd,
En dat hij ook vaak dankte als het goed ging.

Wij geloven ook dat er ‘iets’ is. Zelfs dat er ‘iemand’ is.
Die naar ons luistert.
Dat die Iemand, die luistert, de God is die wij kennen uit de Bijbel.
En dat maakt een groot verschil.
Of je alleen maar tegen jezelf praat,
of dat je gelooft dat er iemand is die hoort wat je zegt.
En dat het verschil maakt, als je bidt.
Jakobus zegt:
als christenen is bidden een van de belangrijkste dingen die we kunnen doen.
Juist als je het moeilijk hebt.

Als je iets naars meemaakt, bid dan.
Als je blij bent, mag je zingen! Een psalm, een loflied!
Want dat is ook bidden.
Als iemand ziek is, bid voor diegene.
Als er zonden zijn in je leven, dingen waar je in vastloopt,
vertel elkaar erover.
En bid voor vergeving.
Dan zal je vergeven worden.

Heel vaak vragen wij ons af hoe ons geloof betekenis kan krijgen in ons dagelijks leven.
Hoe die andere werkelijkheid, waar wij in geloven,
Waar je zondag in de kerk bij stilstaat,
Deel uit kan gaan maken van jouw gewone leven.
En Jakobus zegt: dat kun je juist doen door te bidden.

Als je iets moeilijk vindt, breng het bij God.
Als je ergens dankbaar voor bent, breng het bij God.
Als je je ergens zorgen over maakt, breng het bij God.
Bid voor elkaar.
In je gemeente.
Bid voor je collega’s.
Bid voor elkaar in je huwelijk, of je relatie, of je gezin.
Voor je familie, en vrienden.

Want bidden is meer dan tegen jezelf praten.
Je mag geloven dat het iets doet.

Jakobus maakt het dan best wel spannend:
Hij zegt dat je zelfs mag bidden om genezing, voor iemand die ziek is.

Dat is iets dat wij niet zo gewend zijn om te doen, in onze kerk.
We bidden wel voor zieken, maar we bidden niet zo snel om genezing.
Wij bidden eerder of God om iemand heen wil staan,
iemand kracht wil geven.

Dat komt doordat ons wereldbeeld is veranderd.
Vroeger zagen de mensen ziekte als iets wat gewoon ontstond.
En wat ook gewoon uit zichzelf over kon gaan.
Nu weten we veel beter hoe het menselijk lichaam werkt.
Als er een infectie is, dan nemen we antibiotica.
Als er een ziekte rondgaat, dan enten we ons in.
We hebben veel meer controle daarover dan vroeger.
En hebben het dus ook minder nodig, om te bidden om genezing.

We zijn bidden om genezing zelfs gaan wantrouwen.
Door opruiende diensten in grote kerken,
waarin de een na de ander wordt genezen van een zere knie,
Maar de mensen met kanker blijven zitten.
Je hoort soms hele vreemde verhalen over gebedsgenezers.
Over manipulatie, en machtsmisbruik.
Of over mensen die zeggen:
alleen als je genoeg geloof hebt, zal je genezen.
Of: als je niet geneest,
dan is er vast een zonde in je leven die je nog niet hebt beleden.
Dat is toch vreselijk!
Er zijn mensen die daar echt aan onderdoor gaan, als dat tegen ze gezegd wordt.

En toch hoor of lees je soms indrukwekkende verhalen,
over mensen voor wie wordt gebeden,
en die ondanks alles tóch genezen.
Ik hoorde een predikant eens vertellen dat er voor hem was gebeden,
toen hij erg ziek was.
Hij had kanker, en er was geen verwachting dat hij nog zou genezen.
Maar hij dacht: baat het niet, dan schaadt het niet.
Alleen, toen hij bij de dokter kwam, was de ziekte uit zijn lijf verdwenen.
Iedereen stond versteld! De dokter, zijn familie.
Hij zelf nog het meest.
Want hij had vrede met dat hij zou overlijden,
en moest nu weer wennen aan het idee dat dat niet zo zou zijn.

En dat is vijftien jaar geleden.
Inmiddels is hij, vorig jaar, alsnog overleden, aan een andere vorm van kanker.
Maar hij heeft toch die vijftien jaar erbij gekregen.
En daarin heeft hij veel bijzondere dingen mogen doen.

