Jezus: een hogepriester in de hemel
Teksten: Leviticus 9:7-8 en Hebreeën 4:14-5:10
Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Vandaag hebben we twee Bijbelteksten gelezen
die gaan over de hogepriester in het oude Israël.
Dat beeld van die hogepriester staat best ver van ons af,
we kunnen ons daar niet echt meer een beeld van vormen.
En daarom wil ik vandaag proberen om dat wat dichterbij te brengen. Om dat beeld wat uit te leggen.
En zo met jullie de betekenis te vinden van deze teksten voor onszelf, voor ons eigen leven.
Die hogepriester, wie was dat eigenlijk?
Als ik denk aan een hogepriester,
denk ik altijd aan een man met een baard.
Misschien komt dat wel door de film Jesus Christ Superstar,
waar de hogepriester, Kajafas, ook een hele grote baard heeft.
Ik denk niet dat de hogepriester er echt zo uit heeft gezien.
Waarschijnlijk had hij een soort gewaad aan.
Maar één ding klopt wel aan zijn uiterlijk:
hij had een ketting om met twaalf stenen.
Die stenen stonden symbool voor de twaalf stammen van Israël.
Ze vertellen iets over de rol van de hogepriester:
hij mocht het volk vertegenwoordigen voor God.
Het hogepriesterschap ging over van vader op zoon.
Als je het eenmaal was, was je het voor de rest van je leven.
Aäron was de eerste hogepriester.
Hij was de broer van Mozes, die het volk Israël door de woestijn leidde.
In de woestijn hadden de Israëlieten nog geen tempel,
maar ze hadden een tent gebouwd,
als teken dat God met ze meeging.
Die tent was de plaats van Gods aanwezigheid.
Daar, achter een gordijn, in het heilige der heiligen,
stond de ark van het verbond, met de tien geboden.
Alleen de hogepriester mocht daar eens per jaar komen,
om een offer te brengen aan God.
De Joden geloofden dat je als mens niet zomaar bij God mocht komen.
De hogepriester moest eerst zeven dagen vasten,
en als hij binnenkwam,
moest hij eerst een offer voor zichzelf brengen.
Om zichzelf met God te verzoenen.
Verzoenen doet ons denken aan dat je een ruzie hebt gehad,
en dat je je weer met elkaar verzoent.
Dat je het weer goed maakt met elkaar.
Dat betekent het hier eigenlijk ook:
dat je het weer goed maakt tussen jou en God.
Je vraagt aan God om die dingen die tussen jou en Hem instaan te vergeven.
Als hij een offer had gebracht voor zichzelf,
bracht de hogepriester een offer voor het hele volk.
Om ook het volk met God te verzoenen.
Om vergeving te vragen voor de dingen die niet goed waren.
Daarna ging hij naar buiten, en gaf hij het volk Gods zegen.
Alleen de hogepriester mocht dit doen.
De hogepriester stond eigenlijk tussen God en de mensen in.
Hij bemiddelde. Hij was een soort tussenpersoon.
Een mediator, zou je kunnen zeggen.
Maar hij was wel een gewoon mens.
Hij kende de zwakheden van de mensen,
en daarom kon hij ook juist voor de mensen spreken bij God.
Hij stond niet boven de andere mensen.
Juist daarom moest hij ook eerst een offer brengen voor zichzelf.
Dat wees hem er zelf ook op dat hij maar een gewoon mens was.
Dat is het beeld van de hogepriester,
dat de mensen in het achterhoofd hadden als ze die tekst lazen uit het Bijbelboek Hebreeën, die we net met elkaar hebben gelezen.
In Hebreeën doet de schrijver iets heel opmerkelijks.
Hij vergelijkt Jezus met die hogepriester uit het Oude Testament.
Waarom zou hij dat doen?
Omdat hij daarmee iets wil uitleggen over Jezus.
Hij wil de mensen daarmee bemoedigen,
een hart onder de riem steken.
Hij steekt meteen van wal:
Jezus is te vergelijken met die hogepriester uit het Oude Testament,
omdat hij net als een hogepriester met onze zwakheden kan meevoelen.
Dat is bijzonder, omdat Jezus niet een gewoon mens is, zoals die hogepriester.
Hij is de zoon van God.
Maar Jezus is mens geworden, juist zodát hij met ons kan meevoelen.
In Hem laat God zien dat Hij niet op een afstand van ons staat,
Maar dat Hij dichtbij komt.
De hogepriester kon een tussenpersoon zijn tussen God en de mensen,
omdat hij zelf de dingen begreep waar de mensen mee worstelen.
Jezus kan dat ook.
Hij was de zoon van God, maar hij was ook mens,
in alle opzichten.
Hij kreeg te maken met dezelfde aanvechtingen en worstelingen als waar wij mee te maken kunnen krijgen.
Bijvoorbeeld toen de duivel hem probeerde te verleiden in de woestijn.
Hij probeerde te bereiken dat Jezus Hem gehoorzaam was in plaats van God.
Of de laatste nacht voor Jezus’ dood,
toen hij met tranen in zijn ogen bad:
Vader, laat deze beker aan mij voorbijgaan.
Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat U wilt.
Jezus leeft met ons mee.
Hij kent de dingen waar wij mee worstelen.
Hij heeft ze zelf meegemaakt.
Hij begrijpt ons als we ons ergens voor schamen.
Ik denk dat wij dat allemaal wel hebben:
dingen waar we ons voor schamen.
Tegenover God, of tegenover mensen om ons heen.
Dingen die we gezegd of gedaan hebben.
Dingen die we liever verborgen houden voor anderen.
Soms kun je zelfs ervaren dat zulke dingen tussen jou en God in komen te staan.
Dat kan best moeilijk zijn.
En dat is juist waar deze tekst over gaat.
Over de vraag:
kan ik met mijn zwakheden, mijn onvolkomenheden, de dingen waar ik mij voor schaam, wel bij God komen?
En de schrijver van de Hebreeënbrief zegt hier volmondig: ja!
Want wij hebben Jezus als hogepriester.
Hij vertegenwoordigt ons bij God,
zoals die hogepriester in het Oude Testament.
Hij is een hogepriester die ons begrijpt.
Die met ons kan meevoelen.
Maar er is één ding dat Jezus tot een unieke hogepriester maakt.
Jezus kan met onze zwakheden meevoelen,
maar, zegt de schrijver van Hebreeën:
Jezus heeft zelf niet gezondigd.
Hij bleef gehoorzaam aan God;
en daarom is er geen verzoening nodig tussen Hem en God.
Waarom is dat zo belangrijk?
Omdat dat precies is wat Jezus anders maakt dan die hogepriester uit het Oude Testament.
Als hogepriester staat Jezus niet alleen tussen God en ons in.
Hij verhoogt ons. Hij brengt ons naar God toe, zou je kunnen zeggen.
Als wij gehoorzaam zijn aan Jezus, op Hem vertrouwen,
mogen we, ondanks onze zwakheden, onze twijfels, onze aanvechtingen,
zelf naderen voor Gods troon. Zelf bij God komen.
En dat is ontzettend bijzonder!
Want waar daarvoor de hogepriester tussen God en mensen in moest staan,
mogen wij door Jezus direct naar de Vader.
Jezus is Gods zoon, en Hij noemt ons zijn broers en zussen.
Door Hem zijn wij, net als Hij, geliefde kinderen van God.
En mogen wij met alles wat ons bezighoudt,
ook de dingen waar wij ons voor schamen,
de dingen die we niet de baas kunnen, bij God komen.
Het aan zijn voeten neerleggen.
Net als de hogepriester in het Oude Testament verzoent Jezus ons met God,
maar op een manier die veel verder gaat dan wij ons voor kunnen stellen.
Verzoening met God is vergeving van onze zonden,
van de dingen waar wij ons voor schamen,
waar we niet trots op zijn.
Maar het is ook ontzettend veel meer dan dat.
Jezus gaf zijn leven voor ons aan het kruis.
En wat Jezus’ dood aan het kruis zo bijzonder maakt,
is dat het kruis niet het laatste woord heeft.
Jezus is opgestaan.
Hij is door God verhoogd.
En daarmee verhoogt Hij ook ons.
Is Hij voor ons een bron van eeuwige redding,
zoals de schrijver van de Hebreeën dat zegt.
Maakt hij voor ons de weg vrij naar God toe.
(…)
Als de hogepriester in het Oude Testament het offer had gebracht,
en het goed had gemaakt met God voor zichzelf en het volk,
kwam hij naar buiten,
en zegende hij het volk.
Zo mogen wij ook uit die zegen van God leven.
En met Jezus als hogepriester zijn ook wij geroepen,
om net als Hij een soort priester te zijn.
Om onszelf en mensen om ons heen bij God te brengen.
En om te zegenen,
vanuit de liefde en de zegen die we van Hem ontvangen.
De tekst uit Hebreeën die we vanmorgen met elkaar hebben gelezen was niet de makkelijkste.
Maar ik hoop dat ik je iets heb mogen laten zien van de laag die daaronder ligt.
Dat deze tekst je mag bemoedigen.
Hebreeën vertelt ons dat wij een God hebben,
die ons door en door begrijpt.
Die onze Vader wil zijn,
zelfs al lukt het ons niet altijd om ons leven met Hem te gaan.
Dat Jezus onze hogepriester is,
betekent dat er niets is wat je kunt doen,
geen enkele situatie waar je in terecht kunt komen,
die je niet bij God kunt brengen.
Je mag bij Hem komen. Tot Hem naderen.
Bij Hem hulp vinden.
Genade. Liefde.
Want Jij bent zijn kind.
Amen.