Doen jullie mij na
Johannes 13:1-17 en 34-35
Lieve mensen,
Ik ken iemand, die hoeft maar een instrument te zien,
en als ze die oppakt, kan ze er meteen muziek mee maken!
Zelfs al heeft ze nog nooit op dat instrument gespeeld.
Dat is heel knap.
Want ik weet niet wie van jullie allemaal een instrument speelt,
Maar voor de mééste mensen is het zo dat als je voor het eerst een instrument oppakt, en je begint te spelen,
dat het dan helemaal nergens naar klinkt.
Je bent al heel blij als je er überhaupt geluid uit krijgt!
Wat je nodig hebt, is iemand die het je voordoet.
Iemand die je verder helpt om muziek te leren maken. Stapje voor stapje.
Je kan niet meteen supermooie muziek maken.
En je gaat ook niet meteen improviseren, je gaat niet zomaar wat spelen:
Je hebt een boek, waar muziek in staat, en dat ga je eerst proberen na te spelen.
En zo leer je zelf muziek te maken.
Je leert het door anderen na te doen.
En door de muziek na te spelen die je voor je hebt.
Als we vandaag lezen dat Jezus de voeten wast van zijn leerlingen,
Dan kan je dat ook zo zien.
Jezus wil zijn leerlingen een voorbeeld geven.
Hij wil dat zijn leerlingen hém na gaan doen.
Dat zijn leerlingen gaan dóen wat híj doet.
Maar wat ís het dat Jezus doet, waarvan hij wil dat zijn leerlingen hem nadoen?
Dit is een verhaal met verschillende lagen.
En de eerste laag is heel erg duidelijk.
Jezus wil zijn leerlingen laten zien hoe hij wil dat ze met elkaar omgaan.
Jezus en zijn leerlingen vieren een maaltijd met elkaar.
Het is de maaltijd van het laatste Avondmaal.
In de andere drie evangeliën, Matteüs, Markus en Lukas,
Wordt dáár bij stilgestaan.
Dat Jezus het brood ronddeelt, en zegt: dit is mijn lichaam.
En dat hij de wijn ronddeelt, en zegt: dit is mijn bloed.
Johannes heeft daar minder aandacht voor.
Dat komt waarschijnlijk doordat het voor Johannes al een heel bekend verhaal was,
En voor zijn lezers misschien ook.
Johannes heeft vaker een andere invalshoek dan Matteüs, Markus en Lukas.
En ook in dit verhaal: Johannes wil de aandacht vestigen op iets anders wat er die avond gebeurt:
dat Jezus de voeten wast van zijn leerlingen.
Een leuke vraag om over na te denken:
Hoe zou jij reageren als jij één van de leerlingen was geweest,
en Jezus begon jouw voeten te wassen?
Iemand vertelde me pas dat één van de vorige dominees een keer bij de Doe Mee-kerk de voeten van de kinderen waste.
En één van de kinderen trok op dat moment een heel vies gezicht,
want de voeten van een ander wassen, dat is toch iets vies!
Dat ben je niet gewend, dat iemand jouw voeten wast!
Maar in de tijd van Jezus waren ze dat wél gewend!
Als je ergens te gast was, als je ergens kwam eten,
Dan zorgde je dat je je eerst thuis ging wassen.
Zo bereidde je voor.
Zoals je nu iets moois aan zou trekken,
En je haar zou borstelen, of gel in je haar zou doen,
Of make-up op zou doen.
Alleen, dan had je je thuis gewassen,
maar in die tijd liepen mensen op open schoenen.
En de wegen waren niet verhard, zoals nu.
Dus als je liep van je huis, waar je je helemaal had gewassen,
Naar de plek waar je zou gaan eten,
Dan werden je voeten natuurlijk weer helemaal vies!
De meeste gastheren en gastvrouwen regelden daarom dat er een slaaf was, of een bediende,
Die bij binnenkomst de voeten waste van de gasten.
Dat was een vies werkje, want die voeten wáren ook echt vies.
Echt een slavenwerkje.
Normaal gesproken was daar iemand voor.
Bij de maaltijd die Jezus heeft met zijn leerlingen, is er alleen niemand die dat doet.
Er is geen slaaf en geen bediende.
Dus iedereen gaat maar gewoon aan tafel aanliggen.
Geen enkele van de leerlingen van Jezus staat op, en zegt:
Dat doe ík wel even.
Want het was een taakje waar iedereen zijn neus voor ophaalde.
Dat dééd je niet, als je ergens te gast was.
Dan vernederde je jezelf.
Afgelopen week had ik het er met iemand over waar je de voetwassing nu mee zou kunnen vergelijken, en hij zei: de vaatwassing.
Stel dat je naar een restaurant gaat, als gast,
Dan ga je óók niet de afwas doen!
Daar zijn mensen voor.
Dat hóef je niet te doen.
Behalve als je de rekening niet kan betalen!
Daar kan je het mee vergelijken.
Daar zijn mensen voor, dat hoef jij niet te doen.
Zo was het ook met het wassen van je voeten.
Daar waren mensen voor, dat hoef jíj niet te doen.
Maar dan staat Jezus op.
En voordat Jezus opstaat, zegt Johannes twee belangrijke dingen.
Het eerste wat Johannes zegt is dat Jezus weet dat zijn tijd is gekomen.
Dat het moment dichterbij komt dat hij gaat sterven, en dat hij naar de Vader gaat.
Dit is de maaltijd waarin Jezus zegt tegen zijn leerlingen:
Ik zal lijden, en sterven, en dat doe ik voor jullie.
Want dat zegt Johannes er ook bij:
Jezus had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief,
En zijn liefde zou tot het uiterste gaan.
Dus dat is het eerste wat Johannes zegt:
Jezus weet dat het moment dichterbij is gekomen waarop hij gaat sterven,
En hij doet dat omdat hij de mensen die bij hem horen liefheeft.
Hij wil voor hen, voor ons, tot het uiterste gaan.
Het tweede dat Johannes zegt, is:
Jezus heeft van God, de Vader, alle macht gekregen.
Hij is van God gekomen, en zal weer naar God terugkeren.
Daarmee zegt Johannes heel veel over wie Jezus is:
Hij is de zoon van God.
Hij is gekomen uit de hemel, om voor ons zijn leven te geven.
En Hij zal naar de Vader terugkeren.
Dat is waar Johannes mee begint.
Jezus heeft zijn leerlingen zó lief dat hij álles voor ze zal geven,
En Jezus heeft van God de Vader álle macht gekregen.
En dan omschrijft Johannes niet iets wat Jezus zégt, maar iets dat Jezus dóet.
Want daden kunnen soms veel meer zeggen dan woorden.
Jezus laat iets zien.
Hij staat op, doet zijn bovenkleed af,
Hij kleedt zich voor een deel uit,
Zijn mooie bovenkleren doet hij uit,
Hij slaat een linnen doek om,
Om de voeten mee af te drogen,
En hij giet water in een waskom.
En vervolgens begint hij de voeten te wassen van zijn leerlingen.
Dat slávenwerkje, dát begint Jezus te doen.
De leerlingen van Jezus zien het niet zitten om dat te doen.
Net zo min als wij de afwas zouden gaan doen in een restaurant.
Maar Jezus, hun meester, hun rabbi,
Degene van wie Johannes zegt dat hij álle macht heeft gekregen van de Vader,
Jezus maakt zich klein en neemt die taak op zich.
En de meeste van zijn leerlingen durven er niets van te zeggen.
Behalve Petrus, die altijd zijn mond als eerste opentrekt.
Mijn voeten zult u niet wassen!
Hallo, waar bent u mee bezig!
Petrus denkt: ik zou nog liever Jezus´ voeten wassen dan andersom!
Voor hem is dat heel moeilijk, om dat door Jezus, door zijn meester, te laten doen.
Net zoals Petrus liever zijn leven zou willen geven voor Jezus
dan dat hij wil dat Jezus zijn leven geeft voor hem.
Maar Jezus vraagt niet van Petrus dat hij zelf zijn voeten wast,
maar hij vraagt van Petrus dat hij zich overgeeft.
Dat is de enige manier.
En dan zegt Petrus: was in dat geval ook mijn handen en mijn hoofd.
Maar schoner dan schoon kan je niet worden.
Wat Jezus doet, is genoeg.
Wacht maar, ik leg het zo uit, zegt hij tegen Petrus.
En als hij klaar is, dan légt hij het ook uit.
Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?
Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij.
En terecht, want dat ben Ik ook.
Maar ik heb dit gedaan om jullie een voorbeeld te geven.
Ik wil dat jullie net zo zijn als ik.
Ik wil dat jullie je niet verheven voelen boven elkaar,
Maar dat jullie bereid zijn om elkaar te dienen.
Jezus is de hoogste Heer.
En hij kíest ervoor om niet hoog en verheven te blijven,
Maar om te dienen.
Om de minste te worden.
Zelfs voor het werk van een slaaf voelt hij zich niet te goed.
Ook al gaat dat voor zijn leerlingen tegen alles in wat ze gewend zijn.
Tegen hoe het hoort.
En dan zegt hij ook nog:
Wat ík voor jullie doe, dat moeten jullie ook bereid zijn om voor elkáár te doen.
Vóel je niet beter dan een ander, zet jezelf niet op de voorgrond,
Probeer niet de belangrijkste te zijn, dat anderen naar je opkijken,
Maar wees bereid om een stapje terug te doen.
Om jezelf klein te maken.
Om te dienen.
Dát is de eerste laag in dit verhaal.
Dat Jezus zijn leerlingen vóórdoet hoe hij wil dat ze met elkaar omgaan.
Maar er zit ook nog een diepere laag in dit verhaal.
Eén die heel erg lijkt op die maaltijd die hij net met zijn leerlingen heeft gevierd,
Het laatste avondmaal.
En dat is dat Jezus, doordat hij de voeten van zijn leerlingen wast,
Laat zien wat het is waar hij voor is gekomen.
Dat hij laat zien waarom hij de komende dagen moet sterven.
Het is een beeld.
Jezus probeert het uit te leggen, maar niet met woorden,
Maar door iets te doen.
Jezus is hun meester, hun Heer,
Maar hij doet zijn mooie kleren uit,
En gaat als een slaaf de voeten wassen van zijn leerlingen.
En daarmee laat hij zien dat hij ze dient,
Dat hij zich niet verheven voelt boven ze,
Maar nog veel meer laat Jezus aan ze zien dat hij ze liefheeft.
Dat hij van ze houdt,
En dat hij daar álles voor wil doen.
Want zoals Jezus zijn kleed afdoet, en aan hun voeten neerknielt om die te wassen,
Net zo heeft Jezus de hemel achter zich gelaten,
En is hij mens geworden,
En is hij bereid om álles af te leggen, om álles op te geven,
uit liefde voor de mensen die God aan hem heeft gegeven.
Uit liefde voor zijn leerlingen, én uit liefde voor ons.
Hij had de mensen die bij hem hoorden lief,
en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
Dát is wat Jezus probeert uit te beelden,
Wat hij probeert uit te leggen aan zijn leerlingen.
Het is niet alleen dat hij bereid is om een vervelend taakje te doen, wat verder niemand wil doen,
Maar hij wil laten zien dat Hij van zijn leerlingen houdt.
Dat hij álles voor ze op wil geven.
En voor ze op gáát geven.
En dán zegt hij:
Volg mijn voorbeeld na!
Heb elkaar lief.
Zoals ik jullie heb liefgehad,
zo moeten jullie elkaar liefhebben!
Het gaat er dus niet alleen om dat zijn leerlingen, en dat wij,
Ons niet verheven moeten voelen boven elkaar,
Maar het gáát erom dat Jezus van ons vraagt om lief te hebben.
Net zo lief te hebben als hij ons heeft liefgehad!
En dat betekent: een liefde die zichzelf geeft.
Een liefde die tot het uiterste gaat.
Jezus wil dat zijn leerlingen op hém gaan lijken!
Dat ze lief gaan hebben zoals hij.
En dat vindt hij zo belangrijk, dat dát één van de laatste dingen is die hij tegen ze zegt, voor hij gaat sterven.
Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief!
Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.
Ik heb het jullie voorgedaan.
Doen jullie mij na.
We gaan zo luisteren naar een lied,
En ik wil je vragen, om voor jezelf, tijdens dat lied, na te denken:
Wat betekent dat voor mij?
Om lief te hebben, zoals Jezus mij heeft liefgehad?