Preken

Zondag werelddiaconaat: Respect voor Ruth

Tekst: Ruth 2:2-7 en 14-18

Hier kun je de dienst terugkijken

Geliefde gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,

Wanneer ben je arm, en wanneer ben je rijk? Zijn wij rijk?
Het hangt ervan af met wie je jezelf vergelijkt.
Wij zijn niet rijk in vergelijking met Jeff Bezos, de grote baas van Amazon,
die zich even naar de ruimte laat schieten,
en een brug bij Rotterdam laat afbreken om zijn jacht erdoor te kunnen laten.
Of met Elon Musk, die Tesla heeft opgericht.
En die ook een Tesla de ruimte in geschoten heeft, gewoon omdat het kan.

Ik denk dat wij hier in Spijk gemiddeld ook niet horen bij de meest vermogende mensen in Néderland.

Als je naar de voormalige gemeente Delfzijl kijkt,
dan is dat één van de plaatsen in Nederland waar de meeste mensen zijn die geldproblemen hebben.
Ongeveer de helft van de mensen, volgens de officiële cijfers.

Maar we zijn, afhankelijk van onze eigen situatie,
misschien wel vermogend in vergelijking met een alleenstaande moeder,
die met haar kinderen vijf hoog in een huurflat woont,
en nog een stuk van de maand overhoudt, terwijl haar salaris al op is,
en haar wasmachine ook nog eens op het punt staat om stuk te gaan.

En we zijn helemaal rijk vergeleken met iemand die in Bangladesh in een kledingwinkel werkt,
12 uur per dag, voor een paar euro.
Of met een kind in Kenia die in een sloppenwijk woont,
Die tussen het afval zoekt naar iets om te verkopen,
zodat zijn of haar ouders hun kinderen iets te eten kunnen geven die dag.

Wij hoefden ons ook geen zorgen te maken of er wel genoeg vaccins voor ons beschikbaar waren.
Of dat er genoeg zuurstof beschikbaar was in de ziekenhuizen.
Wel aan het begin van de pandemie, maar dat was heel snel verholpen.
Of dat we geen eten konden kopen.
Voor het grootste deel van de wereld was dat heel anders.
Tegelijk is het beeld dat alle mensen in Europa rijk zijn, en alle mensen in Afrika arm,
absoluut niet waar.
Ook hier is er armoede. En ook daar zijn rijke mensen.
Als je kijkt naar hoe deze wereld in elkaar zit,
Dan is er overal waar je komt een kloof tussen arm en rijk.
Alleen op de ene plek van de wereld is hij wel veel meer zichtbaar dan op de andere.

Bijvoorbeeld in Zuid-Afrika.
Daar heb je krottenwijken, pál naast wijken met dure, ommuurde huizen.
Je hoeft de weg maar over te steken.
En dat is geen uitzondering, dat komt heel veel voor in andere delen van de wereld.
Het verschil is op veel plekken meer zíchtbaar dan hier.

Maar ook in Nederland heb je dat verschil.
Misschien wat minder zichtbaar dan in Afrika of Azië of Zuid-Amerika,
maar het is er wel.
Steek maar eens de Erasmusbrug over van Rotterdam-Zuid,
waar je overal tienermoeders en drugsdealers ziet,
naar de Maasvlakte, waar alle snelle jongens in hun pakken rondlopen,
mobiel aan hun oor.
Het lijken wel twee verschillende werelden!

En ik noemde net Delfzijl al even.
Ik heb eens van een lerares in Delfzijl gehoord dat de wijk waar haar school stond echt een probleemwijk was.
Als je daar opgroeit als kind, liggen je kansen in het leven een stuk lager dan in een wijk aan de andere kant van Delfzijl.
De kans op een goede opleiding.
Misschien ook wel de kans om in de criminaliteit verzeild te raken.
Zo ver hoef je het dus niet te zoeken, dat verschil tussen arm en rijk.

Het is trouwens de vraag of rijk ook altijd rijk is.
Wanneer ben je rijk? Als je veel geld hebt?
Geld kan je ook beheersen.
De zoektocht naar meer.
Het is ook erg makkelijk om een oordeel te hebben over mensen die weinig hebben.
Kunnen ze niet zélf meer van hun leven maken?
Geven ze hun geld niet uit aan de verkeerde dingen?
Hebben ze hun armoede niet aan zichzelf te danken?
Als je écht in de problemen zit, dan is dat vaak als een net waar je in verstrikt zit.

Kijk maar eens goed naar het project waar we deze zondag voor collecteren.
De foto’s die je net zag.
Zijn dat mensen die de kantjes ervan aflopen?
Zijn dat mensen die alleen maar kunnen ontvangen,
die niets te geven hebben?
Of is dat wat je dénkt te zien?
Als je bij hen zou komen,
zouden zij dan niet het kleine beetje dat ze hebben vol blijdschap met je delen?
Ik denk het wel!

Ik zie mensen die niet heel anders zijn dan wij.
Die ook al generaties lang een boerderij hebben op dezelfde plek.
Maar dan valt er op een dag ineens geen regen meer.
En het land brengt niets meer op.
En dan worden ze gedwongen om bomen om te hakken, om het hout te verkopen.
Waardoor het land nog meer uitdroogt.
En dan komt er een overstroming,
Maar het land is inmiddels zo droog dat het niks meer opneemt.
Ze hebben geen geld meer, dus ze kunnen hun kinderen niet meer naar school sturen.
Het is een vicieuze cirkel, waar ze in zitten.

En dat diaconale project, dat is een soort Agrifirm, of 4Farmers,
Een organisatie die ze adviezen geeft hoe ze tóch iets met het land kunnen doen.
Die ze helpt om weer op eigen benen te staan.

Op de foto’s zie ik geen mensen die zielig zijn.
Het zijn mensen die ontzettend blij en trots zijn dat ze weer voor zichzelf kunnen zorgen.
Dat ze hun gezin weer te eten kunnen geven,
met wat ze zelf hebben verbouwd op het land.
Dát is wat de meeste diaconale projecten doen.
Niet alleen noodhulp, mensen eten geven,
maar vooral: mensen helpen om weer op eigen benen te kunnen staan.
Een stukje waardigheid teruggeven.

Wat ligt dat dicht bij het Bijbelverhaal dat we vandaag hebben gelezen.
Over Ruth en Boaz.
Ruth is een vreemdeling in Israël.
Ze is met haar schoonmoeder meegekomen naar dat land, om voor haar te zorgen.
Maar ze hebben niets.

Ruth is zelf bereid om te delen.
Ze deelt in de moeilijkheden van Noömi.
Ze had ook in haar eigen land kunnen blijven,
bij haar familie, die voor haar gezorgd had.
Maar ze koos ervoor om met Noömi mee te gaan,
de moeder van haar veel te jong overleden man.
Een vrouw die alles heeft verloren, die letterlijk niets meer heeft.

Er ís een manier voor Ruth en Noömi om tóch aan eten te komen.
Want de wetten van het Joodse volk waren erg sociaal.
Véél socialer dan wat gebruikelijk was in de wereld van die tijd.
Zorg voor de vreemdeling, zorg voor de wees en de weduwe,
Dat wordt steeds opnieuw gezegd.

Eén van die wetten,
dat is dat je na het binnenhalen van de oogst als boer niet nog eens over het land moest gaan,
om te kijken of je niks had laten vallen.
Dan konden de mensen die dat nódig hadden oprapen wat er nog lag,
Zodat zij óók te eten hadden.

Aren lezen, noemden ze dat.
Dat was wat Ruth ook ging doen,
om voor haarzelf en haar schoonmoeder te zorgen.
Het was heel hard werken, voor weinig, maar je hád íets. Je had te eten.

Het doet denken aan hoe het hier rond Spijk nog steeds het gebruik is om aardappels en groente te rapen die na de oogst zijn blijven liggen,
voor jezelf, of bijvoorbeeld voor de voedselbank.
Alleen de hoeveelheden die tóen op het land bleven liggen waren een stuk kleiner,
want het land bracht minder op.
En er werd niet met grote machines geoogst, maar met de hand.
Dus er bleef veel minder liggen.

Ruth komt terecht op het land van Boaz.
Daar gaat ze aan de slag.
Ze loopt achter de mensen aan die aan het oogsten zijn,
En raapt op wat zij laten vallen.
Zij laten het toe, ze zeggen er niks van.
Het is mooi hoe natuurlijk dat gaat.
Ruth vraagt of het mag, maar voor hen is het vanzelfsprekend.

Ruth werkt ontzettend hard, de knechten van Boaz zijn onder de indruk.
Ze doet dat niet alleen voor zichzelf.
Ze doet dat om voor haar schoonmoeder te zorgen.

En dan komt Boaz zelf een kijkje nemen op het land.
Hij ziet meteen dat er iemand loopt die hij niet heeft ingehuurd.
“Wie is dat?”, vraagt hij aan de knechten.
“Dat is die buitenlandse vrouw, die met Noömi mee teruggekomen is.
Moet je zien hoe hard ze werkt.”
En wat doet Boaz?
Boaz gaat met haar in gesprek.
En als ze hem bedankt, dat ze op zijn land mag werken, zegt hij:
Nee, jij bedankt.
Dat je zorgt voor je schoonmoeder.
Blijf hier gerust, ga door met wat je doet.
Je hoeft niet ergens anders heen te gaan.

Hij geeft haar een maaltijd,
En zijn knechten geeft hij de opdracht om wat extra graan te laten vallen.
Niet alleen wat toch op het land bleef liggen:
Het mag wat kosten.
Aan het eind van de dag heeft Ruth een hele flinke zak graan bij elkaar geraapt:
Eén efa. Dat is ongeveer veertig liter.
Daar kan je 80 broden van bakken.
Dus Ruth en Noömi zijn voorlopig uit de zorgen,
En ze hebben de belofte dat ze altijd meer mogen komen halen als dat nodig is.

De Bijbelteksten die we vandaag hebben gelezen,
Zijn dus ontzettend praktisch.
Je kunt er een lange preek over houden,
Maar dit is waar het op neerkomt:
Deel van wat je hebt, met wie het nodig heeft.
Dat is wat God van je vraagt.

Wat is je geloof waard, als het niets te zeggen heeft over hoe jij met anderen omgaat?
Dat vraagt Jakobus.
En het verhaal van Ruth en Boaz laat op een hele mooie manier zien hoe je dat kunt doen.
Door te delen wat je kunt, met wie dat nodig heeft.

Het verhaal van Ruth en Boaz gaat niet over wat je verplícht bent om te doen.
Ruth had niet de plicht om voor Noömi te zorgen.
Maar ze koos ervoor om dat te doen.

Boaz voldeed al aan zijn plicht door Ruth niet weg te sturen van zijn land.
Maar hij koos ervoor om haar ook nog eten en drinken te geven,
En ervoor te zorgen dat ze een overvloed aan graan mee naar huis kon nemen.

Boaz kijkt ook niet neer op Ruth.
Hij heeft respect voor haar.
Hij ziet hoe hard ze werkt.
Hij ziet hoe ze zorgt voor haar schoonmoeder.

Diakonaat, delen van wat je hebt, gaat ook niet over plicht.
Het gaat over de vraag: ben je bereid om je hart voor een ander te openen?
Om een ander écht te zien?
Misschien wel om méér te geven dan van je wordt gevraagd?
Wat mij ook opvalt aan het verhaal over Ruth,
is dat er staat dat Ruth ‘bij toeval’ juist op het land van Boaz terecht kwam.
Dat staat er heel uitdrukkelijk.
Ze kwamen gewoon op elkaars pad.

Je kunt je afvragen of dat echt zo toevallig was.
Je kunt je afvragen of het niet God is, die Ruth op Boaz’ pad bracht, en andersom.
Zeker als Ruth en Boaz later trouwen,
En hun kind de grootvader wordt van de grote koning David.

Maar ook dat het wél toevallig is, heeft iets moois.
In de Bijbel staat: heb je naaste lief als jezelf.
Wie is je naaste?
Dat is wie jij toevallig tegenkomt.
Dat is wie er op je pad komt.

Ruth kwam op het pad van Boaz, en ze werden een naaste voor elkaar.

Het is mooi dat dat er zo staat, want het stelt ons de vraag:
Wie komt er, toevallig, op ons pad?
Wie is een naaste voor ons? Voor wie worden wij een naaste?
En is dat alleen maar iemand die je tegenkomt op straat?
Of zijn dat ook die mensen uit Oeganda,
waar we een foto van zien, en waar we het verhaal van horen?

Worden wij een naaste?
Laten wij toe dat die ander een naaste wordt voor ons?
Laten we ons raken door hun verhaal?

Of doen we onze plicht, we geven wat geld, en het is weer klaar?
Hoe worden wij een naaste voor deze mensen?

En zien we hén ook als ónze naaste?
Als mensen die zelf ook iets te geven, en te delen hebben?
Hebben wij respect voor hen?

En dan mogen wij ook denken aan Jezus.
Jezus die zelf een naaste werd voor ons.
Die ons ziet staan.
Die een overvloed van Gods liefde geeft aan ons.

Een naaste worden gaat niet over plicht.
Het gaat over het openen van je hart.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *