Petrus 2: Hoogtes en dieptes

Matteüs 16:13-25

Hoge bomen vangen veel wind.
Dat is een veelzeggend spreekwoord.
Het gaat erover dat het niet altijd fijn is om veel verantwoordelijkheid te krijgen,
Of erg in de belangstelling te staan.
Of teveel eer te krijgen.
Want hoe hoger je staat op de ladder, hoe dieper je kunt vallen.
En hoe meer pijn dat doet.

Sommige mensen zeggen daarom: laat mij maar niet teveel in de belangstelling staan,
Of een verantwoordelijke taak op me nemen.

Ik weet nog dat ik zelf tijdens mijn studie catechisatie ging geven in een kerk in de buurt, en dat ze vroegen of ik daar iets voor wilde hebben.
Ik dacht: laat ik het maar gratis doen, dan kan ik ook niemand teleurstellen.
Ik was bang, als ik er geld voor zou vragen, dat ik het ook waar moest maken.

Ik moet ook denken aan Pieter Omtzigt, die een tijdje terug erg voorzichtig was om lijsttrekker te worden van zijn nieuwe partij, die eerst de boot een tijd afhield,
En die nu hij die rol heeft ingenomen, inderdaad ook veel over zich heen krijgt.
Hoge bomen vangen veel wind.

Zo hebben we vandaag gelezen over Petrus, die veel eer krijgt van Jezus.
Petrus, jij bent de rots waar ik mijn kerk op zal bouwen.
Maar ook dat Petrus al heel snel daarna in de fout gaat.
Petrus, jij denkt meer aan wat mensen willen dan aan wat God wil.

En het bijzondere aan deze Bijbeltekst is:
Blijkbaar kan dat naast elkaar bestaan.
Kan Jezus tegen Petrus zeggen: jij bent de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen.
En kan Petrus ook de plank flink mis slaan.

Tussen de lezing van vorige week en de lezing van deze week is heel veel gebeurd.
Er zit een half Bijbelboek tussen.
Vorige week hebben we gelezen dat Petrus en zijn vrienden voor het eerst door Jezus werden geroepen om alles achter te laten, en achter hem aan te gaan.
Die ontmoeting met Jezus had indruk gemaakt op Petrus.
Hij had geprobeerd om Jezus op afstand te houden.
Ga bij me vandaan, ik ben het niet waard om u te volgen.
Maar Jezus zei: wees niet bang. Ik zal van jou een visser van mensen maken.

Dat moment moet veel met Petrus hebben gedaan.
Dat Jezus hém zag staan.
Dat Jezus van hém vroeg om zijn leerling te worden.

En wat Petrus sinds dat moment allemaal had gezien, en had meegemaakt,
Dat was bijna níet te omschrijven!
Hij was met Jezus meegegaan toen Jezus door Galilea en Judea reisde,
En hij had gezien dat, precies zoals Jezus het leven van Petrus op zo’n bijzondere manier was binnengekomen,
Jezus het leven van heel veel mensen op een bijzondere manier binnenkwam.

Er was iets aan Jezus dat hem anders maakte dan andere Joodse leraren.
Als je Jezus hoorde praten, dan was het net of zijn woorden van God zelf kwamen.
De mensen die hem hoorden spreken waren diep onder de indruk.
Als je zag hoe Jezus met mensen begaan was, en ze genas,
Dan was het alsof God zelf hun leven aanraakte.
Petrus had gezien hoe Jezus zijn eigen schoonmoeder had genezen, toen die erg ziek was.
Hij had meegemaakt dat ze op het meer in een storm terecht kwamen,
En dat Jezus de wind en de golven toesprak: zwijg, wees stil!
Hij had meegemaakt hoe Jezus een man die helemaal de weg kwijt was, tot rust bracht,
Hoe Jezus een meisje, dat was gestorven, tot leven had gewekt.

Petrus was er zélf door Jezus op uit gestuurd, om wonderen te doen,
en met de mensen wat Jezus tegen hem had gezegd.
Petrus had heel veel mooie, ook indrukwekkende dingen meegemaakt.

Maar hij zag ook hoe steeds meer donkere wolken zich boven hen samenpakten.
Jezus had het meerdere keren aan de stok gekregen met Schriftgeleerden, en Farizeeën.
Joodse leiders, die de mensen dicht bij de wetten van God probeerden te houden.
Aan dingen die zij al eeuwen op een bepaalde manier uitlegden,
gaf Jezus soms een hele nieuwe betekenis.
En dat stuitte die leiders tegen de borst.
De Farizeeën en die Schriftgeleerden begonnen tegen elkaar te zeggen:
Is er geen manier om van die Jezus áf te komen?

Op dát moment speelt het Bijbelgedeelte dat we vandaag hebben gelezen.
Het is een rustig moment.
Jezus en zijn leerlingen zijn vaak op pad.
En nu zijn ze in een rustig gebied, helemaal in het Noorden, ver van alle autoriteiten, ver van Schriftgeleerden en Farizeeën.
En hier kunnen Jezus en zijn leerlingen vrijuit praten.

Dus Jezus vraagt aan ze:
Wat hebben jullie de mensen over mij horen zeggen?
Wie denken de mensen dat ik ben?
Hij gebruikt een bijzonder woord voor zichzelf:
Jezus noemt zichzelf de mensenzoon.

En dat kan twee dingen betekenen.
De mensenzoon kan verwijzen naar een figuur uit het Bijbelboek Daniël.
Daniël heeft een visioen, waarin hij iemand uit de hemel ziet komen die eruit ziet als een mens.
De mensenzoon.
En die mensenzoon krijgt van God macht, eer, en het koningschap over álle mensen, voor altijd.
Dat is een hele grote betekenis van dat woord.

De andere betekenis is kleiner:
De mensenzoon kan ook betekenen: deze mens.
Wat zeggen de mensen over deze mens hier, wat zeggen ze over mij?

Jezus gebruikt dat woord vaak, als hij over zichzelf spreekt. De mensenzoon.
Waarschijnlijk is hij zich bewust van de dubbele betekenis van dat woord,
en laat hij ook bewust in het midden wat hij ermee bedoelt.

Maar hier bedoelt Jezus: wat zeggen de mensen over mij?
En zijn leerlingen zeggen:
Volgens de mensen bent u een profeet, zoals grote profeten van vroeger: Elia, of Jeremia,
of een profeet uit hun eigen tijd: Johannes de Doper.
Jezus leek ook wel op een profeet.
Een profeet was iemand die tegen de mensen sprak namens God.
Iemand die namens God opstond tegen onrecht.
En iemand die namens God de mensen weer op het goede pad moest trekken.
Dat is hoe de mensen over Jezus denken. Hij is een profeet.

En jullie? Wie zeggen jullie dat ik ben?
Hoe kijken jullie naar mij?
Er is een reden dat Jezus dit aan zijn leerlingen vraagt.
Het is niet omdat hij bevestiging van ze nodig heeft.
Hij wéét wie hij is.
De Vader heeft het tegen hem gezegd:
Jij bent mijn geliefde zoon.

Jezus vraagt dit, omdat hij aan zijn leerlingen duidelijk wil maken wie hij is.
Maar ook omdat hij duidelijk wil maken wat hem te wachten staat.
En dat dat iets heel anders is dan zij op dat moment denken.

Wie zeggen jullie dat ik ben?

Op dat moment stapt Petrus naar voren.
Het moet spannend zijn geweest om het hardop te zeggen,
Maar Petrus weet het zeker,
na alles wat hij Jezus heeft horen zeggen, en heeft zien doen,
Bij anderen, maar ook bij zichzelf:
U bent de Messias. U bent de zoon van de levende God.

Het was te verwachten dat juist Petrus de eerste is die dat hardop durft te zeggen.
Petrus is vaker degene die het meeste durft.
Zoals Petrus ook de enige was, toen hij Jezus op het water zag lopen, die uit de boot durfde te stappen, en zelf op het water durfde te lopen.
Zelfs al sloeg daarna de twijfel bij hem toe.

Dat is ook een hele duidelijke karaktertrek van Petrus:
Hij heeft een groot vertrouwen, maar hij is ook iemand die pas in tweede instantie gaat nadenken.
Hij is iemand die praat voordat hij denkt.
En die daarmee goede dingen kan doen, of kan zeggen,
Maar die ook flink de plank mis kan slaan.

Maar hier slaat hij niet de plank mis.
U bent de Messias. De zoon van God.
Jezus zegt tegen hem: gelukkig ben je, Simon Barjona, zoon van Jona.
Want wat jij zegt is iets dat je alleen kan zeggen als God het aan je heeft laten zien!

Petrus heeft het door.
Hij ziet dat Jezus niet alleen maar ‘een’ profeet is, dat hij namens God spreekt:
Petrus ziet dat Jezus de Messias is.

De Messias, dat was een woord met een diepe lading.
Messias betekent ‘gezalfde’.
Vanouds werden de Joodse koningen met olie gezalfd als ze hun koningschap op zich namen.
Maar in de tijd van Petrus betekende Messias niet ‘een koning’, maar ‘dé koning’!
De Messias, de Christus, de Koning die alles goed komt maken.

En Jezus zegt tegen Petrus: dat heb je goed! Dat ben ik.
Dat vertrouwt hij aan zijn leerlingen toe.
Hij aanvaardt de titel die Petrus aan hem geeft.
Dat is een heel bijzonder moment.
Jezus maakt aan zijn leerlingen bekend wie hij is.

En zoals Petrus deze woorden over Jezus uitspreekt, spreekt Jezus ook woorden uit over Petrus.
Petrus betekent rots.
Dat is de naam die Jezus aan hem, aan Simon, heeft gegeven.
En Jezus zegt: op die rots zal ik mijn kerk bouwen!
En met de kerk bedoelt Jezus geen gebouw,
Met de kerk bedoelt Jezus een gemeenschap.

Zoals Petrus de eerste is die zegt: u bent de Messias, de zoon van de levende God,
Zo zullen alle mensen die dat geloven, samen de kerk zijn.
Dat is wat de kerk is:
Een groep mensen die geloven dat Jezus de Messias is.
En Petrus is daar de eerste van.
Daarom zegt Jezus: jij bent de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen.

Mooi om daar even bij stil te staan:
Het eerste wat Jezus zegt dat de kerk is, is dat het een gemeenschap is van mensen die in hem geloven.
En het tweede wat Jezus over de kerk zegt,
Is niet dat Petrus nu de kerk moet gaan bouwen, omdat hij de rots is.
Jezus zegt: jij bent de rots waarop ík mijn kerk zal bouwen.
Dus niet wij bouwen de kerk, maar Jezus bouwt de kerk.

De kerk begint bij dat Petrus hardop zegt:
U bent de Messias, de zoon van de levende God.

Het is bijzonder moment dat Jezus aan ze toevertrouwt dat Hij de Messias is.
Dat hij die titel aanvaardt.
En dat zal de leerlingen van Jezus niet hebben verbaasd.
Dat hadden ze allemaal al wel gedacht.
Maar nu wordt het hardop uitgesproken.

Maar dan…
gaat het een hele andere kant op dan ze hadden gedacht.

Want zij denken bij de Messias aan een grote Koning die alles goed komt maken.
Zoals je in onze tijd verlangt naar dat Jezus terugkomt om alles goed te maken,
Alles wat er aan oorlog en onrecht is in deze wereld,
En daar kan je op dit moment ook écht naar verlangen.

Zo verlangden de mensen in de tijd van Jezus naar dé Messias, dé koning, die het Koningschap over Israël zou herstellen,
En die een einde zou maken aan het onrecht.
Die eindelijk de Romeinen zou verdrijven.
En die ook de Joodse leiders weer bij de les zou roepen.
En die letterlijk het Koninkrijk van God op aarde zou beginnen.
Een Koninkrijk waaraan geen einde meer komt.

In hun hoofd zagen ze Jezus al naar Jeruzalem trekken, en steeds meer volgelingen krijgen,
En zagen ze hoe Jezus in Jeruzalem tot koning gekroond zou worden.
Zij zagen het wel voor zich!
Jezus als koning!
Een betere koning kan je je niet wensen!

Dat is waarom het zo raar voor ze klinkt,
als Jezus ze heeft toevertrouwd dat Hij de Messias is,
Dat hij ineens heel open met ze begint te delen wat hem te wachten staat.
Wat wij weten dat hem te wachten staat,
maar op dat moment hebben zijn leerlingen daar nog geen idee van.

Jezus zegt: ik zal veel moeten lijden, ik zal door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de Schriftgeleerden veroordeeld worden, en ik zal gedood worden.
En op de derde dag zal ik opstaan.

Ik ben een Koning, maar wel een koning die op weg is naar het kruis.

Hier ben ik om gekomen: ik ben van plan om te sterven.

Moet je je eens in de schoenen van Petrus verplaatsen.
Die net die mooie belijdenis heeft gedaan: U bent de Messias!
Van jongs af aan heeft hij een beeld van de Messias.
Daar is hij mee opgegroeid.
En wat Jezus zegt gaat daar totaal tegenin.
Het is zó niet te begrijpen voor hem.
Het is onvoorstelbaar, wat Jezus zegt.
Het lijkt wel alsof Jezus de weg kwijt is.

En Petrus voelt het als zijn taak, als de rots, om Jezus weer bij zinnen te brengen.
Hij wijst Jezus heel krachtig, heel duidelijk terecht.
Hoor eens, dat is niet wie je bent.
Dat is niet waar je voor gekomen bent!
Jij bent de Messias! Jij bent de Koning!
Ik laat je écht niet je dood tegemoet gaan!

Maar Jezus zet Petrus nog duidelijker op zijn nummer.
Ga weg, achter mij, satan.
Jij probeert mij af te leiden van de weg die ik moet gaan…

Zo kort nadat Jezus tegen hem heeft gezegd:
Jij bent de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen.
Zegt Jezus nu tegen hem:
Petrus, jij denkt aan wat mensen willen, niet aan wat God wil!

Jezus zegt niet dat hij zál sterven.
Jezus zegt dat hij móet sterven.
Dat het nodig is.
Dát is waar hij voor is gekomen.
Of Petrus dat nou wil begrijpen of niet.

Het is misschien wel erg makkelijk om te zeggen:
Wat dom van Petrus, dat hij dat niet begrijpt.
Wij wéten dat Jezus is gestorven.
En we geloven dat hij ook weer opstond uit de dood.

Maar als je het eens met de ogen van Petrus bekijkt:
Het is niet alleen dat hij dat op dat moment niet weet,
Het is ook dat hij zo’n ander beeld heeft van wie de Messias is, wat de Messias gaat doen.
Van wie Jezus is, en van wat Jezus gaat doen.

De grote vraag die Petrus op dat moment niet kán beantwoorden, is:
Waarom moet Jezus sterven?
Waarom moet hij aan het kruis?
Dat is voor Petrus niet te begrijpen.

En dan zegt Jezus tegen hem:
Jij denkt aan wat mensen willen,
Niet aan wat God wil.
Waarom?
Wat wil God dan?

En dat is precies wat Jezus aan zijn leerlingen probeert uit te leggen:
Dat God heel anders denkt dan mensen.
Dat God een heel ander plan heeft.
Jezus wil dat ze op een andere manier naar hem, naar de Messias, gaan kijken.
Jezus zegt: ik móet sterven.
Het is nodig.
Dát is waarvoor ik gekomen ben.
Dát is hoe Gods Koninkrijk gaat beginnen.
Niet doordat ik in Jeruzalem tot koning word gekroond,
Maar doordat ik zal sterven aan een kruis, en weer op zal staan uit de dood.
Dát is hoe God vrede en recht gaat brengen in deze wereld.
Dat is hoe God af gaat rekenen met het kwaad en met de zonde.
Dat is hoe God voor jullie een nieuw begin gaat maken.
Doordat ik mijn leven geef.

De Messias, de Koning, is een Koning die zijn leven geeft.

En dat is nog het spannendste:
Jezus wil dat ze niet alleen anders gaan kijken naar hém, maar ook naar zichzelf.

Jezus zegt tegen ze:
wie achter mij aan wil komen,
Moet ook niet denken aan wat hij zélf zou willen,
Maar moet denken aan wat God wil. Wat Gods weg is.
Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.

Moet je je eens voorstellen dat jij daar tussen de leerlingen van Jezus staat,
En dat je hem voor het eerst die woorden hoort zeggen.

Neem je kruis op je, en kom achter mij aan.
Dat is nogal wat!
Als je achter mij aankomt, dan zal dat je alles kosten.
Maar het zal je ook álles geven.

Ook voor jullie zal het geen makkelijke weg worden, zegt Jezus tegen zijn leerlingen.
Ook jullie zullen moeten lijden omdat jullie in mij geloven.
Omdat jullie geloven dat ik de Messias ben.

Wat Jezus zegt, gaat niet alleen voor zijn leerlingen toen!
Voor sommige mensen is dat ook nu nog steeds de realiteit,
dat ze om hun geloof worden bedreigd, of worden gevangengezet,
of zelfs ter dood worden veroordeeld.

Alleen voor ons is dat niet zo.
Wat betekenen die woorden van Jezus dan voor ons?

Het betekent in elk geval dat het iets mag zijn dat ons heel dankbaar mag maken,
Dat wij in vrijheid mogen geloven.
Dat we dat niet zien als iets vanzelfsprekends!

Het betekent ook dat in Jezus geloven niet altijd makkelijk is.
Dat het soms zelfs iets van volhouden kan hebben,
Of tegen de stroom in zwemmen.

Het betekent ook dat, als je gelooft, je altijd afweegt wat van waarde is.
Waar je je basis vindt.
Is dat, ik noem maar wat dingen op, in geld, of in spullen,
of in hoe andere mensen naar je kijken,
Of in dat je alles op de rit hebt,
Of mag je je basis vinden in Jezus.
In dat je een kind van God bent?

Wie achter mij aankomt moet zijn kruis op zich nemen en mij volgen.
Daarmee wil Jezus aan zijn leerlingen duidelijk maken dat achter hem aan gaan,
Niet de weg is van de minste weerstand,
Maar dat het een moeilijke weg kan zijn.

Maar Jezus zegt ook:
Wie achter mij aangaat, zal het leven vinden.
Wie achter mij aangaat, zal Gods liefde vinden.
Wat heb je eraan, om aan van alles vast te houden,
maar niet aan dat waar het echt om draait?

Ik zal eerlijk zijn: ik vind dat best lastig.
Om niet aan allemaal andere dingen vast te houden.

Voor Petrus was dat ook lastig.
Petrus zegt met veel overgave:
U bent de Messias, de zoon van God!
Maar hij vindt het moeilijk om zijn beeld van wie de Messias is,
Van wie Jezus is, los te laten.

Wat dat betreft lijken wij meer op Petrus dan we denken.

Net als Petrus mogen wij met vallen en opstaan achter Jezus aangaan.
Mogen we zeggen: U bent de Messias, de zoon van God!
Maar zullen we ongetwijfeld ook de plank misslaan.
Daar moeten we niet bang voor zijn.
Voor Jezus is dat geen reden om zijn belofte aan Petrus in te trekken.
Petrus blijft de rots waarop Jezus zijn kerk bouwt.

Maar vroeg of laat moeten Petrus, en de anderen,
wel gaan zien waaróm Jezus deze weg gaat.
Dat de weg van lijden, en sterven, een weg is die Jezus móet gaan.
Want dát is hoe Gods Koninkrijk gaat beginnen.
Amen.

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *