Petrus 3: Je zult me in de steek laten
Matteüs 26:26-35
Ben jij in de loop van je leven wel eens heel erg gekwetst?
Of heb je wel eens iemand heel erg gekwetst?
Ik zal niet aan je vragen of je het aan iedereen wil vertellen.
Zelf zal ik ook niet de momenten opnoemen die nu in me opkomen.
Maar ik heb het beide wel meegemaakt.
Gekwetst worden, en – heel eerlijk gezegd – ook kwetsen.
Waarom zeg ik dit?
Omdat zonde, en vergeving, belangrijke thema’s zijn in het Bijbelboek Matteüs.
En ze spelen ook een hele belangrijke rol in de lezing van vandaag.
Waarin we lezen dat Petrus een enorme belofte doet, die hij niet waar kan maken.
En waarin Jezus tegen hem, en tegen de andere leerlingen zegt:
Jullie denken dat jullie erboven staan.
Maar dat staan jullie niet.
Jullie denken dat jullie altijd aan mijn zijde blijven,
Maar vannacht zullen jullie mij allemaal, zonder uitzondering, laten vallen.
En tóch verandert dat niets aan mijn liefde voor jullie.
Dat is in de kern de boodschap van de lezing van vandaag.
Zonde en vergeving.
Waar moet jij aan denken bij het woord ‘zonde’?
Net als véél christelijke woorden is zonde een woord dat in de loop van de tijd voor veel mensen een andere betekenis heeft gekregen dan het in de Bijbel heeft.
Als mensen uit onze tijd denken aan zonde,
dan denken ze aan dingen die wél heel leuk, of lekker, of fijn zijn,
maar die eigenlijk niet mogen.
Ik moet denken aan dat er in het verleden een reclame was van ijsjes,
en die ijsjes hadden de namen van de zeven hoofdzonden.
Er was bijvoorbeeld een ijsje, dat heette ‘lust’.
En een ijsje dat heette ‘jaloezie’.
En dat moest ze juist aantrekkelijk maken.
De boodschap was:
deze ijsjes zijn misschien niet goed voor je, maar ze zijn wel heel lekker!
Dat is wat zonde is gaan betekenen in onze samenleving:
Iets wat ‘eigenlijk’ niet mag, terwijl het toch heel leuk is.
En laten we eerlijk zijn: zonde is in de loop van de geschiedenis ook heel vaak gekoppeld aan ‘seks’.
Als je vroeger samenwoonde voor je ging trouwen, en dat zal in sommige kringen nog steeds zo zijn, dan zeiden mensen: je leeft in zonde.
En wat dat zo jammer maakt, is dat dat een hele nauwe blik is op zonde.
Zo wordt van een heel mooi verlangen, dat je bij elkaar wil zijn, meteen iets slechts gemaakt.
En gedaan alsof dat het ergste is dat je kan doen.
Want dat is heel makkelijk: hoe je omgaat met seks en relaties, dat is iets heel zichtbaars.
Moet je nou kijken, zij leven in zonde!
Dan kan je makkelijk met je vinger wijzen.
Maar als het in de Bijbel gaat over zonde, dan gaat het echt niet alleen over seks.
Dan gaat het ook niet over dingen die heel fijn zijn, maar die éigenlijk niet mogen.
Als het in de Bijbel gaat over zonde,
dan gaat het over hoe wij aan God en aan elkaar voorbij leven.
Zonde gaat over dat we elkaar, en God, kwetsen, pijn doen, verdriet doen.
Zonde in de Bijbel gaat niet over dat je een keertje ‘iets zondigs’ doet.
Zonde gaat over dat er fundamenteel iets kapot is in onze relatie met God.
Dat wij het heel moeilijk vinden, onmogelijk, om helemaal te leven in verbinding met God.
Om helemaal zo te leven zoals God het van ons verlangt.
Wees heilig, want Ik ben heilig, zegt God.
Dat we dat heel moeilijk vinden, dat zie je in het groot, en ook in het klein.
In het groot is het heel erg zichtbaar.
Je ziet het al heel duidelijk aan die oorlogen die steeds weer de kop opsteken.
Aan dat steeds mensen weer voor zichzelf kiezen, voor de macht.
Aan dat het niet lukt om vrede met elkaar te hebben.
Je ziet het aan de ongelijkheid die er is in deze wereld, die we steeds met elkaar in stand houden.
En in het klein gebeurt het ook.
Het is niet voor niets dat ik aan jullie vroeg:
Ben je wel eens gekwetst?
Of heb je wel eens iemand gekwetst?
Want ik denk dat we daar allemaal op de één of andere manier ervaring mee hebben.
Of het gaat om gepest worden, of pesten.
Of om dat iemand ons teleurgesteld heeft, of we iemand teleurgesteld hebben.
Of een belofte die we niet zijn nagekomen, of die iemand aan ons gedaan heeft, en niet is nagekomen.
Dat is wat zonde is in de Bijbel:
Dat we steeds weer, bedoeld of onbedoeld, de neiging hebben om dingen en elkaar en deze wereld kapot te maken met onze daden en met onze keuzes.
Of we dat nou willen of niet.
En dat is ook wat centraal staat in het verhaal van vandaag.
Want wat gebeurt er eigenlijk in dit verhaal?
Jezus viert voor de laatste keer de maaltijd met zijn leerlingen,
En de sfeer is gespannen.
Want al sinds Jezus en zijn leerlingen in Jeruzalem zijn aangekomen,
om het Pesachfeest te vieren,
Zoekt Jezus steeds de confrontatie op met de farizeeën en met de Schriftgeleerden, de Joodse leiders.
En naar zijn leerlingen maakt Jezus steeds toespelingen op dat hij hier deze dagen zal sterven.
Een dag ervoor kwam tijdens het eten ineens een vrouw de kamer binnen,
Die Jezus begon te zalven met kostbare olie.
En toen zijn leerlingen zeiden: wat een verspilling van die dure olie!,
Zei Jezus: dat doet ze om mij voor te bereiden op mijn dood.
Voor één van Jezus’ leerlingen, voor Judas, is dát de druppel!
Op dat moment kiest hij ervoor om naar de hogepriesters te gaan, en Jezus uit te leveren.
En nu is het de dag van het Pesach.
De dag waarop Joodse mensen een traditionele maaltijd met elkaar vieren.
Ze denken aan dat God het volk Israël bevrijdde uit Egypte.
Ook Jezus en zijn leerlingen vieren die dag de Pesachmaaltijd.
Zijn leerlingen hebben de maaltijd bereid, en ze liggen met elkaar te eten.
Maar de spanning is voelbaar.
Zeker als Jezus eerst hardop zegt dat één van zijn leerlingen hem zal verraden.
En hij wijst heel subtiel Judas aan.
De andere leerlingen hebben dat op dat moment niet door.
Zij roepen allemaal:
Ik zal het toch niet zijn?
Ik ben toch niet degene die u gaat verraden?
Dat zal ik nooit doen!
En dan, als Jezus het brood breekt, en de wijn uitdeelt, begint hij wéér over dat hij zal sterven.
Dit brood is mijn lichaam.
Deze wijn is mijn bloed.
Dat wordt voor jullie vergoten.
En alsof dat nog niet genoeg is, zegt Jezus daarna tegen zijn leerlingen:
Vanavond nog zullen jullie mij allemaal laten vallen.
Zullen jullie mij allemaal afvallen.
Denk nou eens aan Petrus.
Twee weken geleden lazen we dat het Petrus was die als eerste tegen Jezus zei:
U bent de Messias, U bent de zoon van God!
Petrus was de eerste die dat hardop zei.
Het was al behoorlijk slikken voor Petrus toen bleek dat zijn beeld van de Messias, de Koning, heel anders was dan de weg die Jezus moest gaan.
Want Jezus begon toen ineens te spreken over dat hij moest lijden, en sterven.
Dát was voor Petrus al een hele bittere pil.
En nú, nu het lijden en sterven van Jezus steeds dichterbij komt,
Zegt Jezus tegen zijn leerlingen,
Dus ook tegen Petrus:
Jullie zullen mij allemaal afvallen.
Petrus, die zo trots is op dat hij de eerste is die het hardop durfde te zeggen:
U bent de Messias.
Hij kan het zich níet voorstellen dat hij die woorden zou intrekken.
Het woord dat Jezus gebruikt voor afvallen,
Betekent ook: struikelen.
Vanavond zullen jullie struikelen.
Jullie zullen geen stand houden.
Jullie geloof, jullie vertrouwen in mij,
Jullie trouw aan mij, zal geen stand houden.
Petrus zegt dan heel overtuigd, zoals alleen Petrus dat kan doen:
Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!
En hij gelooft het als hij dat zegt.
Hij staat daarvoor.
En Jezus weet dat.
Maar hij weet ook dat Petrus niet zo sterk is als hij zelf denkt.
Dat Petrus zichzelf overschat.
Jezus haalt een tekst aan uit Zacharias:
Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden.
Dat is wat er die avond en de volgende dag zal staan te gebeuren.
Jezus zal gevangen genomen worden, en gedood worden,
en zijn leerlingen zullen alle kanten op rennen.
Petrus zal drie keer zeggen dat hij Jezus niet kent.
Een paar uur nadat hij zo stellig zegt:
Ik zal u nooit verloochenen.
Al moet ik met u sterven.
Maar Jezus wéét dat hijzelf de enige is die deze weg kan gaan.
En dat hij die weg alleen moet gaan.
Hij wéét dat zijn leerlingen niet met hem zullen sterven,
Maar dat ze zullen vluchten.
Hij weet dat, juist in die nacht, en de daaropvolgende dag,
De macht van het kwaad en van de zonde het zal lijken te winnen.
Zelfs zijn leerlingen staan daar niet boven.
Het is de duivel die ze uiteen zal drijven.
Het is de macht van de zonde die zal maken dat ze bij Jezus weggaan.
Het is een heftige Bijbeltekst die we vandaag lezen.
Omdat het precies daarover gaat:
Dat de leerlingen, en ook wij, niet die weg kunnen gaan die Jezus ging.
Als we dat zouden kunnen, dan zouden we Jezus helemaal niet nodig hebben.
Dan had hij helemaal niet hoeven sterven.
Maar Jezus gaat die weg, omdat wij dat níet kunnen.
En hij gaat die weg voor ons!
Want dat is het tweede, en het belangrijkste, dat Jezus, deze avond, aan zijn leerlingen probeert duidelijk te maken.
Het eerste is: jullie zullen mij allemaal afvallen.
Petrus, jij bent de eerste die je geloof in mij beleed,
Maar vanavond zal jij mij verloochenen.
Je zal zeggen dat je me niet kent.
Door wat er vanavond gebeurt, zullen jullie ten val komen.
Maar het tweede, het belangrijkste dat Jezus aan zijn leerlingen probeert te zeggen,
Is dat dat niet het einde is.
Jezus kondigt niet alleen aan dat hij gaat sterven,
En dat dat moeilijk gaat zijn voor zijn leerlingen,
Dat ze hem zullen laten vallen.
Maar hij zegt ook: ik geef mijn leven voor jullie.
Neem, eet, dit is mijn lichaam.
Drink uit deze beker. Dat is mijn bloed.
Maar denk niet alleen aan dat ik zal sterven:
Denk aan dat ik dat voor jullie doe.
Mijn bloed betekent een nieuw verbond,
Dat God, door mij, met jullie sluit.
Jezus viert met zijn leerlingen de Pesachmaaltijd,
De maaltijd waarin ze vieren dat het volk werd bevrijd uit Egypte,
En hij geeft daar op deze avond een nieuwe betekenis aan.
Het oude verbond, dat was het verbond dat God sloot met het volk Israël.
De band die God met Israël aanging.
Als jullie je aan mijn wet houden,
Zullen jullie mijn volk zijn, en ik zal jullie God zijn.
Want ik heb jullie bevrijd uit Egypte.
Nu zegt Jezus iets dat daar heel erg op lijkt:
Zoals de Israëlieten werden bevrijd uit Egypte,
Zo geef ik mijn leven, mijn lichaam, en mijn bloed.
Mijn bloed wordt vergoten zodat jullie worden vergeven.
Doordat ik mijn leven geef, zullen veel mensen bevrijd worden.
Bevrijd van de macht van het kwaad en van de zonde.
In dit gedeelte laat Matteüs ons op twee verschillende manieren kijken naar wat er die avond gebeurt.
Je kunt dit gedeelte lezen door de ogen van de leerlingen, op dat moment.
Zij horen Jezus vooral zeggen:
Ik zal sterven, één van jullie zal me verraden, jullie zullen me laten vallen.
Jij, Petrus, zal me verloochenen.
En ze zeggen allemaal: ik zal het toch niet zijn?
Je kunt dit gedeelte ook lezen door de ogen van Jezus.
Jezus, die allang wéét wat er staat te gebeuren.
Die van het begin af aan al weet dat zijn leerlingen hem in de steek zullen laten,
dat hij deze weg alleen moet gaan.
Maar die ook tegen zijn leerlingen probeert te zeggen:
Ook al zúllen jullie vallen, ook al gaan jullie struikelen,
Ook al lijken het kwaad en de zonde te gaan winnen,
En zál het jullie ook overwinnen:
Wat er gebeurt ís juist het tegenovergestelde.
Doordat ik voor jullie sterf, gebeurt er iets onomkeerbaars.
Doordat ik mijn leven geef, wordt de macht van het kwaad gebroken.
En hééft de duivel geen macht meer over jullie.
En hééft de zonde niet meer het laatste woord.
Doordat ik mijn leven geef, kunnen jullie in een nieuwe relatie staan, tot God, en tot elkaar.
En als je deze tekst eens goed doorleest, vanuit de ogen van Jezus,
dan zie je dat Jezus veel reëler kijkt naar wat er staat te gebeuren dan zijn leerlingen.
Hij weet dat ze hem af zullen vallen,
Terwijl zij denken dat ze dat nooit zouden doen.
Maar hij weet ook wat zijn dood gaat doen.
Het is alsof hij wil zeggen:
Wees niet bang.
Ik laat jullie niet los, zelfs als jullie wel míj loslaten.
Jezus kijkt niet alleen reëler naar wat er staat te gebeuren,
Maar ook veel hoopvoller dan zijn leerlingen.
Zij horen Jezus zeggen dat hij gaat lijden, en sterven.
Maar Jezus zegt: ik zal niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok,
Tot de dag dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader.
Met jullie, zal ik er opnieuw van drinken!
Jullie horen daarbij!
Niets kan jullie van mij scheiden.
Zelfs de dood kan jullie niet van mij scheiden.
Hij zegt: ik zal gedood worden, en jullie zullen uit elkaar gedreven worden.
Maar ik zal ook uit de dood worden opgewekt, en dan zal ik jullie voorgaan naar Galilea!
Ook al sterf ik, het is niet voorbij!
De Bijbeltekst van vandaag ís een zware tekst.
Juist omdat het ergens over gaat.
Het gaat over dat de leerlingen een heel positief beeld van zichzelf hebben.
En Jezus wil ze waarschuwen: dat kan nog wel eens heel erg tegenvallen.
Maar het gaat ook over dat Jezus de weg gaat die zij niet kúnnen gaan.
En dat hij dat doet vóór hén.
En dat hij dat doet vóór óns.
Ik probeer elke dag met vallen en opstaan met God te leven.
En er zijn momenten dat het me aardig lukt, maar ook steeds weer momenten dat het me niet lukt.
Dat hoef ik niet te verbergen.
Jezus is daar heel reëel over.
Hij weet dat zijn leerlingen hem in de steek zullen laten.
Maar hij wil tegen ze zeggen, en tegen ons zeggen,
Dat zelfs als wij Jezus afvallen, dan valt hij ons niet af.
Maar hij geeft zijn leven voor ons.
Dat is de kern van het evangelie.
Jezus is veel reëler dan zijn leerlingen, maar ook oneindig veel hoopvoller!
Dus als je zelf moedeloos wordt, van alles wat er gebeurt in de wereld om ons heen,
Dan zegt Jezus: laat dat je niet verbazen, dat het zo is.
Maar geloof dat dat niet het laatste woord heeft.
Als je van jezelf denkt: zou God nou een keer zijn geduld met mij zijn verloren?
Dan zegt Jezus: ik heb mijn leven voor jou gegeven.
Je hoeft niet bang te zijn.
Niets kan je van mij scheiden.
Als wij de volgende keer met elkaar het Avondmaal vieren,
Denk dan ook eens aan deze woorden van Jezus:
Vanaf nu zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken,
tot de dag dat Ik er, met jullie, opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.
Dat zegt hij tegen zijn leerlingen,
maar dat zegt hij ook tegen ons.
Amen.