Preken

Pas als ik het met mijn eigen ogen zie…

Tekst: Johannes 20:19-29

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

Goede vrienden van mij verwachten hun tweede kindje.
Afgelopen week hadden ze de twintig weken-echo.
Ik heb zelf geen kinderen, maar het lijkt me zo’n bijzonder idee:
Dat je als ouders een kindje mag verwachten;
En zo’n moment dat je een echo krijgt lijkt me ook heel bijzonder.
Als vrouw vóel je het kindje misschien al wel.
Je voelt het schoppen.
Je ziet dat je buik groter wordt.
Maar met zo’n echo wordt het voor beide ouders ineens heel erg tastbaar.
Het kindje is écht.
Het heeft een hoofdje, en armpjes, en beentjes.
Het hartje klopt.

Daarvoor kan het nog onwerkelijk lijken.
Kun je het je misschien nog moeilijk voorstellen.
Maar bij zo’n echo kun je het met je eigen ogen zien.
Je verwonderen over dat kleine, nieuwe leven.
Bijzonder eigenlijk, dat dat kan hè?

Vandaag hebben we gelezen over de nasleep van Pasen.
En dat zie je in dit verhaal heel mooi:
Pasen houdt niet op bij de opstanding van Jezus.
Eigenlijk duurt Pasen de hele periode tussen Pasen en Hemelvaart.
Want het duurt een tijd voordat het bij álle leerlingen is geland.
Ze hebben allemaal tijd nodig om het te verwerken, te begrijpen, een plek te geven.

En zeker als je het dan alleen maar van hebt horen zeggen, zoals Tomas,
Dan kun je je toch wel indenken dat het allemaal wel heel onwerkelijk klinkt.
Pas als ik het met mijn eigen ogen gezien heb, geloof ik het.
Als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie,
En als ik mijn hand in zijn zij kan leggen,
Op de plek waar Jezus met de speer is doorstoken.
Pas dan kan ik het geloven.
Maar laten we beginnen bij het begin.
Het eerste deel van de Schriftlezing speelt zich af op de avond na Pasen.
De leerlingen zitten bij elkaar in een afgesloten ruimte.
En ze moeten voorzichtig zijn.
Want na de gebeurtenissen van afgelopen week voelen ze zich niet veilig.
Jezus is opgepakt, en terecht gesteld.
Nu is zijn lichaam verdwenen,
en daarmee is de situatie voor hen dreigend geworden.
Hoe gaan de autoriteiten reageren?
Die zullen denken dat zij het lichaam van Jezus hebben weggehaald.
Ze hebben reden om te vrezen voor hun leven.

Ze zijn de gebeurtenissen van die dag nog aan het verwerken:
Die ochtend was het Pasen.
Die ochtend was het graf van Jezus leeg.
Een paar vrouwen kwamen vertellen dat de steen was weggerold,
dat engelen hadden gezegd dat Jezus leeft,
en dat Maria van Magdala Jezus gezien had.

En op deze avond zijn álle leerlingen een beetje Tomas.
Ze zeggen het misschien niet zo hard als Thomas later doet,
Maar ze weten niet wát ze moeten denken.
Óf ze het wel kúnnen geloven.
Het woord ‘kletspraat’ was al gevallen.
Een enkeling geloofde de vrouwen misschien. Petrus. Of Johannes.
Maar de meesten konden er niet bij.
Zoals het bij de echo pas écht wordt als je het met je eigen ogen ziet.

Zo wordt het voor hen pas echt als Jezus ineens in hun midden staat. Tussen ze zin!
En hij zegt:
Vrede zij met jullie.
Zo mooi!
Als je bedenkt hoe ze zich gevoeld moeten hebben.
Hoe verward, en onzeker, en bang.
Vrede zij met jullie.
Je hoeft niet bang te zijn.
Ik ben er. Ik ben echt. Ik leef.
Jezus laat aan zijn leerlingen de wonden zien in zijn handen en in zijn zij.
Bijzonder is dat.
Dat die wonden er nog steeds zijn.
Jezus is opgestaan uit de dood,
Maar nog steeds draagt hij de littekens in zijn lichaam van wat er is gebeurd.
Dat is niet ineens weg.
Alleen nu zijn ze een teken van het lijden waar hij doorheen is gegaan,
Maar dat hij ook heeft overwonnen.

En dan die éne leerling, Tomas, die er niet bij was.
Iedereen heeft het gezien, ze weten het nu allemaal zeker,
Al zullen ze zich nog wel in de war voelen,
Maar Thomas heeft alleen van horen zeggen.
Thomas is precies zoals wij!
Wij hebben ook alleen maar van horen zeggen.
En Tomas zegt het hardop:
Ik geloof het niet.
Pas als ik het zelf kan zien en kan voelen, dan geloof ik het.
Thomas twijfelt niet: hij weet wel zeker dat het niet waar kan zijn!

Daar kan je je toch wel iets bij indenken.
Andersom zou bijna vreemder geweest zijn:
Als Tomas de anderen meteen op hun woord had geloofd.
Je hebt het soms toch nodig om het met je eigen ogen te zien?
Zoals die echo.
Dán gaat het echt voor je leven.
Dan besef je je dat écht zo is.
Als je dat niet hebt gezien, voelt het nog onwerkelijk.

Het is zo mooi dat dit verhaal in de Bijbel staat.
Want wij zijn net als Thomas.
Voor ons is het niet zo’n uitgemaakte zaak.
Wij hebben Jezus niet gezien, zoals de leerlingen, zelfs Tomas,
hem wél hebben gezien.

En dan komt het tweede deel van dit verhaal.
Een week later zijn de leerlingen weer bij elkaar,
En weer staat Jezus ineens tussen ze in.
En weer, voor de derde keer, zegt hij:
Vrede zij met jullie.

En hij kijkt Thomas aan.
Hier, voel mijn handen, leg je hand in mijn zij.
Geloof je het nu?
En het schaamrood staat Thomas op de kaken.
Waarom heeft hij toch getwijfeld?
Waarom heeft hij gezegd dat hij het niet gelooft?
En harder dan de anderen zegt hij:
Jezus, mijn Heer, mijn God!
Hij is de eerste in de Bijbel die Jezus zo aanspreekt.
Als God.
Als Heer.

En Jezus zegt dan:
Gelukkig ben je als je niet ziet, en tóch gelooft.

En daarmee doelt Jezus op ons.
En op al die christenen, in alle tijden, wereldwijd,
die hem niet hebben gezien, en die het toch geloven.
Dat Hij leeft.

Misschien heb je het er zelf wel moeilijk mee.
Misschien denk je:
Ik geloof in God, maar iemand die opstaat uit de dood,
dat vind ik toch wel heel lastig.

Dat mág ook lastig zijn.
Want het gaat in tegen wat wij zelf om ons heen zien en ervaren.
Het is niet logisch.
Je kan je er geen voorstelling van maken.
Het is onwerkelijk.

Maar het is een té belangrijk deel van het christelijk geloof om te zeggen:
Het maakt niet uit of het echt gebeurd is.
Het is maar een verhaal.
Want het maakt wél uit.

Het is spannend.
Durven wij iets te zeggen, iets te geloven,
Dat ingaat tegen alles wat wij zelf om ons heen zien?

Ik denk wel eens:
Als ik te gast zou zijn in een talkshow,
Zou ik dan op de camera voor heel Nederland durven zeggen dat ik geloof dat Jezus leeft?
Dat Jezus echt is opgestaan?
Ik denk het wel, maar ik zou wel bang zijn voor wat al die mensen op dat moment van mij vinden.

Paulus heeft ook zoiets meegemaakt.
In een betoog tegen een koning, tijdens een rechtszaak,
zegt Paulus:
Is het zo gék om te geloven dat Gód iemand uit de dood kan laten opstaan?
De God die alles heeft gemaakt.

Als jij gelooft dat God er is.
Als jij gelooft dat deze wereld er niet toevallig is.
Als jij gelooft dat God betrokken is op ons leven.
Dat God aanwezig is in ons leven.
Is het dan zo gek om te geloven dat die God iemand kan laten opstaan uit de dood?

Nou moeten wij het doen met die verhalen.
Verhalen van tweeduizend jaar oud.

Maar dat ze zo oud zijn, maakt het nog niet meteen onbetrouwbaar.
Bijvoorbeeld dat het eerst vrouwen zijn die het lege graf ontdekken.
Dat is helemaal niet logisch,
Want vrouwen werden niet gezien als betrouwbare getuige in die tijd.

En Jezus verscheen niet alleen aan zijn twaalf leerlingen,
maar ook aan heel veel anderen.
In de tijd dat de Bijbel is geschreven waren er nog verschillende mensen die het zelf hadden meegemaakt.

Denk ook eens aan het verhaal van de Emmaüsgangers,
dat ds. Knol vorige week met ons las.
En het verhaal van vandaag.

En dan die beweging die na Pasen is ontstaan.
Dat er een grote groep mensen was die het geloofde,
En die dat tegen alles in vol bleven houden.
Die lieten zich zelfs niet tegenhouden toen ze met gevangenschap en met de dood werden bedreigd.
Dat doe je niet als je iets hebt verzonnen.

En misschien nog wel belangrijker is wat Pasen met óns mag doen.
Wij zijn nu nog steeds christenen.
Volgelingen van Jezus.
En wij zijn geen volgelingen van iemand die 2.000 jaar geleden leefde,
die niet meer dan een voorbeeld voor ons was.
Wij geloven in een levende Jezus.
Wij geloven dat ons leven nog steeds door Hem aangeraakt mag worden.
Wij geloven dat Hij niet meer lichamelijk,
Maar wel door zijn Geest nog steeds bij ons is.
Zoals wij hier nu bij elkaar zitten.
Waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn,
Daar ben Ik in hun midden.

Zoals Jezus ineens tussen zijn leerlingen staat, en zegt:
Vrede zij met jullie.
De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen.
Nog eens zei Jezus: ‘Vrede zij met jullie!
Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’

Of zoals in een ander evangelie staat, dat van Matteüs:
Houd dit voor ogen:
Ik ben met jullie, alle dagen,
Tot aan de voltooiing van deze wereld.

Door die woorden mogen wij ons door laten bemoedigen.
Tegen alles wat er om ons heen gebeurt in.
Tegen alles wat onze moed doet afnemen.
Tegen alles wat ons angst aanjaagt.
Net als de leerlingen, die in een afgesloten ruimte zitten,
Als Jezus verschijnt.
En die blij worden als ze hem zien.

Daar mogen wij ook blij van worden!
Wij hebben het dan misschien niet gezien,
Wij moeten het doen met de berichten van wie het wél zelf hebben gezien.
Maar zoals die vrienden van mij vertellen over wat ze op die echo gezien hebben,
Daar word ik ook blij van!
Ook al was ik er zelf niet bij.

Wij mogen ons aan die verhalen vasthouden.
Want die zeggen niet alleen iets over toen:
Die zeggen wie God ook nu nog steeds is in ons leven.
Die zeggen dat Jezus ook nu bij ons is,
Als de levende Heer.
Vrede zij met jullie.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *