Preken

Vraag het mij…

Tekst: Johannes 4:1-15

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

De afgelopen weken, jullie hebben het vast gezien op het nieuws,
was er veel paniek onder de bevolking van Rusland.
Het Russische leger, dat delen van Oekraïne bezet heeft, dat leed grote verliezen,
en als gevolg daarvan liet president Poetin bekend maken dat een deel van de bevolking zou worden gemobiliseerd door het leger.
Dus in dienst werd gesteld, verplicht.

Ik kan me die paniek heel erg voorstellen bij de mensen.
Rusland is een heel ander land dan Nederland.
De bevolking is veel minder mondig.
Veel meer dan wij zijn zij gewend aan een overheid die gewoon zijn gang gaat, waar je geen invloed op hebt.
En als die overheid dan gekke dingen doet, zoals een buurland binnenvallen,
dan nemen veel mensen dat voor kennisgeving aan.
Op de staatstelevisie wordt het toch uitgelegd, dat het geen oorlog is,
maar een speciale operatie, om de Oekraïense bevolking te bevrijden?

Maar voor heel veel mensen in Rusland is dat heel erg veranderd nu het hun huiskamer binnenkomt.
Ineens krijgen mannen, zonen, vaders, een oproep om te gaan vechten in een oorlog die helemaal niet hún oorlog is.
En als ze dat niet doen, hangt ze een lange gevangenisstraf boven het hoofd.
Je zag op het nieuws wat dat teweeg bracht:
Mensen begonnen te demonstreren, en veel mensen zijn gevlucht.
Er stonden kilometers lange rijen met auto’s voor de grenzen.
Ineens was die oorlog niet meer iets dat ver van ze af stond,
Maar iets dat impact had op hun eigen leven.

Je kan je afvragen of wij heel anders zijn dan de Russische bevolking.
Voor ons kan het ook makkelijk zijn om dingen die om ons heen spelen van ons af te zetten.
Neem bijvoorbeeld de opvangcrisis bij Ter Apel.
Ter Apel ligt in Groningen.
En toch raakt het ons maar nauwelijks dat daar afgelopen week weer mensen buiten moesten slapen.
Het is vlakbij, maar toch staat het ook heel ver van ons leven af.
Ik denk, als die zelfde mensen aan onze deur zouden kloppen,
bij ons door het dorp zouden lopen, dan zou het ons nog veel meer raken.
Dan wordt het tastbaar. Het heeft impact.
Dan komen we in beweging.

Waarom vertel ik dit?
Omdat als je met elkaar uit de Bijbel leest,
er iets kan gebeuren dat daar heel erg op lijkt.
Net als voor ons die vluchtelingen in Ter Apel,
of voor de Russen de oorlog in Oekraïne,
kan je het voor kennisgeving aannemen,
Maar toch blijft het ergens wel ver van je af staan, zo’n Bijbelverhaal.

Dat kan ook gebeuren met het verhaal dat we vandaag hebben gelezen.
Dat gaat over iemand anders. Niet over mij.
Het raakt niet aan mijn leven. Toch?

Jezus heeft een ontmoeting met een Samaritaanse vrouw.
Dat klinkt heel exotisch. Dat klinkt heel ver weg.
Je weet misschien niet eens waar dat lag.
Samaria was een gebied dat lag tussen Judea, in het zuiden, waar Jeruzalem ligt,
en Galilea, in het noorden, waar Jezus is opgegroeid.
Samaria lag precies daar tussen in.
In Galilea en Judea woonden Joden,
Maar in Samaria woonden geen Joden, maar Samaritanen.

De Samaritanen waren een volk, dat had dezelfde wortels als de Joden.
Heel vroeger, honderden jaren eerder,
toen waren er twee koninkrijken:
het Koninkrijk Israël en het Koninkrijk Juda.
Die waren door een ruzie uit elkaar gegaan.
En Samaria, dat was de hoofdstad geweest van dat koninkrijk Israël.

Alleen in de tijd van Jezus was dat koninkrijk Israël al heel lang verdwenen.
Dat was veroverd door een buitenlandse koning,
de koning van Assyrië,
die had de bevolking laten wegvoeren.
En de inwoners van dat land zouden nooit meer terugkeren.
Vanaf toen was er alleen nog het kleine koninkrijk Juda.
Daaróm worden de inwoners daarvan Judeeërs genoemd.
Daar komt ons woord ‘Joden’ vandaan.

In Samaria was maar een kleine groep mensen achter gebleven.
Een groep die niet veel meer voorstelde.
Iedereen die belangrijk was, die was meegenomen.
Er kwamen andere mensen in dat gebied wonen, uit volken eromheen.
Dus dat volk had zich vermengd met die andere volken.
En dus was hun geloof ook vermengd met de religies van die andere volken.
Het had dezelfde wortels als het Jodendom, maar er waren ook behoorlijke verschillen.

En precies om die reden keken de inwoners van Judea en Galilea neer op de Samaritanen.
Ze waren in hun ogen geen echte Joden meer, maar meer een mengelmoesje.
Hun geloof was niet meer het Joodse geloof.
Hun cultuur was niet meer de Joodse cultuur.

En dan komt het verhaal dat we vandaag hebben gelezen,
Jezus trekt van Judea, in het zuiden, naar Galilea, in het Noorden.
En om daar te komen kan hij om Samaria heen trekken,
via Jericho, en via de Jordaan,
Dat was een hele lange reis, een voetreis, in die tijd,
Of hij kon door Samaria heen. Dat was veel sneller.
Dan kon je het in een paar dagen lopen.

Dus Jezus gaat met zijn leerlingen door Samaria heen.
En na een dag lopen stoppen ze,
En de leerlingen van Jezus gaan naar een stad in de buurt om daar eten te kopen.
Jezus blijft net buiten de stad op ze wachten, bij een put.
Hij is moe. Hij heeft dorst.

En dan komt er een vrouw aan die water wil putten. Zij is een Samaritaanse!
Jezus die hoorde dus als Jood niets met haar te maken te willen hebben.
Maar hij trok zich daar niks van aan.
Hij spreekt die vrouw aan, en vraagt: zou je mij water willen geven?
En die vrouw, die is daar ontzettend verbaasd over!

Dat is wat dit verhaal zo bijzonder maakt, als je het leest:
Waar mensen elkaar veroordelen, elkaar wegzetten,
Elkaar negeren, of minachten, soms zelfs in de naam van God,
Daar blijkt God zelf helemaal geen boodschap te hebben aan die grenzen die mensen stellen.
“Met haar hoor je niet om te gaan!
Die persoon, die kan je beter op afstand houden!”
Jezus trekt zich daar niks van aan.
Jezus spreekt deze vrouw aan. En hij vraagt haar om hulp!
Hij is moe. Hij heeft dorst.
“Wil jij me helpen?
Wil jij me water geven?”
Hij stelt zich afhankelijk van haar op.

Nou, precies op dit punt in het verhaal zou ik het nog even wat spannender willen maken.
Want je kan dit verhaal op die manier lezen: dit was een Samaritaanse vrouw,
Een buitenlandse vrouw,
Een vrouw die met de nek werd aangekeken,
Een vrouw waarvan het in díe tijd al bijzonder was dat Jezus met haar sprak,
En ergens, als je dat doet, maakt dat het heel makkelijk om dit verhaal op afstand te houden.
Het gaat over iemand ánders.
Over iemand die ánders is dan ik! Die ánders is dan gewone mensen.
Dáár gaat Jezus mee in gesprek!
Bijzonder he?

Je kan die vrouw met allerlei mensen vergelijken uit onze tijd.
Met iemand uit een ander sociaal milieu.
Met een vluchteling.
Wat mooi, dat Jezus juist met haar in gesprek gaat.
En dat ís ook heel mooi!
Maar dat is niet waar ik het vandaag met jullie over wil hebben.
Want wat je juist daardoor niet zo snel doet,
is dit verhaal lezen alsof je zélf die vrouw bent!

Laten we de rollen eens omdraaien.
Voor deze hele gewone vrouw is het een hele gewone dag.
Ze pakt haar kruik, en ze loopt net als elke dag naar de put om water te scheppen,
Gewoon druk met wat ze altijd doet.
En dan zit daar ineens een Joodse man,
En die vraagt aan háár om water voor hem te putten.

Jezus doet iets wat niet hóórt.
Hij gaat, zoals hij vaker doet, in tegen de omgangsregels uit die tijd!

Waar zou je dat in onze tijd mee kunnen vergelijken?
Ik zat zo te denken, misschien wel hiermee:
Stel je voor dat iemand die je helemaal niet kent, dat die rond etenstijd bij je aanbelt.
Geen arme iemand of zo, iemand die er heel gewoon uitziet,
en die zegt tegen jou: Ik heb wel trek, heb je wat te eten voor me?

Ik denk dat je heel raar zou staan te kijken, als dat bij jou zou gebeuren!
Wij zouden heel raar staan te kijken, als dat bij ons zou gebeuren!
Zo van: heb ik je soms uitgenodigd?
Wat kom je hier doen?
Waarom bel je bij míj aan?
Zo is het wat Jezus vraagt aan deze vrouw.
Je kan het wel doen, maar het is niet normaal!

De vrouw zegt: waarom vraag je aan míj om water?
Kan je het niet zelf pakken?
Kan iemand anders het niet voor je halen? Wat moet je met mij?

Mooie vraag: wat moet je met mij?

Ik denk dat wij dat ook wel eens denken over God.
Zo’n grote God, die alles heeft gemaakt,
zoveel mensen op deze wereld.
Wat moet die God met mij?

Maar Jezus spreekt deze vrouw aan.
En hij zegt tegen haar, uit het niets:
Als jij wist wat God aan jou wil geven,
Als jij wist wie het is die jou om water vraagt,
Dan zou jij Mij erom vragen,
En dan zou Ik jou lévend water geven.

Die vrouw begrijpt er helemaal niks van, die is helemaal in de war.
Eerst vraagt hij háár om water,
En dan zegt hij, deze vreemde man:
Als jij het aan mij zou vragen, zou ik je lévend water geven.
Wat bedoelt hij daarmee? Met lévend water?

Heeft dat iets met die put te maken waar ze bij staan?
Dat is een bijzondere put.
Een put waar een verhaal aan vast zit.
Die put, die is ooit nog gegraven door Jakob, de vader van Jozef.

Maar Jezus heeft het niet over die put.
Wat hij zegt heeft een diepere betekenis.
En hij gaat verder:

Iedereen die het water uit deze put drinkt zal weer dorst krijgen,
maar wie het water drinkt dat Ik hem geef,
zal nooit meer dorst krijgen.
Het water dat Ik geef, zal ín hem, of haar, een bron worden,
waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.

Water dat eeuwig leven geeft.
Levend water.
Het lijken zulke grote woorden. Wat is dat? Wat bedoelt Jezus daarmee?

Als je deze tekst in het Nederlands leest dan zie je dat niet,
maar in het Grieks heb je twéé woorden voor leven.
Het eerste woord voor leven is bios.
Het woord bios ken je wel van biologie.
Met biologie bestudeer je het léven. Levende wezens. Organismen.
Het leven op aarde. Bios betekent leven in het Grieks.

Maar er is nog een woord voor leven, en dat is het woord Zoè.
Misschien ken je wel de naam Zoë.
Die komt bij dát woord vandaan: Zoè.
En dat betekent óók leven.
Maar een heel ander soort leven dan bios, van biologie.
Bios staat voor het leven op aarde,
En Zoè staat voor eeuwig leven. Hemels leven.
En wij denken bij eeuwig aan: leven voor altijd!
Voor altijd en eeuwig!

Maar Jezus bedoelt daar iets anders mee dan wij.
Met eeuwig leven bedoelt Jezus leven dicht bij God.
Eeuwig leven, als Jezus dat zegt, dan bedoelt hij leven mét God.

Jezus zegt tegen de vrouw:
Vraag het aan mij, en ik geef jou levend water.
En daarvoor gebruikt hij dat woord: Zoe.
Dan geef ik jou eeuwig leven.
Vraag het aan mij, en ik help jou om God te kennen!

Hij vraagt eerst die vrouw om hulp,
en dan biedt Jezus haar iets aan, dat alleen Hij aan haar kan geven.

Het lijkt wel of Jezus al weet wie die vrouw is.
Hij weet dat ze op zoek is.
Hij weet dat ze zich onrustig voelt,
En dat ze dat met allemaal dingen probeert op te vullen.

En Jezus zegt tegen haar: dat waar jij naar op zoek bent, dat ben Ik!
Ik wil jou levend water geven.
Ik wil jouw onrust tot rust brengen.

Ik bén het Levend water.
Nou weet ik niet wat jij zou denken, als iemand dat tegen je zou zeggen.
Iemand die je gewoon ergens tegen komt, die hele vreemde vragen aan ons stelt.
Ik denk dat veel van ons zouden zeggen:
Geloof je het zelf?

Zo gaat het met heel veel uitspraken die Jezus doet in het Johannes-evangelie.
Dat zijn uitspraken die je moet geloven,
of waar mensen heel kritisch op zijn.

En het is makkelijk om een muur op te trekken.
En te denken: het is te groot voor mij.
Of om deze woorden in dit verhaal te laten.
Om ze lekker op afstand te laten.
Het gáát niet over mij.

Maar wat als je ze wel zo zou lezen?
Als je ze serieus neemt?
Dan gaat het wel over jou. En over mij!

Het is mooi hoe Jezus zich opstelt.
Hij dramt niet door.
Hij wíl niets van deze vrouw.
Hij wil niets van haar hébben.
Hij wil iets aan haar géven!

En wat Jezus aan haar wil geven,
wil hij ook aan ons geven.

Hij wil haar levend water geven.
Hij wil haar onrust tot rust brengen.

Hij wil haar God laten kennen.
God, die haar leven binnen wil komen met een liefde die haar van binnenuit verandert!
Waardoor ze niet meer op zoek hóeft.
Een liefde die in haar een bron wordt om uit te putten.

Als je verder leest in dit verhaal, dan zie je dat deze vrouw een heel onrustig leven leidt. Dat ze van relatie in relatie duikt.
Er is iets dat haar heel onrustig maakt.
En Jezus spreekt juist haar aan.
Hij zegt tegen haar: kom bij mij, en ik geef jou levend water.
Dan zál je geen dorst meer hebben.
Om het verhaal dichtbij te laten komen is het misschien wel mooi om jezelf eens de vraag te stellen:

Wat maakt mij op dit moment onrustig?

Waar maak ik me zorgen over? Wat houdt me bezig?

En wat zou er met jou gebeuren als je die woorden van Jezus leest,
alsof hij ze tegen jou zegt?
Vraag het aan mij, en ik geef jou levend water.
Vraag het aan mij, en ik leer jou God kennen.
Zijn liefde, zijn vrede, die rust brengt in jouw onrust,
die in jou een bron wordt!

Wat doet dat met jou?
Zou je daar voor open staan?
Als jij Jezus zou ontmoeten, zoals die vrouw hem ontmoet bij de put?

Dát maakt dit Bijbelverhaal zo mooi:
Niet omdat het over een vreemd iemand gaat,
Maar juist omdat het ook over ons gaat.
Jezus die zoekt háár op. Jezus ziet háár staan. En zo ziet hij ons ook staan.
En diezelfde woorden die hij tegen haar zegt,
Die zegt hij ook tegen ons.

Als je het aan Mij zou vragen, zegt Jezus,
dan zou Ik je levend water geven.

Iedereen die het water uit deze put drinkt zal weer dorst krijgen,
maar wie het water drinkt dat Ik hem geef,
zal nooit meer dorst krijgen.

Het water dat Ik geef, zal in hem of haar, een bron worden.
Een bron, waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *