Jozef 3: Blijven bouwen aan vrede
Genesis 39: 20b-40:23
Handelingen 16:22-25
Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Afgelopen week kwam mij een artikel onder ogen over het project ‘Tent of Nations’.
Daarin vertelt Shadin Nassar over het bedrijf van haar familie.
De mensen uit haar familie zijn Palestijnse christenen,
en hebben een boerderij op de Westelijke Jordaanoever.
Al meer dan honderd jaar verbouwt haar familie het land.
Maar ze worden tegengewerkt door Israëlische kolonisten.
Het wordt ze moeilijk gemaakt om hun land te betreden,
De overheid erkent niet dat zij de eigenaar zijn van deze plek.
En om hen heen groeien de Israëlische nederzettingen.
Shadin herinnert zich nog goed hoe in 2014 veel van hun bomen kapot zijn gemaakt door het Israëlische leger.
Ze was toen nog maar een jong meisje.
En ze vroeg aan haar vader: waarom doen ze dat?
De reactie van haar vader was:
Als de bomen worden weggehaald, dan planten wij ze weer opnieuw.
Haar familie doet hun best om op een vreedzame manier het land te bewerken.
Hun motto is: “Wij weigeren vijanden te zijn.”
Maar het is een uitzichtloze situatie voor hen,
En na 7 oktober is het voor hen alleen nog maar moeilijker geworden.
Ze houden er elke dag rekening mee dat er iets kan gebeuren.
De vader van Shadin zegt in het artikel:
“Ik put inspiratie uit het verhaal van Paulus en Silas uit de Bijbel.
Zwaar geketend in de gevangenis kozen zij ervoor om te zingen en te bidden.
Voor ons is dat geen holle theorie.
Wij proberen dat zelf ook dagelijks in de praktijk te brengen.
Door te zingen, en te bidden, maar ook door op het land te blijven werken.
Zo proberen wij innerlijke vrijheid en vrede te behouden in deze situatie van onrecht.
En dat geven we ook door aan de mensen die bij ons komen.
Zingend en werkend op het land willen wij een plek van genezing zijn.
Ik vond het een indrukwekkend verhaal.
Hoe deze familie hoop houdt, en moed, in een uitzichtloze situatie,
Om toch te blijven bouwen en te blijven zoeken naar vrede.
Shadins vader houdt zich vast aan het verhaal van Paulus en Silas,
Die in de gevangenis zaten, maar daar niet de moed verloren.
Het verhaal van vandaag, van Jozef in de gevangenis,
doet daar op een bepaalde manier aan denken.
Het is bijzonder welke rol de gevangenis speelt in Bijbelverhalen.
In de tijd van de Bijbel was een gevangenis een hele andere plek dan het nu is, in Nederland.
Meer dan waar dan ook was een gevangenis een plek van uitzichtloosheid.
Over gevangenissen in de oudheid is maar heel weinig bekend.
Zeker in de tijd van het Oude Testament waren gevangenissen zeldzaam.
De meeste misdaden werden op een andere manier gestraft.
Ook over gevangenissen in Egypte weten we maar weinig.
Wat we wel weten, is dat je, heel anders dan nu, in die tijd niet in de gevangenis terechtkwam na een eerlijk proces.
En als je er eenmaal was, dan wist je ook niet of je er ooit nog weer uit zou komen.
Behalve als je er maar tijdelijk was, om af te wachten wat je échte straf zou zijn.
Voor Jozef is het een uitzichtloze situatie.
Hij is in de gevangenis gekomen vanwege een valse beschuldiging van de vrouw van Potifar.
Er is niets dat hij er tegenin kan brengen.
Van de ene op de andere dag is hij – opnieuw – alles kwijt.
Het vertrouwen dat Potifar aan hem had gegeven,
Zijn belangrijke functie in het huis van Potifar.
Hij had een leven opgebouwd,
En nu is hij nog verder van huis dan toen hij net als slaaf in het huis van Potifar kwam werken.
Ik denk dat Jozef veel verdriet heeft gehad om de wending die zijn leven nam.
Moet je je de onzekerheid eens voorstellen.
Hij weet niet óf, en zo ja, wanneer hij weer vrij zal komen.
De kans is groot dat hij voor altijd in deze gevangenis zal blijven.
Wat opvallend is, aan dit verhaal,
maar ook aan het verhaal van Paulus en Silas in de gevangenis,
Is dat in de Bijbel de gevangenis heel vaak geen plek is waar je door je eigen schúld terecht komt.
Dat je in de gevangenis terecht komt, is in de Bijbel veel vaker iets dat je overkómt.
Je kwam er niet terecht door een proces, maar door een beschuldiging,
Of doordat je iets zei wat de farao, of de koning of de autoriteiten niet konden hebben.
En dat maakte, nog veel meer dan in Nederland in deze tijd,
dat de gevangenis een plek is die is omgeven door onzekerheid.
Je kon er zomaar in komen,
Maar je had geen idee wanneer je er weer uit kwam.
Juist daarom is de gevangenis in de Bijbel ook een plek van geloof.
Je hebt er niets om op terug te vallen, alleen je vertrouwen op God.
God, van wie je gelooft dat Hij groter is dan je omstandigheden.
Groter dan wat je op dat moment overkomt.
Dat is waar je je op dat moment aan vast kunt houden.
Dat is ook waar Jozef zich aan vasthoudt.
Waardoor hij niet verbitterd raakt.
Dat had wel heel makkelijk gekund.
Hij had boos kunnen zijn op Potifar, omdat die hem niet had geloofd.
Hij had boos kunnen zijn op God, omdat opnieuw alles van Jozef is afgenomen.
Maar in plaats daarvan vindt Jozef kracht in zijn geloof.
Net als toen hij als slaaf kwam te werken in het huis van Potifar.
In de gevangenis komt Jozef er opnieuw achter dat alles om hem heen kan wankelen,
Maar dat God hem niet loslaat.
In de gevangenis geeft zijn geloof Jozef een andere manier – een ander perspectief – om te kijken naar wat hem overkomt.
Dat maakt het niet meteen makkelijk wat hem overkomt!
Jozef weet niet wat wij weten – dat hij op een dag weer uit de gevangenis zal komen.
Jozef zit jaren in de gevangenis, zonder te weten waar hij aan toe is.
Zijn perspectief, in de uitzichtloosheid van de gevangenis,
Is hetzelfde als hij had toen hij slaaf was in het huis van Potifar.
Waar mensen in de gevangenis het meest mee bezig zijn,
Dat is hopen dat ze op een dag weer vrij zullen komen.
Ook Jozef hoopt dat hij op een dag weer uit de gevangenis zal komen.
Maar daar heeft hij weinig hoop op.
Dus dat kan niet zijn waar hij zich aan vasthoudt.
Dat was niet wat hem perspectief gaf.
Misschien was perspectief voor Jozef alleen al:
Ik weet dat God bij me is, op deze plek.
En op de plek waar ik nu ben, daar wil ik God dienen.
Want God is waar ik me aan vasthoud.
Het verhaal van Jozef in de gevangenis doet sterk denken aan de Bijbelverhalen over de Babylonische ballingschap.
Als eeuwen later het Joodse volk in zijn geheel in gevangenschap wordt meegenomen naar Babel,
Dan zijn er verschillende profeten die zeggen:
Maak je geen zorgen, we komen snel weer vrij!
Maar de profeet Jeremia heeft dan een hele andere boodschap.
Hij zegt: jullie zullen hier nog wel even zitten.
Maak je geen zorgen, God laat jullie niet los!
Maar zorg dat je je inzet voor de vrede van de plek waar jullie nu zijn, van Babel.
Zorg dat je hier een leven opbouwt, en dat je hier de mensen tot zegen bent.
Zo is Jozef, ook in de gevangenis,
Niet alleen bezig met wanneer hij weer vrij zal komen.
Hij is ook niet bezig met zijn boosheid.
Hij is bezig met hoe hij op deze plek kan bouwen aan vrede.
Net als in het huis van Potifar probeert Jozef op deze plek de mensen om hem heen tot zegen te zijn.
Het geeft te denken dat Jozef de mensen om zich heen hier tot zegen kan zijn.
Eerst in het huis van Potifar, en nu in de gevangenis.
Dat was misschien nooit gebeurd als hij in Kanaän was gebleven.
In zijn veilige omgeving, waar alles ging zoals hij dacht.
Jozef is de controle over zijn leven kwijt!
Hij is op een plek die hij zelf nooit had gekozen.
Maar juist daar mag hij de mensen om zich heen iets laten zien van de liefde van de God waar hij in gelooft.
Er zijn momenten waarop ik mezelf dat afvraag:
hoe kán je, aan mensen om je heen, mensen in je omgeving,
Iets laten zien van je geloof?
Als je gewoon je leven leeft, elke dag naar je werk gaat,
Of druk bezig bent met alles wat er op je af komt.
Hoe kan je dan laten zien, laten merken dat je gelooft?
Wat het verhaal van Jozef daarin aan mij laat zien,
Zijn twee dingen.
Het eerste is dat Jozef niet meer in Kanaän is.
Hij heeft zijn vertrouwde, veilige omgeving achter zich moeten laten.
Daar heeft Jozef niet voor gekozen.
Maar het valt op dat Jozef in Egypte veel meer van zijn geloof kan laten zien dan als hij altijd in Kanaän was gebleven.
Op een bepaalde manier groeit hij op die plek naar God toe,
En zorgt God dat Jozef een verschil kan maken.
