Jakobus I – Standvastig zijn
Tekst: Jakobus 1:1-18
Lieve mensen,
Een beetje een spannende vraag misschien, maar steek je hand maar eens op:
Wie van jullie is opgegroeid in een gelovig gezin?
Ik zelf ook.
Dan is geloven nog steeds niet altijd vanzelfsprekend, maar het maakt geloven wel makkelijker!
Soms spreek ik iemand die niet uit een gelovige omgeving komt,
En die met het christelijk geloof in aanraking is gekomen.
En voor sommigen van hen kan het best een hele grote stap zijn om te gaan geloven!
Niet alleen voor zichzelf, maar ook omdat de omgeving er soms moeite mee heeft.
Een Iraanse man uit onze kerk vertelde bijvoorbeeld dat toen hij in Iran met het christelijk geloof in aanraking kwam,
hij het de eerste twee jaar niet eens aan zijn vrouw durfde te vertellen!
Zo gevaarlijk is het daar om als moslim christen te worden.
Maar ook in Nederland heb ik al een aantal keer mensen gesproken die begonnen te geloven,
Maar hun omgeving begrijpt er niks van.
Ik ken een jongere die eigenlijk niet aan haar ouders durfde te vertellen dat ze zich wilde laten dopen.
Ik ken ook een vrouw die er meteen heel erg op werd aangevallen door haar familie, en die daardoor eigenlijk de stap om te gaan geloven bijna niet durfde te zetten.
Het wantrouwen tegen geloof, en tegen de kerk, zat bij haar familie heel erg diep.
Meestal gaat het gelukkig heel anders,
Maar het kan zijn dat als jij gaat geloven, dat je dan met veel weerstand te maken krijgt.
Daar gaat het Bijbelgedeelte van vandaag over.
Het gaat over standvastig zijn.
En standvastig zijn is niet altijd makkelijk.
Het is makkelijk als je je omgeving mee hebt.
Als je er niets voor hoeft op te geven.
Als mensen om je heen hetzelfde denken, en hetzelfde geloven als jij.
Maar soms krijg je met weerstand te maken.
Soms kost het je iets, om te gaan geloven.
We hebben gelezen uit de brief van Jakobus.
Er zijn twee leerlingen van Jezus die Jakobus heetten.
Maar dit is een andere Jakobus:
De Jakobus die deze brief waarschijnlijk heeft geschreven was een broer van Jezus.
Een van de zoons die Maria en Jozef samen kregen nadat Jezus was geboren.
We lezen in de Bijbel dat de leden van Jezus’ gezin eerst best wel moeite hadden om te geloven dat hij de Messias was. De beloofde Redder.
Dat gold ook voor Jakobus.
Maar na Pasen, als Jezus is opgestaan,
Is Jakobus één van de mensen die de opgestane Jezus in levenden lijve ziet!
Vanaf dat moment sluit hij zich aan bij de andere leerlingen.
In de kerkgemeente die in Jeruzalem ontstaat krijgt Jakobus een belangrijke rol.
Hij wordt één van de steunpilaren van die gemeente.
Op den duur wordt hij zelfs de leider van de kerk in Jeruzalem.
Veel anderen trekken weg uit Jeruzalem, onder druk van vervolging waar ze mee te maken krijgen, maar Jakobus blijft.
Vandaag hebben we een stukje gelezen uit het begin van zijn brief.
Die brief, dat is interessant om te weten,
dat is misschien wel het oudste boek uit het Nieuwe Testament.
Jakobus schrijft die brief aan de ‘twaalf stammen in de diaspora’.
Diaspora, dat betekent ‘verstrooiing’.
Origineel doelt dat woord op het Joodse volk,
dat niet meer alleen in Israël woont,
maar door oorlogen en ballingschap verspreid is geraakt over de hele wereld.
Overal waar je kwam waren kleine Joodse gemeenschappen.
Dat was de diaspora.
Maar Jakobus doelt hier niet op het Joodse volk: hij schrijft zijn brief aan christenen.
Op dat moment werd het christelijk geloof nog niet gezien als een apart geloof, maar als een stroming binnen het Jodendom.
En de eerste christenen zijn op dat moment ook verstrooid geraakt over de hele toen bekende wereld.
Ze zijn uit Jeruzalem weggevlucht:
naar andere plaatsen in Israël, maar ook naar buiten Israël.
Deze brief is een algemene brief, die als bemoediging is geschreven,
Aan al die kleine christelijke gemeenten die op al die plekken zijn ontstaan.
Het was moeilijk voor de eerste christenen.
Het christelijk geloof werd gezien als een sekte.
Vanuit alle kanten, zowel Joden als Grieken, kregen de christenen te maken met onbegrip, tegenstand en zelfs vijandschap.
Het is dan ook niet voor niets dat Jakobus in zijn brief de christenen oproept om standvastig te zijn als ze met ‘beproevingen’ te maken krijgen.
Als Jakobus het heeft over beproevingen, dan bedoelt hij dat het voor die eerste christenen moeilijk was om te blijven geloven!
Van alle kanten werd er druk op ze uitgeoefend om hun geloof op te geven.
Je kon om je geloof weggejaagd worden, of gevangengezet, of zelfs ter dood gebracht.
Ook Jakobus zou uiteindelijk vanwege zijn geloof ter dood zijn gebracht.
Jakobus begint zijn brief met een oproep om standvastig te blijven.
Dat betekent dat je met beide benen stevig op de vaste grond staat.
En die vaste grond, dat is Jezus.
Dat je ondanks tegenstand in hem blijft geloven.
Als je het zo leest, dan weet ik niet of je het Jakobus meteen na zou zeggen:
Hij zegt dat beproevingen leiden tot standvastigheid.
Je kan toch ook zeggen dat het andersom is!
Als alles voor de wind gaat is geloven makkelijk.
Maar als mensen jou uitlachen om je geloof,
Of als je iets moeilijks meemaakt, dat je niet kan begrijpen,
Dan kan dat geloven juist moeilijker maken.
Ik denk dat Jakobus niet bedoelt dat je je vragen aan de kant moet schuiven.
Of dat je je beter of geloviger moet voordoen dan je bent.
Maar hij bedoelt wel dat, als jij staande blijft, in die weerstand,
dat je geloof er dan sterker uit kan komen.
In de tijd van Jakobus was geloven per definitie moeilijk.
Op het moment dat je in Jezus geloofde kreeg je met enorme weerstand te maken.
Op sommige plekken van de wereld is dat nog steeds zo.
En ook bij ons. Niet op de manier zoals toen: wij worden niet om ons geloof gevangen gezet, we hoeven er niet om te vluchten.
Maar denk aan de voorbeelden die ik net noemde.
Op het moment dat je in Jezus gaat geloven,
Dan moet je niet verbaasd zijn als je met weerstand te maken krijgt.
Het is een beetje alsof je een deur opendoet, en je wil naar buiten stappen,
Maar je hebt zo’n tegenwind dat je nauwelijks naar buiten komt!
Je zou bijna de deur dicht doen, en binnen blijven!
Wat Jakobus zegt, is dat die tegenwind iets is dat je kan verwachten als je in Jezus gelooft.
Het kan helpen om dat te beseffen.
Dat geloven niet iets is dat het leven alleen maar makkelijker maakt,
Dat het soms ook moeilijk kan zijn om te geloven.
Dat het tegendraads is.
Tegen de stroom, tegen de wind in.
Ik sprak een keer een jongen die vertelde dat hij als kind naar een christelijke basisschool ging,
En daar had hij leren bidden.
En toen werd zijn opa ziek.
En hij bad, en bad.
Maar toch bleef zijn opa ziek, en hij overleed.
Voor hem was dat een bewijs dat God niet bestaat.
Maar geloven gaat niet over dat alles alleen maar goed gaat.
Juist dat je met weerstand, met tegenwind te maken krijgt,
betekent dat er echt iets aan de hand is.
Blijkbaar is er iemand veel aan gelegen om jou een andere kant op te laten lopen.
En diegene is niet God, zegt Jakobus.
Die tegenwind is niet iets om van te schrikken,
Het is zelfs iets dat je geloof kan versterken, en verdiepen.
De mensen die het meeste hebben meegemaakt, zijn vaak ook de mensen met het grootste geloof.
Een geloof dat ergens doorheen is gegaan.
Dat daardoor dieper is geworden.
Kijk eens naar momenten in je eigen leven waarop je het moeilijk had.
Is jouw geloof daardoor kleiner geworden, of aan het wankelen gebracht,
Of is het juist verdiept, en verrijkt?
Ik kan voor mezelf zeggen dat ik juist op momenten waarop ik het moeilijk had,
ik God als heel dichtbij heb ervaren.
En soms kan je vanuit wat je zelf hebt meegemaakt, een ander op een moeilijk moment een hart onder de riem steken.
Jakobus wil ons op een andere manier naar zulke momenten laten kijken.
Het is er. Het gebeurt. Dat je geloof op de proef wordt gesteld.
Dat je met vragen te maken krijgt.
Dat je het even niet meer weet.
Maar wat dat juist mag doen, als jij het allemaal niet meer weet,
Is je besef verdiepen dat jij het niet bent die jouw geloof hoeft te dragen.
Maar dat je op Jezus terug mag vallen.
Jezus, die jou wil dragen.
Die zegt: kom maar bij mij, als je moe bent en onder lasten gebukt gaat.
Ik geef je rust.
Standvastig zijn, een stevig geloof hebben, heeft namelijk niks te maken met hoe stevig onze benen staan.
Ik weet niet of je wel eens in de zee hebt gestaan, in de branding.
En je voelt de golven je meetrekken.
Je kan dan nog zulke sterke benen hebben: de golven zijn altijd sterker!
Standvastig zijn heeft veel meer te maken met de grond waarop je staat dan met hoe sterk je benen zijn.
Als jij altijd zelf alles op een rijtje moet hebben, als je zelf sterk wil zijn, daar red je het niet mee.
Je redt het alleen als je stevige grond onder je voeten hebt,
Die jou draagt.
Die jou stevigheid geeft.
En die stevige grond, dat is Jezus.
Dat is dat je bij Hem terecht kan.
Dat je weet dat Hij enorm veel van je houdt!
Dat Hij voor jou zijn leven heeft gegeven.
Dat Hij je zonden heeft vergeven.
Dat Hij in je wil wonen, door zijn Geest.
Dat niets je van zijn liefde kan scheiden.
Dat is iets waar je niet aan hoeft te twijfelen.
Dat zegt Jakobus zo:
Als je daar aan twijfelt, heb je geen grond om op te staan.
Dan ben je als een golf die alle kanten op wordt geslagen, net welke kant de wind op blaast.
Maar als je weet dat je bij Jezus terecht kan,
Dan heb je altijd stevige grond onder je voeten.
Dat is standvastig zijn: dat je dat mag geloven.
En dan kan alles om je heen wankelen, dan kunnen golven over je heen slaan,
Maar jij mag stevig blijven staan op de rots. Op Jezus.
Dan kan je geloof tegen een stootje.
Als dat standvastigheid is, dan heeft standvastig zijn niks te maken met heel sterk zijn.
Standvastig zijn gaat ook niet over dat je geen vragen mag stellen, of dingen niet moeilijk mag vinden.
Je kan heel bang zijn, en toch standvastig zijn.
Ik begon deze preek met het voorbeeld van mensen die nog maar net begonnen te geloven, voor wie dat heel spannend was,
omdat hun omgeving het niet kon accepteren.
Dat kan echt zo zijn, juist als geloven nieuw voor je is:
Dat je juist dan met weerstand te maken krijgt.
Dat is niet iets om van te schrikken.
Je mag echt weten dat je daar niet alleen in staat.
En dat het het waard is om vol te houden.
Want God kennen is mooier dan wat dan ook!
Nou heeft Jakobus het in dit gedeelte niet alleen over beproevingen.
Hij heeft het ook over verleidingen.
Ik las, al heel lang geleden, een interview met een predikant die vervolgde christenen had bezocht in China.
Er was iets wat hem heel erg had geraakt.
Hij zei: de christenen in China bidden juist voor christenen in het Westen,
Omdat zij denken dat het voor ons nog veel moeilijker is om standvastig te zijn,
om te blijven geloven, dan voor hen, in alle verleidingen om ons heen,
In alles wat onze aandacht wég kan trekken bij God.
Wist je dat het woord voor beproeving en verleiding in het Grieks hetzelfde woord is? (Peirasmos)
Het zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Het verschil is:
Beproevingen komen van buitenaf, en verleiding komt van binnenuit.
Verleiding is een woord dat wij vooral associëren met iets wat niet goed voor je is,
of iets wat niet mag, maar wel heel aantrekkelijk is.
Een koekje kan heel verleidelijk zijn. Of een zak chips!
De verleiding waar Jakobus het over heeft is misschien wel veel subtieler.
Het gaat erom dat je in je leven toestaat dat dingen tussen jou en God in komen te staan.
Dat je dingen op de plek van God zet in je leven.
Jakobus heeft het over begeerte.
Begeerte is iets anders dan een verlangen.
Verlangen is positief.
Je kan verlangen naar vrede.
Of naar liefde.
Begeerte heeft te maken met dat je iets heel graag wil hebben.
Heel vaak wordt onze begeerte aangewakkerd doordat we zien dat een ander iets heeft dat wij niet hebben.
Bij mijn ouders in de straat vroeger was het heel grappig om te zien:
Als de ene buurman een nieuwe auto had gekocht, had de andere heel snel daarna ook een nieuwe auto. Dezelfde, of nóg een grotere.
En dat gebeurde elke keer opnieuw.
In onze samenleving wordt heel veel ingespeeld op onze begeerte.
We worden overal om ons heen platgegooid met reclame,
die ons een plaatje laat zien van gelukkige mensen die iets hebben wat wij niet hebben.
De boodschap is: als je dit niet hebt, dan mis je iets heel fundamenteels!
En dan gaat het over: een telefoon, een auto, parfum, een jurk, speelgoed.
Voor Jakobus is begeerte negatief.
Omdat net zo goed als beproevingen, je begeerte je bij God vandaan kan halen.
Hij waarschuwt daarvoor.
Wat je begeert, kan tussen jou en God in komen te staan.
Hij vergelijkt rijkdom, het hebben van geld of spullen, met een prachtige bloem.
Op dat moment is die bloem heel mooi.
Maar dat is niet blijvend.
Een bloem verdort, de bladeren vallen af.
En dan heb je niks meer.
Wat als je je hele leven lang hard werkt zodat je mooie spullen kan hebben?
Als al je aandacht daardoor wordt opgeslokt?
Dan is dat waar je voor leeft.
Dan heeft God geen plek meer in je leven.
En wat is het uiteindelijk waard?
Jakobus is heel stellig:
God wil jou het leven geven.
Begeerte leidt naar zonde, en dat leidt naar de dood.
Dat leidt bij God vandaan.
Waarom Jakobus ons daarvoor waarschuwt, is omdat het in ons allemaal zit.
Verlangen naar dingen die uiteindelijk niet goed voor ons zijn, of die ons uiteindelijk niet écht gelukkig maken.
Er is een mooi spreekwoord dat wordt toegeschreven aan Maarten Luther:
Je kan niet voorkomen dat een vogel over je hoofd vliegt.
Maar je kan wel voorkomen dat hij er een nestje gaat bouwen!
Je kan niet voorkomen dat je reclame ziet van iets heel erg moois, en dat je het ook wil hebben!
Maar je kan wel een stap terug doen:
heb ik dat nou echt nodig om gelukkig te zijn?
Of zijn er andere dingen waar ik veel gelukkiger van wordt?
Die voor mij belangrijker zijn?
Waar wil ik me door laten leiden?
Jakobus eindigt met iets dat misschien heel vanzelfsprekend lijkt,
Maar wel heel fundamenteel is.
Dat is dat beproevingen, en verleiding, niet bij God vandaan komen.
Waarom is dat zo belangrijk?
Omdat het te maken heeft met hoe jij naar God kijkt.
Wat is jouw beeld van God?
Zie je God als iemand die het jou moeilijk probeert te maken?
Die jou het vuur aan de schenen legt?
Of die het fijn vindt als je een fout maakt, of als je iets doet waar je je later voor schaamt?
Of is God juist Iemand die jou wil helpen,
in al die dingen die je bij Hem vandaan halen?
God is goed!, zegt Jakobus.
Het is belangrijk om dat steeds weer te bedenken.
Hij is te vertrouwen.
Hij wil je niet laten vallen.
Hij wil je het Leven geven.
Juist dat is de grond waar je stevig op mag staan.
Ook als je met moeilijke dingen te maken krijgt,
Of als alles om je heen je aandacht weg probeert te leiden bij God.
Dat denken wij vaak, maar standvastig zijn is niet dat jij daar zelf boven moet staan!
Standvastig zijn is niet dat je zelf sterk bent:
Het is dat Jezus de grond is waar jij stevig op mag staan.
Het is Zijn liefde voor jou, elke dag opnieuw!
Amen.