Maar toch blijft dat heel kwetsbaar om te vertellen.
Ik vind het zelfs spannend om hierover te preken.
Want je hoort ook zo vaak dat mensen zo graag nog langer zouden blijven leven,
Nog meer tijd met hun gezin, hun familie door zouden brengen,
Maar dat is ze niet gegeven.
Soms nog zulke jonge mensen.
Hoe zit het daar dan mee?
En je kunt de vraag stellen:
Geeft bidden om genezing geen valse hoop,
op het moment dat je eigenlijk voor jezelf in het reine moet komen met dat je ziek bent, en dat er niets meer aan te doen is?

Lastige vragen! Waar ik geen antwoord op heb.
Maar tegelijk kun je je ook afvragen:
Mag je er dan helemaal niet meer voor bidden?
Mag je er helemaal niet op hopen?
Want we geloven toch in een God,
die boven onze werkelijkheid uit gaat?
Een God die wonderen kán doen?
Ook als we niet de zekerheid hebben dát een wonder gebeurt?

Ik denk dat je het naast elkaar mag laten staan.
Aan de ene kant de verwondering, en de dankbaarheid,
als een gebed wordt verhoord.
En aan de andere kant het verdriet en de pijn als dat niet gebeurt.
Ook al krijg je nooit een antwoord waarom dat wel, of niet gebeurt.
Als je gebed om genezing niet wordt verhoord,
Betekent dat niet dat het helemaal niets goeds kan doen.

Een indrukwekkend verhaal vind ik zelf het verhaal van de zangeres van Sela,
Kinga Ban. Misschien kennen jullie haar verhaal wel.
Een jonge vrouw, die prachtig kon zingen, en een groot hart had.
Een aantal jaar geleden kreeg ze te horen dat ze borstkanker had.
En in besloten kring, waar zij bij was,
Werd gebeden dat ze daarvan mocht genezen.
Maar dat gebeurde niet.
Wat er wel gebeurde, was dat ze op dat moment een hele diepe rust kreeg.
Zelfs een hele diepe blijdschap.
En in de laatste jaren van haar leven voelde ze zich echt gedragen door God.

Op het laatst zei ze: aan de ene kant ga ik mijn familie enorm missen.
Dat is het moeilijke eraan.
En dat kun je niet gladstrijken.
En aan de andere kant kijk ik er zo naar uit om bij Jezus te zijn, in de hemel!

Gebed bij ziekte kan zo goed doen.
Omdat je iemand, met zijn of haar hele situatie, bij God brengt.
En het geloof, het vertrouwen uitspreekt dat Hij erbij is.

Er zijn kerken die doen aan ziekenzalving, voor mensen die heel ernstig ziek zijn.
Naar aanleiding van dit gedeelte uit Jakobus.
Mensen krijgen een kruisje van olie op hun voorhoofd getekend,
En er wordt voor ze gebeden, in kleine kring.
Dat kan ontzettend goed doen.
Of er nou genezing komt of niet.

Ik heb zelf meegemaakt, dit voorjaar,
dat mijn opa werd gezegend door zijn predikant.
Hij was ernstig ziek, en zou die dag in slaap worden gebracht.
En hij was steeds erg onrustig.
Het weekend ervoor had hij gezegd dat hij helemaal nog niet wilde sterven.

Maar op het moment dat de predikant hem zegende, en voor hem bad,
Werd hij helemaal rustig, en wij werden allemaal helemaal rustig.
Dat was zo bijzonder om mee te maken!
Dat was het moment waarop hij zich over kon geven aan dat hij zou sterven,
In het vertrouwen dat God hem op zou vangen.

Het maakt dat ik echt geloof, dat bidden mag. Dat bidden goed is.
Wij mogen God om alles vragen.
Ook bidden om genezing mag.

Niet omdat het betekent dat je niet meer naar de dokter hoeft te gaan.
Of als je maar genoeg gelooft, dat je dan geneest,
of dat er dan een wonder gebeurt.
Daar heeft het niets mee te maken.

Maar je mag er wel om vragen.
Want wij geloven in een God, die groter is dan de werkelijkheid die wij zien.
En je mag weten, en dat is het belangrijkste:
dat God naar je luistert.
Dat Hij je kent. En dat Hij je hoort.
Hij is op elk moment van je leven bij je.
In vreugde en in verdriet.
En in alles daar tussenin.

We mógen geloven dat we niet alleen tegen onszelf praten als we bidden,
Maar dat er een God is, die ons hoort, en die ons leven draagt.
En dat maakt een ontzettend groot verschil.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *