Johannes de Doper – waar sta jij?
Tekst: Johannes 1:19-28
Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Ik red me wel.
Ik heb je hulp niet nodig.
Ik denk dat iedereen deze woorden ergens wel herkent.
Omdat je ze zelf een keer hebt gezegd,
Of omdat iemand anders ze tegen jou heeft gezegd.
Mijn zusje is een jaar jonger dan ik,
En als grote broer voelde ik me altijd heel verantwoordelijk.
Dan had ik wel eens de neiging om haar dingen uit handen te willen nemen.
Maar dit was wat ze dan tegen me zei.
Ze wilde het zelf doen. Zelfstandig zijn.
Soms leidde het tot grappige momenten.
Zo stelde ik haar een keer voor om bij het station een zware koffer van een trapje van twee treden te tillen,
Maar zij liep liever een stuk om dan dat ze mij haar liet helpen.
En ik geef haar geen ongelijk.
Soms moet je zelf dingen voor elkaar kunnen krijgen.
Wil je niet teveel afhankelijk zijn van de hulp van anderen.
Hoe goed dat ook bedoeld is.
Je kunt ook té snel een ander iets uit handen willen nemen.
Toch zullen er ook momenten zijn waarop je de hulp van anderen wél moet aanvaarden.
Dat geldt uiteindelijk voor ons allemaal.
Niemand redt het helemaal alleen.
Je niet laten helpen kan een stukje trots zijn.
Ik heb je hulp niet nodig, omdat ik het zelf kán.
Maar wat als die trots je in de weg gaat staan?
Wat als je het eigenlijk níet zelf kunt?
Als je je door een ander láát helpen,
moet je soms wat van die trots inslikken.
Je láten helpen is moeilijker dan iets zelf doen.
Dat is in feite waar het verhaal van Johannes de Doper ook over gaat.
Over mensen die zich door Johannes durven láten helpen,
Die ervoor uit durven te komen dat ze een nieuwe start nodig hebben.
En over mensen die geïnteresseerd aan de zijlijn blijven staan,
Die wel geboeid zijn door wat hij zegt, maar die er verder niets mee doen. En over mensen die Johannes zelfs wantrouwen.
Die zeggen: ik heb zijn boodschap niet nodig.
Ik heb zijn hulp niet nodig.
Zijn boodschap is voor anderen.
Ik red me wel.
Wie was Johannes de Doper eigenlijk?
Dat was voor de mensen in zijn tijd ook niet helemaal duidelijk.
Hij droeg een mantel van kamelenhaar,
at sprinkhanen met honing,
en woonde in de woestijn.
Een mysterieus figuur.
Vroeger noemden ze zo iemand een asceet.
Iemand die zich van allemaal dingen onthield,
Van drank, en lekker eten, en luxe,
om dichter bij God te kunnen leven.
Er waren meer mensen als Johannes die in de woestijn leefden.
Er was zelfs een Joodse gemeenschap van mensen die dat deden.
En later waren er ook christelijke monniken die zich terugtrokken in de woestijn.
Zij waren de woestijnvaders.
Monniken die geroemd werden om hun wijze uitspraken,
En om hun diepe relatie met God.
Maar nu eerst even terug naar Johannes de Doper.
We weten helemaal niet zo heel veel over hem.
En toch was het een belangrijk figuur.
Belangrijker dan wij misschien denken.
Het is niet voor niets dat alle vier de evangelisten over Johannes de Doper vertellen.
Zelfs Markus, die niets vertelt over het Kerstverhaal,
En de evangelist Johannes, zijn naamgenoot,
die vaak hele andere verhalen over Jezus heeft opgeschreven dan de andere drie evangelisten.
Maar alle vier vertellen ze over Johannes de Doper.
Het is ook niet voor niets dat Jezus juist door Johannes de Doper gedoopt werd.
Hij was zó belangrijk, dat Lukas zelfs vertelt over zijn geboorte.
Want al voor zijn geboorte was het duidelijk dat Johannes een bijzonder persoon zou zijn.
Dat lees je in het verhaal waarin de ouders van Johannes, Zacharias en Elisabeth,
Te horen krijgen dat ze een kindje zullen krijgen.
Een engel zegt tegen Zacharias:
Dit kind zal groot zijn in de ogen van de Heer.
Wijn en andere drank met alcohol zal hij niet drinken.
Hij zal vervuld worden van de heilige Geest,
terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is,
en hij zal velen uit het volk van Israël tot de Heer, hun God, brengen.
Hij zal het volk gereedmaken voor de Heer.
En als de mensen later aan Johannes zelf vragen wat hij komt doen,
Is dat ook wat hij zegt.
Ik ben niet de Messias, de redder die jullie verwachten,
En ik ben ook niet Elia die weer is teruggekeerd, of een andere profeet.
Ik ben een stem die roept in de woestijn:
Maak de weg van de Heer gereed.
Ik ben niet de Messias,
maar iemand die na mij komt is de echte Messias.
Johannes zag zichzelf als een wegbereider.
En in Jezus herkende hij die Messias.
Je kunt je afvragen: waarom móest hij die weg vrijmaken?
Waar was dat voor nodig?
Waren de mensen niet klaar voor de komst van Jezus?
Het antwoord op die vraag zit in de mensen die naar Johannes toe kwamen om zich te laten dopen.
Dat waren hele verschillende mensen.
Zoals je hier in de kerk zit met hele verschillende mensen,
Met mensen die boer zijn, of die bij een bank werken, of leraar zijn, of dominee,
Zo kwamen er ook hele verschillende mensen naar Johannes toe.
Johannes de Doper had zijn eigen groep volgelingen.
Er liepen mensen achter hem aan,
zoals ze later achter Jezus aan liepen. Hij trok de aandacht.
Tussen die mensen zaten ook mensen die normaal niet in een Joodse synagoge kwamen.
Er waren tollenaars, die werkten voor de Romeinse overheid.
Die tollenaars stonden niet zo goed bekend.
Ze vroegen vaak teveel geld aan de mensen bij wie ze belasting inden,
En stopten het verschil in hun eigen zak.
En er waren Romeinse soldaten.
Daar moesten de gewone mensen uit die tijd niet zoveel van hebben.
Dat waren de bezetters!
Die kon je niet vertrouwen.
Je was er eerder bang voor.
En dat zijn alleen nog de groepen die genoemd werden.
Wie weet wie er nog meer tussen zaten.
In onze tijd hadden er misschien wel No Surrender-leden tussen gezeten.
Of andere mensen die zich door de samenleving met de nek aangekeken voelen.
Zij waren degenen die naar de woorden van Johannes kwamen luisteren.
Die zich aangesproken voelden door de boodschap die hij kwam brengen.
Mensen voor wie normaal gesproken geen plaats was.
Mensen die wisten: zoals ik nu leef,
De dingen die ik nu vooraan zet in mijn leven,
Waar ik mijn leven door laat beheersen,
dat kan eigenlijk niet door de beugel.
Het waren mensen die behoefte hadden aan een nieuwe start.
Zij lieten zich een spiegel voorhouden door de woorden van Johannes.
Al die verschillende mensen kwamen naar Johannes toe om zich te laten dopen.
Om God vergeving te vragen voor hun zonden,
Voor de obstakels die tussen God en hen in stonden.
Voor de onheiligheid in hun leven.
En nadat ze gedoopt waren, vroegen ze aan Johannes:
Wat moeten we nu doen?
Hoe kunnen we nu wél dicht bij God leven?
Johannes’ antwoord was heel duidelijk:
Breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn.
Hij zei dat ze oprecht moesten leven.
Dat ze hun keuzes moesten maken vanuit hun toewijding aan God.
Tegen tollenaars zei hij: vraag niet meer dan je moet vragen.
Tegen soldaten zei hij:
wees niet corrupt, maar wees tevreden met je soldij, je salaris.
Stop met het onderdrukken van mensen, en met onrecht.
Het gaat om een manier van leven.
Maar het belangrijkste is de houding waaruit dat gebeurt:
een houding van gericht zijn op God.
Van verlangen om met Hem te leven.
Om open te staan voor wat Hij wil zeggen.
Johannes’ boodschap kun je het beste plaatsen in het moment waarop die boodschap klinkt:
Hij zegt tegen de mensen: er staat iets te gebeuren!
Hij maakt de weg vrij voor Jezus, de Messias.
Johannes wil dat de mensen open gaan staan voor de woorden die Jezus straks zal spreken. Voor de dingen die Hij komt doen.
Voor dat in Jezus God naar de mensen toekomt, en laat zien wie Hij is.
Maar er zijn ook mensen die aan de zijlijn blijven staan.
Die denken: ik red me alleen wel.
Ik heb dat niet nodig.
Er zijn misschien anderen voor wie geldt dat ze hun leven moeten veranderen, maar niet voor mij.
Door Johannes gedoopt worden,
dat is voor mensen met wie het echt mis is.
Zij moeten hun leven veranderen.
Zij hebben misschien vergeving nodig. Maar ik? Echt niet.
Ze waren wel nieuwsgierig naar wat Johannes kwam zeggen.
Die mensen die aan de zijlijn bleven staan,
Waren vooral sadduceeën, en farizeeën.
Politici, en mensen die veel met de Joodse leefregels bezig waren.
Zij wilden weten wat voor vlees ze in de kuip hadden,
Ze wilden Johannes op de proef stellen.
Zoals ze later ook bij Jezus zouden doen.
Wat kom je doen?, vragen ze aan Johannes.
Wie zeg je dat je bent?
Ben jij weer zo iemand die beweert dat hij de Messias is?
Zulke mensen waren er al meer geweest,
En dat was niet altijd goed afgelopen.
Of beweer je dat je Elia bent, of een profeet?
Zij blijven aan de zijkant kijken.
Die kritische houding voelt voor hen wel veilig.
Ze verschuilen zich achter hun eigen gelijk.
Terwijl veel mensen zich door Johannes laten dopen,
om vergeving te ontvangen en hun leven om te keren.
Zelfs de tollenaars en de soldaten. Juist de mensen van wie je het niet zou verwachten dat ze God belangrijk vonden.
Maar Johannes heeft voor deze ‘belangstellenden’,
die zich wel veilig voelen, een behoorlijk scherp woord:
hij noemt ze ‘addergebroed’.
Het nageslacht van slangen.
Hij zegt: jullie zeggen wel dat jullie kinderen van Abraham zijn,
En dat jullie daarom niets kan overkomen.
Maar als daar niets van zichtbaar wordt in je leven,
In je houding naar God toe,
Dan maakt dat niets uit. Dan verandert dat niets.
Ik denk dat als ik jullie nu zo zou noemen,
Dat er vanzelf mensen de deur uit zouden lopen.
Maar Johannes neemt geen blad voor de mond.
Hij houdt die mensen die aan de zijkant blijven staan stevig een spiegel voor.
Ik ben er ook voor jullie!
Bij jullie moet net zo goed de weg vrijgemaakt worden voor de komst van de Messias.
Moeten net zo goed obstakels aan de kant.
Want voor zijn komst is een houding nodig van afhankelijkheid van God.
Een besef dat je het alleen niet redt,
hoe goed je ook leeft,
hoe goed je het ook voor elkaar hebt,
wat je afkomst ook is.
De boodschap van Johannes, dat de Messias komt,
en dat de mensen Hem nodig hebben,
die boodschap gaat alle mensen aan.
Het is advent.
Advent is een tijd van verwachting.
De verwachting in de tijd van Johannes de Doper was hooggespannen.
De mensen hoopten op de Messias.
Op iemand die ze zou komen bevrijden.
Die vrede kwam brengen.
Johannes laat aan de mensen zien dat de Messias eraan komt,
Maar ook dat die Messias anders is dan ze zouden verwachten.
Dat die Messias niet iemand is die zich voor je karretje laat spannen.
Tegen wie je kunt zeggen:
neem dit stukje van mijn leven,
De rest houd ik voor mezelf.
Dat Hij niet iemand is tegen wie je kunt zeggen:
met jou heb ik niks te maken.
Jouw hulp heb ik niet nodig.
Advent is een tijd om je open te stellen.
Want de Messias die eraan komt, voor wie Johannes de weg vrijmaakt,
doet een aanspraak op je leven.
Hij wil geen deel van je leven,
Maar hij wil je een nieuw leven geven.
En de vraag die Johannes aan de mensen stelt, is:
Ben je daar klaar voor?
Sta je open voor zijn komst?
Durf je je door Hem te laten aanspreken?
Je leven door Hem te laten veranderen?
Durf je zijn hulp te aanvaarden?
Voor de mensen die dat doen,
is de komst van de Messias een bemoediging.
Als Jezus later, in het boek Lukas,
aan de mensen vertelt dat hij degene is voor wie Johannes de Doper de weg kwam vrijmaken, staat er:
Alle mensen die dit hoorden, ook de tollenaars,
brachten hulde aan God en zijn gerechtigheid:
zij hadden zich immers door Johannes laten dopen.
Maar de farizeeën en wetgeleerden verwierpen het plan van God:
zij hadden zich immers niet door hem laten dopen.
Voor hen was de komst van Jezus een bedreiging,
Omdat de komst van Jezus een bedreiging vormde voor het politieke en religieuze systeem dat zij zo zorgvuldig hadden opgebouwd.
Omdat de komst van Jezus hun leven op hun kop zou zetten.
Omdat Jezus hen zelf een spiegel voor zou houden:
Leef je wel echt zo goed?
Ben je echt zo onafhankelijk als je denkt?
Red je het echt wel alleen?
Of heb je juist hulp nodig?
Heb je mij nodig?
Dat is de boodschap van Johannes.
De Messias komt eraan.
Dus blijf niet aan de zijlijn staan:
Sta open voor zijn komst. Laat je door Hem aanspreken.
Laat je leven door Hem veranderen.
Want in Hem komt God ons nabij.
Amen.