ICAD-dienst – Ik wil meedoen

Tekst: “Sta op en loop!”, uit de Prentenbijbel van Marijke ten Cate, naar Handelingen 3:1-10
(Dienst voor mensen met een verstandelijke beperking)

Wie van jullie heeft wel eens de serie ‘Bennie’ gezien? 🙂
Bennie is een gespeelde serie, over Bennie, een jongen met het syndroom van Down.
En over het gezin waar hij in opgroeit.
In de serie is Bennie net 18 jaar geworden.
Eindelijk is hij volwassen!
Bennie denkt: nu hoor ik erbij.
Nu mag ik ook een biertje drinken.
En ik mag gaan werken, zoals een volwassene doet.
Hij wil bijvoorbeeld heel graag bij de brandweer.
En hij wil op zichzelf wonen.
En hij wil een vriendin!

Maar in het echt ziet het er heel anders uit dan hij had gedacht.
De mensen om hem heen, vooral zijn ouders, blijven doen alsof hij een klein kind is.
Hij mag niet zijn eigen keuzes maken.
En hij wordt er steeds door iedereen op gewezen dat hij anders is.
Dat hij niet mee kan doen.
En dat maakt Bennie verdrietig, en boos…

Het is een hele mooie serie!
En uiteindelijk komt het gelukkig goed.

Het hóeft niet zo te zijn,
maar misschien herken je wel een beetje dat gevoel dat Bennie kan hebben.
Je zou er het liefste bij horen.
Je zou zo graag kunnen wat iemand anders kan!
Je zou zo graag mee willen doen.

Ik zat te denken:
Zou dat niet ook zo zijn voor de man waar het Bijbelverhaal van vandaag over gaat?
Hij kan niet lopen.
Al zijn hele leven lang niet.
In zijn tijd waren er geen rolstoelen.
Je kon eigenlijk niks als je niet kon lopen.
Hij kan niet wat ándere mensen wél kunnen.
Altijd heeft hij het gevoel dat hij er niet bij hoort.
Hij kan niet werken.
Hij kan alleen maar bedelen, bij de tempel.
Hij kan er zelfs niet alleen naartoe gaan: zijn familie moet hem brengen.

Want het plekje waar hij elke dag zat, was bij de poort van de tempel.
Dat was helemaal bovenaan een hele lange trap,
De tempel stond boven op een berg.
Vanuit de stad moest je die lange trap op klimmen om bij de tempel te komen.
En helemaal bovenaan was de ‘mooie poort’.
Op die plek zaten altijd mensen te bedelen.
Ook hij.
Want dáár moest iedereen langs.

Ik denk dat het best wel moeilijk was:
om daar bij de poort te zitten, en mensen om geld te vragen.
Bedelen is niet leuk om te doen.
Veel mensen vinden het vervelend dat je daar zit. Ze ergeren zich aan je.
Of ze vinden het moeilijk, ze weten niet wat ze ermee moeten,
Waar ze moeten kijken!
Ze lopen je voorbij, zonder iets te zeggen, zonder je aan te kijken.

Anderen geven je gauw wat geld, en ze lopen door.
Iedereen denkt: wat zielig.
Bijna niemand blijft staan.
Niemand vraagt: hoe heet je? Hoe is het met je?

Ik denk dat de man die niet kon lopen elke dag keek naar al die mensen die hem voorbij liepen.
Hij wilde niet zielig gevonden worden.
Het liefst zou hij gewoon meedoen!
Het liefst zou hij gewoon kunnen lopen, net als de andere mensen.
Het liefst zou hij ook naar de tempel gaan, om te bidden, en te zingen.
Net zoals je in de kerk doet!
Maar hij moest elke dag bij de poort zitten en de mensen om geld vragen.

Maar dan, op een dag, loopt Petrus langs, samen met Johannes.
Zij komen die hoge trap op klimmen,
Omdat ze onderweg zijn naar de tempel.
Weet je wie dat zijn, Petrus en Johannes? Twee leerlingen van Jezus!
Maar Jezus is er niet bij.
Of dat zeg ik verkeerd:
Hij is er niet, maar hij is er toch ook wél bij.

Jezus is naar de hemel gegaan. Naar zijn Vader.
Dat is nét hiervoor gebeurd.
En hij zei toen tegen Petrus, Johannes en de anderen:
Je hoeft niet bang te zijn.
Jullie zien me straks niet meer, maar jullie zijn níet alleen.
Ik stuur jullie de heilige Geest. En zo zal ik altijd bij jullie zijn.
Ik ben elke dag bij jullie.
Vorige week hebben we dat gevierd:
dat het Pinksteren was, dat de heilige Geest is gekomen.

En Jezus had gezegd tegen Petrus en Johannes:
de heilige Geest zal jullie helpen: om alle mensen over mij te vertellen.
Dat ik ben gekruisigd, en gestorven, en opgestaan, voor jullie!
Dus dat is wat Petrus en Johannes gaan doen.
Ze gaan iedereen vertellen over Jezus.
Daarom gaan ze naar de tempel!
En ze doen dat niet alleen:
Jezus is bij ze, door de heilige Geest.

En als ze naar de tempel gaan, zit daar die man, die niet kan lopen!
En hij vraagt, aan Petrus: ‘Heb je wat geld voor me?’.
Zoals hij aan zoveel mensen vroeg, de hele dag door.

Maar Petrus en Johannes doen iets anders dan alle andere mensen.
Ze geven hem geen geld, om daarna weer gauw door te lopen.
Ze doen niet alsof hij er niet is.
Nee, ze blijven stilstaan.
En ze kijken hem aan.
Ze zien hem!

Dat hebben ze van Jezus geleerd.
Om niet zomaar door te lopen,
maar om mensen te zien, die door anderen niet worden gezien.

Want God houdt juist heel veel van die mensen!
Dat zei Jezus. Dat liet Jezus zien!
Mensen die er niet bij horen, die niet mee kunnen doen.
Mensen die door anderen zomaar voorbij worden gelopen.
Daar houdt God juist van!

Zo blijven Petrus en Johannes bij die man stilstaan.
En dan gebeurt er iets heel wonderlijks.
Ik denk niet dat Petrus het van tevoren had bedacht.
Maar het floept er zo uit, alsof de heilige Geest het door hem heen zegt:
Ik kan je geen geld geven.
Maar ik heb wel iets anders voor je.
In de naam van Jezus Christus van Nazaret: sta op en loop!
En dan helpt Petrus hem gewoon overeind, alsof hij altijd al kon lopen!
Hij kan lopen!

En dat vind ik het mooiste aan dit verhaal:
Hij zat daar elke dag te kijken naar die mensen die de tempel in gingen.
Dat wilde hij zelf ook zó graag kunnen!
En nu is het éérste wat hij doet mét Petrus en Johannes de tempel in gaan!
Eindelijk kan hij meedoen!
Hij wil God danken!
God, die ervoor heeft gezorgd dat hij kan lopen!

Nou zijn er drie vragen over dit wonder waar ik kort met jullie naar wil kijken.

De eerste is: waaróm gebeurt dit wonder?

Want ik zei net al: Jezus is er niet bij.
Alleen Petrus en Johannes.
En toch is Jezus er wél bij.

Het lijkt een beetje alsof Petrus deze man geneest.
Alsof Petrus heel bijzonder is!
Ik kan je geen geld geven, maar ik kan wel zeggen: sta op en loop!
Maar er is nog iets anders wat Petrus zegt.
Hij zegt: in de naam van Jezus, sta op en ga lopen.
Of zoals het in de gewone Bijbel staat:
In de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop.

Door te zeggen: ‘in de naam van Jezus’ maakt Petrus heel erg duidelijk dat híj het niet is die die man geneest, maar Jezus zelf.

Dat zie je ook als je verder leest in het Bijbelboek waar dit verhaal in staat, in Handelingen.
Dat mensen maar de naam van Jezus hoeven te noemen,
en er gebeuren bijzondere dingen.

Als ze samen met de man de tempel binnen gaan,
Dan zíen alle mensen hem.
En ze herkennen hem:
Dat is toch die man die elke dag bij de poort om geld vroeg?

Ze kunnen hun ogen niet geloven.
En het éérste wat Petrus zegt, is:
Dat heb ik niet gedaan… Dat heeft Jezus gedaan!
En hij vertelt ze wie Jezus is.

En dát is waar dit wonder om gaat.
Het wonder wijst naar Jezus!
Door dit wonder kan Petrus aan de mensen vertellen wie Jezus is,
en wat Jezus voor ze heeft gedaan.

Hij heeft ook voor jullie zijn leven gegeven!, zegt Petrus.
En ik vind het heel mooi, dat staat niet in de gewone Bijbeltekst, maar wel in de Prentenbijbel, dat Petrus zegt:
Jezus zal de wereld weer mooi en goed maken.
Dan kunnen ook verlamde mensen weer lopen.
Want zo heeft God het bedoeld.
Alsof wat met deze verlamde man is gebeurd, daar al een beetje naar vooruit wijst.

Misschien vind je het wel moeilijk om over een wonder als dit te lezen in de Bijbel.
Omdat je denkt: dat zou ik ook wel willen.
Maar ik kan niet lopen.
Of: ik ben ziek, maar ik word niet beter.
Of iemand om je heen is ziek, maar wordt niet beter.

Maar dat is ook zo met de wonderen in de Bijbel.
Die gaan niet alleen over dat wonder:
ze wijzen vooruit naar dat God op een dag alles nieuw en goed zal maken.
Nu is dat nog niet zo.
Soms zie je er een kléin beetje van, zoals bij dit wonder.
Maar er is nog zoveel pijn en verdriet, en ziekte, en dingen die niet goed gaan.

Zo’n wonder uit de Bijbel wijst vooruit naar dat God op een dag álles goed zal maken.
En elke traan uit onze ogen zal wegvegen.
En iedereen die zo graag zou willen lopen, kan dan lopen.
En iedereen die ziek is, is dan beter.
Dát is wat Jezus gaat doen, zegt Petrus.
Dus: waarom gebeurt dit wonder?
Om te wijzen naar Jezus.
Naar wie Jezus is. Naar wat Jezus heeft gedaan. En naar wat Jezus gaat doen!

De tweede vraag waar ik met jullie naar wil kijken, is:
Wat betekent het wonder voor die man, die wordt genezen?

Dat hij kan lopen natuurlijk!
Dat is het allerbelangrijkste.
Dat is waar hij God heel dankbaar voor is.

Maar dat is niet het enige!
Wat het ook voor hem betekent, is dat God hem ziet.
Elke dag zat hij bij de poort te bedelen.
En elke dag kon hij niet meedoen.
En elke dag zag niemand hem staan.

Als dat zo is, als niemand om je heen jou ziet staan,
dan kan je van jezelf gaan denken dat God je ook niet ziet.
Maar dát is niet waar!
En dat laat deze Bijbeltekst zien.
Ook al liep iedereen langs deze man heen,
Petrus en Johannes deden dat niet.
Zij gingen stilstaan, en lieten aan de man zien dat God hem ziet, en kent.
Dat hij er voor God bij hoort.
Dat God wil dat hij ook de tempel in kan lopen om Hem te loven!
Zoals die man zó graag wil.

Wat betekent het wonder voor deze man?
Dat God hém ziet!
En dat God ziet dat hij zo graag mee zou willen doen.

De derde vraag is:
Wat betekent dit wonder voor ons?

Het betekent dat God óns ziet.
Net als Hij deze man ziet.
Dat God jou kent.
Dat Hij weet wat je dwars zit.
En dat je mag weten dat je er voor Hem toe doet!

Weet je nog wat ik zei over Bennie?
Hij werd er door iedereen op gewezen dat hij anders is.
Dat hij niet mee kan doen.

Maar voor God maakt het niet uit wat je wel of niet kan:
Hij wíl dat je meedoet!
Jij hoort erbij voor God! Helemaal!

Wat dit Bijbelverhaal óók voor ons betekent,
Is dat wij aan mensen om ons heen mogen laten zien wie Jezus is!
Zoals Petrus en Johannes dat doen.

En dat mogen we als eerste doen door mensen om ons heen te zien.
Petrus en Johannes liepen niet door, zoals iedereen deed.
Maar ze bleven stilstaan, en ze keken de man aan.
Ze lieten aan deze man zien dat Jezus van hem houdt.

Ze zijn zó lang leerlingen geweest van Jezus, ze hebben zo lang met hem opgetrokken,
Dat ze een beetje op Jezus zijn gaan lijken.
Ze weten dat Jezus van mensen houdt die er niet bij horen.
Dat Jezus ook van deze man houdt.
En daarom blijven ze bij hem stilstaan.
En zeggen ze: we kunnen je niet veel geven, alleen Jezus…

Dát is wat wij ook mogen doen.
Wij kunnen de mensen om ons heen misschien niet véél geven.
We kunnen niet al hun problemen oplossen.
Dat konden Petrus en Johannes ook niet!
Ze konden hem alleen Jezus geven.

En dat is niet veranderd.
De heilige Geest liet toen aan mensen zien wie Jezus is.
En dat doet hij nog steeds.
Dat wil hij ook door ons heen doen.

Er was niks bijzonders aan Petrus en Johannes!
Het waren gewoon vissers!
Ze konden niet eens lezen en schrijven!
En toch wilde Jezus door hén heen zijn liefde laten zien.

En hij wil ook door jóu heen zijn liefde laten zien!
Amen.

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *