Jozef 1: samenloop van omstandigheden?
Genesis 37:1-36
Ik weet niet wie van jullie een paar weken geleden het debat heeft gevolgd waarin het nieuwe kabinet zich voor het eerst voorstelde aan de tweede kamer.
Jacolien en ik hadden vakantie, dus we konden het een beetje volgen.
De sfeer van dat debat was niet goed.
Wat de sfeer vooral niet goed maakte,
was dat er maar weinig inhoudelijk op elkaar werd gereageerd:
Het meeste wat werd gezegd, zowel bij de oppositie als bij partijen die het kabinet steunen,
Was erop gericht om de ander naar beneden te halen.
En dat was niet leuk om te zien.
Een ander naar beneden halen, dat doe je om zelf beter voor de dag te komen.
Als je laat zien hoe slecht een ander is, probeer je daarmee te laten zien hoe goed je zelf bent.
Bij roddelen bijvoorbeeld, kun je ook iemand naar beneden halen om jezelf een pluim te geven.
Waarom doen mensen dat?
Een ander naar beneden halen?
Als je een ander naar beneden haalt, zegt dat meer iets over jezelf dan over die ander.
Iemand die positief naar zichzelf kijkt, heeft het niet nodig om een ander naar beneden te halen.
Je doet dat eerder als je zelf onzeker bent, of jaloers.
Een ander naar beneden halen, geeft je het gevoel dat jij sterker bent, sterker staat.
In het verhaal van Jozef dat we vandaag hebben gelezen gebeurt dat ook veel:
de ander naar beneden halen.
Neerkijken op een ander.
En ook daar zit er angst, onzekerheid, jaloezie onder.
Alleen in dít verhaal is de grote vraag:
wie kijkt er neer op wie?
Als je begint te lezen, dan lijkt het vooral alsof Jozef neerkijkt op zijn broers.
Vooral in de ogen van zijn broers.
Dit is hoe zijn broers Jozef zien:
Jozef is het lievelingetje van hun vader, van Jakob.
Hun vader houdt meer van Jozef dan van hen, omdat hij meer hield van de moeder van Jozef dan van hun moeder. Dat zíen ze.
Hij wordt voorgetrokken, hij is verwend.
Hij is een klikspaan. Hij vertelt alle slechte dingen die hij over zijn broers hoort, door aan hun vader. En hij is nog maar een kind vergeleken met de rest. 17.
Wat weet hij nou over het leven?
Zie je Jozef lopen, in zijn mooie mantel, in allemaal kleuren, die hun vader “speciaal voor hém heeft laten maken”?
Hoor je hem vertellen over de dromen die hij heeft gehad, dat niet alleen zijn broers voor hem moeten buigen, maar zelfs hun vader?
Wie denkt hij wel dat hij is?
Hoe kan hij dat nou geloven?
En het dan ook nog eens aan iedereen vertellen?
Door die dromen krijgen ze het gevoel dat Jozef op ze neerkijkt.
Dat wordt gevoed doordat hun vader Jozef voortrekt.
En daardoor gaan ze hem hoe langer hoe meer haten.
Écht haten.
Ze willen hem weg hebben.
Maar als je goed leest, gáát het ze helemaal niet om Jozef.
Wat ze écht willen, is dat hun vader, dat Jakob, hén ook ziet.
En dat hij niet alleen oog heeft Jozef.
Want als je goed leest, wie kijkt er dan neer op wie?
Wie haalt nou wie naar beneden?
Als je je eens in Jozef verplaatst.
Krijgt hij wel een kans van zijn oudere broers?
Hij is een nakomertje, met tien oudere broers boven zich.
Die ook nog eens zien dat hun vader hem voortrekt.
Hij is jong, een kind nog maar vergeleken met de rest.
Zijn moeder is al heel lang geleden overleden.
Het is juist heel bijzonder hoe onbevangen Jozef in het leven staat.
Misschien is hij wel een tikje naïef.
Want Jozef… is een dromer.
En hij is niet bang om zijn dromen met zijn broers te delen.
Zelfs al reageren die er negatief op.
Wie denk je wel dat je bent?
Wil je soms over ons heersen?
Hoe zijn broers op Jozef reageren, zegt meer over hen dan over Jozef.
Het zegt over hen dat ze zich door Jozef bedreigd voelen.
Zij denken aan hun vader, aan Jakob, ook de jongste,
die ooit het eerstgeboorterecht van zijn broer Esau afpakte.
Zou dat met Jozef ook gaan gebeuren?
Hun vader trekt hem al voor.
Zou God hem soms ook voortrekken?
Want dat is de lading die de droom van Jozef voor hen heeft.
Wij zien dromen als dat je hersenen verwerken wat ze die dag gezien hebben.
Maar in de Bijbel betekenen dromen dat God iets aan je laat zien.
Ook al is nog niet meteen duidelijk wát.
Als in het Oude Testament over dromen wordt verteld, zit er altijd, zonder uitzondering, een boodschap van God in.
Met een droom wil God je iets duidelijk wil maken.
Jozef is verwonderd over de dromen die hij krijgt.
Hij deelt zijn dromen enthousiast met zijn broers.
Zij reageren boos en jaloers.
En ook hun vader wijst Jozef terecht: wat denk je wel niet?
Maar allemaal blijven ze over zijn droom nadenken.
Het móet iets betekenen.
Bij Jakob blijft de droom hangen, maar niet alleen bij hem:
ook bij de broers van Jozef.
Jakob denkt: wat kan het betekenen?
Maar Jozefs broers denken: die droom betekent dat Jozef zichzelf beter vindt dan ons.
Maar Jozef deelt zijn dromen in onbevangen enthousiasme.
Helemaal niet omdat hij op zijn broers neerkijkt.
Zij denken dat hij op ze neerkijkt.
Jozef gelooft dat God iets met deze droom wil laten zien.
Ook voor hem is het een absurde droom.
Natuurlijk weet hij dat zijn broers, en zeker zijn vader,
niet zomaar voor hem zullen buigen.
Maar waarom laat God dit dan aan hem zien?
Veel meer dan met zijn broers, die voor hem zouden moeten buigen,
is Jozef bezig met: wat zou het kunnen betekenen?
Wat zou God met deze droom willen zeggen?
Want voor Jozef is dat duidelijk:
God wil hier íets mee zeggen.
Alleen wat, en hoe, dat weet hij nog niet.
Maar, en dat is heel mooi: Jozef slikt zijn dromen niet in.
Ook niet als zijn broers hem tegenspreken, en op hem neerkijken.
Hij neemt zichzelf, hij neemt zijn dromen, hij neemt zijn geloof serieus.
Ook als mensen die dicht om hem heen staan dat niet doen.
Hem neerhalen.
Ook als zijn broers denken:
Waarom krijgt Jozef wél zo’n droom, en wij niet?
Hoe was jij, toen je een jaar of twintig was?
Als ik aan mezelf denk, dan leek ik misschien wel een beetje op Jozef.
Het was een periode waarin mijn geloof steeds meer voor me ging leven.
Ik geloofde daarvoor al, maar het was een tijd waarin ik er heel veel over ontdekte.
Door leeftijdsgenoten die ik ontmoette,
met wie ik samen ging bidden, en uit de Bijbel ging lezen.
Ik denk dat ik in die tijd ook wel eens onuitstaanbaar enthousiast kon zijn.
En ook heel onbevangen, zoals Jozef in dit verhaal.
Ik had zelf meer ontdekt over wie God is, en dat wilde ik heel graag delen.
Daar zit iets heel moois in, in dat enthousiasme dat je kunt hebben als je zo jong bent!
In het idealisme dat je dan hebt.
Het vuur! Je denkt dat alles kan!
Misschien weet je dat van jezelf ook nog wel
Maar mensen reageren daar niet altijd even positief op.
Ze kunnen vinden dat je veel te grote dromen hebt, veel te grote idealen.
Ze zeggen: “Je zal er wel achter komen dat het niet zo makkelijk is.”
Vaak is dat ook wat er gebeurt.
Dat je in de loop van de jaren de dromen kwijt raakt die je had toen je jong was.
Weet jij dat nog?
Wat waren jouw dromen, toen je jong was?
Heb je daar ook iets mee gedaan?
Dat is voor mij één ding die ik uit dit verhaal haal:
Wat mooi is het om jonge mensen die zo enthousiast zijn,
Niet teveel in de weg te leggen, niet naar beneden te halen,
maar juist de ruimte te geven!
Ruimte om zelf tegen hun eigen grenzen aan te lopen,
In plaats van bij voorbaat te zeggen:
Het kan niet wat jij wil, of:
Dat hebben we al eens geprobeerd, maar dat lukt niet.
Zeker als die dromen die jongeren hebben, van God blijken te komen.
Het is een belangrijke vraag voor ons als kerk:
Hoe kunnen wij jonge mensen helpen om hun dromen serieus te nemen?
Hoe kunnen wij jonge mensen, die enthousiast zijn over hun geloof,
En die dat op hun manier vorm willen geven,
Dat niet misgunnen, maar ze juist de ruimte geven?
Jozef is 17 jaar, in dit verhaal.
Hoe vaak vragen wij de jongeren van 16, 17, 18, 19, 20 in onze kerk naar hun dromen?
Naar hun geloof?
Durven we open te staan voor wat zij ons te vertellen hebben?
Om ze te vragen om met ons te delen, van wat zij van God zien en ervaren?
Misschien mogen wij ze dan bemoedigen, om net als Jozef,
niet báng te zijn om hun dromen en hun geloof met anderen te delen.
Want dat kan best spannend zijn, zeker in deze tijd,
Waarin jongeren veel vaker één van de weinigen in hun omgeving zijn die geloven.
Als je dan iets van je geloof laat zien,
loop je het gevaar dat mensen daar negatief op reageren.
Dat ze zich bedreigd voelen.
Of jaloers.
Dat ze jou naar beneden halen.
Maar Jozef trekt zich daar niets van aan.
Jozef durft heel open zijn dromen aan zijn broers te vertellen,
Zelfs al wordt er negatief op gereageerd!
Dat kan Jozef helemaal niet schelen, lijkt het wel.
Jozef deelt zijn dromen. Hij is niet bang.
Maar zijn broers worden onzeker van zijn dromen.
Ze worden jaloers.
Ze willen Jozef naar beneden halen.
Hem uit de weg hebben.
Het verhaal van Jozef is een heel verdrietig verhaal.
Je krijgt het er koud van, als je het leest.
Dat de broers van Jozef er zelfs over denken om hem te doden.
Zijn eigen broers!
En als ze dat niet doen, als Ruben, de oudste, ze nog maar net tegen kan houden,
besluiten ze hem te verkopen. Als slaaf.
Voor twintig sjekel zilver. Een klein bedrag.
Alsof hij niks waard is.
Zo erg kijken ze op hem neer.
Pas als ze hem verkocht hebben, en het te laat is, raken ze in paniek.
Pas dán gaan ze nadenken.
Wat hebben we gedaan?
Hoe kunnen we onze vader nog onder ogen komen?
En ze verzinnen een list, om te zorgen dat Jakob het nooit te weten zal komen.
Maar Jozef is dan al onderweg naar Egypte.
Dat kunnen ze niet meer veranderen.
En waar is God dan?
God, die Jozef die droom liet zien?
Zou het voor Jozef hebben geleken alsof God hem in de steek heeft gelaten?
Voor hem lijken al zijn dromen ten einde.
Alleen maar omdat zijn broers het hem niet hebben gegund.
Omdat zijn broers niet in hem geloofden.
Dat is een belangrijke vraag in dit verhaal: waar zie je God, in wat er gebeurt?
Je kunt God zien in de dromen die Jozef krijgt.
Maar kun je God ook zien in alle andere dingen die in dit verhaal gebeuren?
Twee dingen vallen op in dit verhaal:
De eerste is dat God in dit hoofdstuk nergens wordt genoemd.
De tweede is dat er heel veel dingen ‘toevallig’ lijken te gebeuren.
Jozef komt toevallig iemand tegen, die hem de weg wijst naar zijn broers.
Zijn broers zijn toevallig op een plek waar een droogstaande put is,
Zodat ze een alternatief hebben om hem te doden.
Heel toevallig passeert er een karavaan, aan wie zijn broers hem verkopen.
En toevallig gaat die karavaan naar Egypte.
Zou dat kunnen zijn hoe God werkt?
Dat je het niet met de vinger aan kunt wijzen?
Soms heb ik het erover met mensen:
Wat zie je, wat merk je van God?
Je kan zeggen: ik zie niks van God.
Maar kan je er ook voor openstaan, dat God er is?
Dat je Hem misschien júist kan zien in dingen die ánders lopen dan je had gedacht?
Nou is het voor ons makkelijk praten om te zeggen dat God achter de dingen zit die Jozef overkomen.
Wij weten hoe het afloopt. Dat het goed komt.
Maar dat weet Jozef op dat moment niet.
Ik denk niet dat het op dat moment heeft gevoeld voor Jozef alsof God erachter zat.
Ik denk dat hij de grond onder zijn voeten voelde wegzakken.
Die dromen, die hij heeft gehad.
Zou hij daar op dat moment nog aan hebben teruggedacht?
En hoe zou hij naar die dromen hebben gekeken?
Als een zeepbel, die uit elkaar spatte?
Of zou hij een beetje houvast kunnen hebben gehad aan die dromen?
Dat ze hem tóch niet loslieten?
God heeft er toch íets mee willen zeggen? Maar wat?
Zou Jozef daar houvast aan kunnen hebben in de jaren die zouden komen?
Nu niets meer vanzelfsprekend was voor hem?
Houvast, dat de God van zijn voorvaderen, Abraham, Isaak en Jakob,
Heeft beloofd dat hij Jozef niet los zal laten?
Want Jozef gaat dat wel merken.
Juist als hij door de diepte heen gaat,
Als hij alles kwijt is,
Als hij in een vreemd land komt, waar hij niet meer de meest geliefde zoon is,
Maar een slaaf,
Mag hij merken dat God met hem mee gaat.
Jozef zit hier nog niet eens op het dieptepunt van zijn leven.
Het gaat nóg erger worden.
Maar bij elke stap zal hij merken dat hij er niet alleen voor staat.
En dat gaat iets met Jozef doen!
Juist ín de diepte, als hij zelf geen uitweg meer ziet,
Gaat Jozef leren om te vertrouwen op God.
Gaat Jozef zien dat hij zijn dromen niet zelf hoeft waar te maken,
Maar dat God dat gaat doen,
Op een manier die Jozef nooit had kunnen bedenken.
En de betekenis van zijn dromen is ook anders dan Jozef en zijn broers hadden kunnen bedenken.
Zijn broers dachten dat zijn dromen betekenden dat Jozef werd uitgekozen,
Terwijl zij werden buitengesloten.
Zij waren bang dat God, net als hun vader, net als Jakob,
Een lievelingetje had. Dat God Jozef voor zou trekken ten koste van hen.
Maar hun beeld van God klopt niet.
De dromen betekenden dat Jozef zijn broers tot zegen zou zijn.
Dat vertelt dit verhaal van Jozef over God:
God sluit niet uit, maar God sluit in.
Hij kiest Jozef niet uit om over zijn broers te heersen,
Maar Hij kiest Jozef uit om zijn broers tot zegen te zijn. Om zijn broers te helpen.
Maar om tot zegen te kunnen zijn, moet Jozef eerst door de diepte heen.
De diepte van slavernij, de diepte van de gevangenis.
Het verhaal van Jozef doet daarin denken aan Jezus.
Jezus, die ook door de diepte heen moest gaan, om ons te helpen.
Hij was de zoon van God!
Maar werd een mens.
Ook hij werd door anderen naar beneden gehaald.
Hij werd aan een kruis geslagen.
Jozef overkomt die weg.
Jezus ging die weg zelf, heel bewust.
Jezus ging door de diepte heen, om ons te helpen.
Om ons te vergeven.
Hij stierf, zodat wij mogen leven.
En God liet hem opstaan uit de dood.
Jozef mocht zijn broers tot zegen zijn,
Zoals Jezus ons tot zegen is.
Door de diepte heen.
Als we zo straks het Avondmaal vieren,
Denk dan eens aan die droom van Jozef,
Van de elf schoven, die buigen voor de ene schoof.
En stel je dan eens voor dat die ene schoof, die blijft staan,
Dat dat niet de schoof is van Jozef, maar van Jezus.
Jezus, die zijn leven voor ons gaf, omdat Hij van ons hield.
En die ons het leven geeft, in alle overvloed.
Want dat is waar de schoven in de droom van Jozef voor staan: voor overvloed!
Door hem hoeven zijn broers niet tekort te komen.
Zijn droom is geen bedreiging voor ze, maar is juist heel hoopvol.
Zo krijgen wij vandaag, als we samen het Avondmaal vieren,
Gods liefde in alle overvloed.
Van Jezus, die zelf door de diepte heen ging om ons te helpen. Amen.