In Egypte was Jozef met zijn geloof een uitzondering.
Egypte was een erg religieus land.
Overal waren tempels, en priesters.
Op het hoogtepunt waren in Egypte meer dan 700 goden.
Zelfs de farao werd gezien als een god.
En in dat land met al die tempels, en al die beelden van goden,
Was het heel vreemd dat Jozef geloofde dat er maar één God is.
Een god zonder standbeeld,
een god die je niet kon zien.
Zo bijzonder als het nu kan zijn als je in God gelooft,
Net zo bijzonder was het in Egypte dat Jozef geloofde dat er niet heel veel goden zijn, maar dat er één God is.
Dat maakt dat Jozef aan de ene kant veel bewuster wordt van wie hij zelf is, van wat hij zelf gelooft,
Dan als hij met de stroom mee kan zwemmen.
En aan de andere kant maakt het dat hij in Egypte, ook in de gevangenis,
juist iets van zijn geloof kan laten zien.
Ik moest bij het schrijven van deze preek denken aan een interview dat ik lang geleden las met Roel Kuiper.
Roel Kuiper was vroeger kamerlid van de ChristenUnie.
Het interview ging over dat hij verhuisde van een kleinere plaats,
waar veel gelijkgezinde mensen woonden, waar de kerk bloeide, en groot is,
Naar het hartje van Amsterdam,
Om daar samen met zijn vrouw een woongemeenschap voor studenten te starten.
En in dat artikel legde hij uit waarom hij dat deed.
Hij zei: Ik zie om me heen dat veel christenen uit de stad wég verhuizen,
Omdat het leven daar harder is,
en ze gaan wonen op een veilige plek,
waar ze het goed hebben met allemaal mensen die net zo denken en geloven als zij.
Maar wij kiezen er heel bewust voor om in Amsterdam te gaan wonen,
zodat wij hier, vanuit ons geloof, een verschil mogen maken.
Hier willen wij iets laten zien van ons geloof.
Het is makkelijk om met de stroom mee te gaan, om weg te blijven uit de stad,
Weg waar het minder wordt, waar geloven moeilijker is,
Maar zij kozen er juist voor om ín Amsterdam te gaan wonen,
En daar studenten te helpen om iets van hun geloof te laten zien.
Daar zit iets moois in.
Als wij iets van ons geloof willen laten zien, dan kan dat van ons vragen om niet alleen maar het vertrouwde op te zoeken,
Of het goed te hebben met mensen die hetzelfde geloven, en hetzelfde denken als wij,
Maar om soms ook buiten onze vertrouwde omgeving te stappen.
De verbinding aan te gaan met mensen die ánders zijn dan wij.
En het spannende is:
Hier in Schenkel hoeven we dat eigenlijk helemaal niet op te zoeken.
Wij zien de stad om ons heen langzaam maar zeker veranderen.
Dat heb ik het afgelopen jaar al een aantal keer mensen horen zeggen.
Dat bijvoorbeeld steeds meer migranten in de wijk komen wonen.
Dat de wijk verandert.
Dat het dorpse, wat hier vroeger was, verdwijnt.
Dat mensen anders met elkaar omgaan dan vroeger.
En soms zal dat een gevoel van verdriet geven.
Van het goede dat je vroeger kende, dat je steeds minder terug herkent.
En ondertussen wordt ook de kerk kleiner.
Ook daarin verandert de samenleving.
Als je daar mee bezig bent, als dat op je af komt,
Misschien kan je op dat moment wel eens denken aan Jozef.
Zijn omstandigheden veranderen ook, zonder dat hij daar iets aan kan doen.
Maar wat hem perspectief geeft, houvast,
is niet dat hij hoopt het weer wordt zoals het was.
Wat hem houvast geeft, is dat hij gelooft dat God bij hem is.
En dat hij op deze plek wil bouwen aan vrede,
En op deze plek de mensen om hem heen tot zegen wil zijn.
Dat leer ik van Jozef.
In Egypte, zelfs in de gevangenis,
Misschien wel júist in de gevangenis,
Kan hij meer laten zien van zijn geloof dan als hij in Kanaän was gebleven.
Het tweede wat ik leer van Jozef,
is dat hij er niet ontzettend zijn best voor hoeft te doen om iets te laten zien van zijn geloof.
Het enige dat Jozef doet, is betrouwbaar zijn, liefdevol,
En oog hebben voor de mensen om hem heen.
Alleen als hem ernaar gevraagd wordt, is wat Jozef doet zijn geloof niet verstóppen!
Maar er eerlijk voor uitkomen.
Jozef laat zíen dat hij anders is.
Iedereen om hem heen, in de gevangenis, was vooral bezig met zichzelf.
Met wanneer ze weer vrij zouden komen.
Met hoe oneerlijk het was dat ze daar zaten, met het onrecht dat ze is aangedaan.
Met de tijd doden.
Maar Jozef is behulpzaam,
En heeft oog voor zijn medegevangenen.
En daardoor valt hij op.
Net als in het huis van Potifar krijgt hij het vertrouwen van de opzichter van de gevangenis,
Die ziet dat Jozef betrouwbaar is.
Hij krijgt de taak om te zorgen voor zijn medegevangenen.
En zo krijgt hij op een dag de taak om te zorgen voor twee hele bijzondere, hooggeplaatste gevangenen:
De schenker en de bakker.
Dat klinkt niet zo hooggeplaatst,
Maar ze waren de schenker en de bakker van de farao!
Dat betekent dat ze allebei een hoge positie hadden in het paleis.
Zij waren direct verantwoordelijk voor zijn eten en drinken.
En blijkbaar was er iets flink mis gegaan,
Want ze komen in de gevangenis terecht.
En de reden daarvoor zal meer zijn geweest dan dat zijn eten niet lekker smaakte.
De farao was woest.
Misschien werden ze er wel van verdacht dat ze betrokken waren bij een complot tegen de farao.
Anders dan Jozef zijn zij maar tijdelijk in de gevangenis.
Ze zijn in afwachting tot de farao hun straf bekend maakt.
En als ze Jozef op een ochtend met een grauw gezicht begroeten,
Valt het Jozef op dat ze er slecht uitzien.
Hij merkt het op, en hij vraagt ernaar.
Het is al mooi om daar even bij stil te staan.
Dat Jozef ze ziet.
Dat het Jozef opvalt dat ze er slecht uitzien,
Dat hij aan ze vraagt: waarom zijn jullie zo somber?
Dat moet een verademing geweest zijn voor hen.
Op zo’n uitzichtloze plek, in zo’n uitzichtloze situatie,
Dat Jozef bij ze komt zitten, en ze ziet, en naar ze luistert.
Ze zeggen:
We hebben een droom gehad.
Maar er is hier niemand die hem kan uitleggen.
In veel culturen in het Midden-Oosten in die tijd waren dromen belangrijk.
In het paleis van de farao, waar de schenker en de bakker eerst hadden gewoond,
Waren mensen die je dromen uit konden leggen.
Als je een droom had gehad, dan kon je daar naartoe gaan om te horen wat je droom betekent.
Maar hier, in de gevangenis, is er niet zo iemand, die hun droom kan uitleggen.
En Jozef kent die Egyptische cultuur van dromen helemaal niet.
Hij heeft nooit les gehad in het uitleggen van dromen,
Zoals die mensen aan het hof van de farao wel hadden.
Maar Jozef heeft daar ook helemaal geen boodschap aan.
Hij zegt tegen de schenker en de bakker:
Het is toch God, die jullie dromen geeft?
Vertel je droom, dan zal Hij me helpen om jullie droom uit te leggen.
Dat vind ik mooi.
Jozef loopt in de gevangenis niet met zijn geloof te koop,
Maar hij verstópt het ook niet.
Hij gelooft dat God iets te zeggen heeft, over de dromen van de schenker en de bakker.
En hij is niet bang om dat te zeggen.
Ook al gaat wat híj gelooft ín tegen wat iedereen om hem héén gelooft.
En de schenker en de bakker nemen hem in vertrouwen.
Dat is waar dit verhaal in mijn ogen over gaat.
Ondanks de veranderde omstandigheden, ondanks het onrecht dat hij meemaakt,
Blijft Jozef bouwen aan vrede,
Blijft hij omzien naar de mensen om zich heen,
En laat hij iets zien van zijn geloof.
Zijn geloof verandert hoe hij naar zijn omstandigheden kijkt.
Natúúrlijk hoopt Jozef dat hij vrijkomt!
Hij vraagt het ook aan de schenker, als die weet dat hij vrij zal komen:
Wil je aan me denken?
Wil je mijn zaak onder de aandacht brengen bij de farao?
Maar het zal nog heel lang duren voor hij weer vrijkomt,
Want de schenker vergeet Jozef.
Alleen Jozefs geloof helpt hem om in de moeilijke omstandigheden waar hij zich in bevindt,
Niet alleen met zichzelf bezig te zijn, niet de moed op te geven,
Maar om op die plek bezig te zijn met hoe hij God kan dienen.
Ergens zou je kunnen zeggen:
Hij heeft weinig meer te verliezen,
En dat maakt hem des te vrijer om te delen, en te hopen.
Jozef blijft bouwen aan vrede,
Zoals de familie Nassar blijft bouwen aan vrede.
Niet omdat al hun problemen dan verdwijnen.
Maar omdat hun geloof ze helpt om anders naar hun omstandigheden te kijken.
Wij weigeren vijanden te zijn.
We willen zingen, en bidden, en het land blijven bewerken.
Amen.