I was blind, but now I see
Tekst: Johannes 9:1-14 en 26-41
John Newton was een jonge man,
Die in de 18e eeuw werkte op een Engels slavenschip.
Ze waren onderweg van Afrika naar Amerika.
De slavenhandel was toen nog niet verboden.
De slaven zelf werden verschrikkelijk behandeld.
Ze werden in zware ketenen geslagen,
en dicht op elkaar in het ruim van het schip gezet,
waar ze slecht te eten en te drinken kregen.
Een groot deel van hen stierf onderweg.
Op een dag kwamen ze met hun schip midden op de oceaan in een zware storm terecht.
Ze waren bang dat ze het niet zouden overleven.
Ineens voelde John Newton hoe klein hij was.
Hij ging op zijn knieën,
en hoewel hij tot toen niet zoveel aandacht aan zijn geloof had gegeven,
Bad hij God of Hij hen wilde sparen.
Hun schip doorstond de storm.
En vanaf dat moment veranderde John’s leven.
Hij besefte dat hij van God een tweede kans had gekregen.
Eerst bleef hij nog werken op het schip,
Maar hij begon steeds meer in te zien hoe slecht de slavenhandel was.
Daarom keerde hij terug naar Engeland, en werd predikant.
Zijn leven lang probeerde hij iets terug te doen voor de slechte dingen die hij had gedaan.
Op het eind van zijn leven werd hij blind.
En schreef hij het lied dat wij allemaal kennen:
Amazing Grace, How sweet the sound that saved a wretch like me.
I once was lost but now I’m found, was blind, but now I see.
Of, zoals we het net ook zongen in de Nederlandse vertaling:
Genade zo oneindig groot, dat ik, die het niet verdien,
Het leven vond, want ik was dood, en blind, maar nu kan ik zien.
Hoewel hij blind was toen hij dit lied schreef,
zag hij de periode dat hij nog niet geloofde,
En dat hij zulke onmenselijke dingen had gedaan,
Als de tijd waarin hij pas echt blind was.
En in dit lied zegt hij: de genade van God heeft mij de ogen geopend.
Het was een levensveranderend moment voor John Newton.
Net zo levensveranderend als de ontmoeting die de blinde man had met Jezus, in het verhaal dat we hebben gelezen.
Jezus en zijn leerlingen zijn op de terugweg van de tempel in Jeruzalem,
Als ze een blinde man tegenkomen.
Iedereen kent hem in het dorp waar hij woont.
En iedereen weet dat hij al vanaf zijn geboorte niet kan zien.
Nou is er een heel groot verschil tussen die tijd en onze tijd:
Als er nu iets met iemand aan de hand is,
dan hebben we daar een naam en een verklaring voor.
Maar dat was toen nog niet zo.
Als iemand blind geboren werd,
vonden de mensen het moeilijk om dat te duiden.
Daarom werd er al snel gezegd:
ziekte is een straf voor iets dat je hebt gedaan.
Als jij ziek werd, of als je iets overkwam,
dan betekende dat dat jij zelf ooit wel eens iets verkeerds had gedaan.
Of je ouders.
Want als hun zoon niet kon zien,
betekende dat ook dat hij niet voor zijn ouders kon zorgen.
En daarom stellen Jezus’ leerlingen die vraag aan Jezus:
Meester, hoe komt het dat hij blind was toen deze man geboren is?
Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?
Dat was hoe de mensen in die tijd dachten.
Gelukkig zegt Jezus meteen wat wij nu ook zouden zeggen:
Hij heeft niet gezondigd, en zijn ouders ook niet.
Maar Jezus zegt er nog iets achteraan:
Hij zegt: deze man is blind,
want Gods werk door hem zichtbaar worden.
Ik heb dat zelf altijd best moeilijk gevonden, dat Jezus dat zegt.
Ik vroeg me altijd af wat hij daar precies mee wil zeggen.
Heeft God deze man blind gemaakt zodat Jezus hem zou kunnen genezen?
Ik dacht altijd dat Jezus dat bedoelde.
En dat voelt onrechtvaardig.
Dan is de man alleen maar een lijdend voorwerp.
Maar nu ik deze tekst rustig op me in liet werken,
Besefte ik dat Jezus hier iets heel anders bedoelt.
Jezus zegt niet:
Gods werk moet zichtbaar worden doordat hij wordt genezen.
Maar Jezus zegt: Gods werk moet door hém zichtbaar worden.
Jezus ziet hem juist niet als een lijdend voorwerp.
Hij ziet hem juist als een mens door wie God heen kan werken.
Terwijl de andere mensen hem aan de kant schuiven om zijn blindheid.
Hem zien als iemand die vast iets verkeerds heeft gedaan,
Of als het slachtoffer van iets dat zijn ouders verkeerd hebben gedaan.
Jezus ziet wie hij is, en wat hij kan.
Iemand door wie God zichtbaar kan worden.
Door wie God heen kan werken.
Vervolgens zegt Jezus ook nog iets over zichzelf:
Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft;
straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen.
Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.
Het klinkt best wel cryptisch, wat Jezus zegt.
Maar wat hij bedoelt is dat de laatste periode van zijn leven is aangebroken.
Ze zijn in de buurt van Jeruzalem.
Het zal niet lang meer duren voor ze voor het laatst naar die stad toe gaan,
En Jezus gekruisigd zal worden.
Tot die tijd, zegt Jezus,
moet ik het werk doen van hem die mij gezonden heeft.
Het werk van God, zijn Vader.
En een van de dingen die hij moet doen,
Is het openen van de ogen van deze man.
Letterlijk, en ook figuurlijk.
Want doordat hij hem de ogen opent,
Laat hij aan deze man en aan de mensen om hem heen zien wie Hij is.
Dat Hij het licht van de wereld is.
Jezus maakt wat modder met zijn speeksel,
wrijft dit op de ogen van de man,
en zegt dat hij het modder van zijn ogen moet wassen.
Als de man dat gedaan heeft, kan hij weer zien!
En hij wil het natuurlijk aan iedereen vertellen.
De dorpelingen zien hem al aankomen.
En ze zijn met stomheid geslagen.
Deze man kennen ze!
Die is toch altijd blind geweest, al vanaf zijn geboorte?
Hoe kan hij nu weer zien?
Het brengt grote consternatie in het dorp.
Er wordt een heel onderzoek ingesteld.
Ze brengen de man bij de farizeeën.
Want, wordt er gezegd, het wonder is op een sabbat gebeurd.
Voor de Joden was dat een heilige dag,
Een dag waarop je absoluut niet mocht werken.
Dat riep dus al een vraag op.
Kon dit wonder vandaag wel echt gebeurd zijn?
Want een wonder komt toch van God?
En dat gebeurt toch niet op een sabbat?
Ze raken het niet eens met elkaar.
Is dit wonder wel legitiem?
En dus vragen ze het eerst maar eens aan de man zelf:
wat denk jij van Jezus?
Hij is een profeet!, zegt de man.
Maar ze negeren wat hij zegt.
Roep zijn ouders erbij!, hoor je ze zeggen.
Hij was vast niet echt blind!
Maar zijn ouders bevestigen het verhaal.
Hij is echt altijd blind geweest, al vanaf zijn geboorte!
En hoe hij nu weer kan zien weten we niet, zeggen ze.
Vraag het hem zelf maar.
Ze zijn bang om iets verkeerds te zeggen,
Om uit de synagoge gejaagd te worden.
En niet zonder reden, zo blijkt even later.
De mensen proberen op de man die blind geweest is in te praten,
hem over te halen om te zeggen dat het niet Jezus was die hem heeft genezen,
maar dat het zomaar gebeurd is.
Maar het heeft weinig effect.
De man die blind geweest is laat zich niet uit het veld slaan.
Hij is zo blij om wat er is gebeurd,
En hij kan en wil echt niet ontkennen dat dat door Jezus komt.
Hij vraagt aan de Schriftgeleerden:
Waarom stellen jullie mij zoveel vragen?
Willen jullie soms zelf leerling van Jezus worden?
En dan barst de bom.
Ze worden boos, en ze jagen hem weg.
Terwijl ze hem nog even naroepen dat hij sinds zijn geboorte toch een en al zonde is, dus dat ze naar hem niet hoeven te luisteren.
Nou is het heel gemakkelijk om dit verhaal te lezen,
En vooral te letten op die dorpsgenoten.
Om te denken: dat zouden wij heel anders doen.
Wat dom van die mensen. Schandalig!
Dat ze die man zomaar wegsturen.
Dat ze niet eens blij voor hem zijn.
Dat ze niet eens naar hem willen luisteren.
Maar dat is niet echt waar dit verhaal over gaat.
Je kunt ook je blik verplaatsen van wat er met die dorpsgenoten gebeurt,
En hoe zij reageren,
naar wat er met de blinde man gebeurt in dit verhaal.
Jezus heeft veel meer wonderen gedaan dan alleen deze.
En vaak kwam er niemand terug om hem te bedanken.
Maar deze man neemt het voor Jezus op.
Ondanks dat het dorp waar hij is opgegroeid, en zelfs zijn ouders,
zoveel druk op hem uitoefenen.
Ondanks die mensen die op hem neerkeken.
Die hem zijn leven lang hebben verteld dat hij niet alleen blind was,
maar dat hij dat ook nog eens over zichzelf heeft afgeroepen.
Of die tegen zijn ouders hadden gezegd:
Wat hebben jullie toch gedaan,
dat God jullie met deze zoon heeft gestraft?
Als de man uiteindelijk is weggejaagd uit de synagoge,
zoekt Jezus hem op.
En om te begrijpen waar hij met de man over praat,
helpt het om te weten wat er aan dit verhaal vooraf is gegaan.
Voordat Jezus de blinde man tegenkwam,
had hij in de tempel een discussie met een groep mensen.
Jezus had gezegd: ik ben het licht voor de wereld.
Wie in mij gelooft, loopt nooit meer in de duisternis,
maar heeft licht dat leven geeft.
Hij had de mensen verteld dat Hij gestuurd was door God, de Vader.
En dat Hij de dingen die Hij zei niet namens zichzelf zei,
maar namens God.
Maar de mensen wilden niet naar hem luisteren.
Ze waren boos, omdat hij zichzelf durfde te vergelijken met God.
Ze wilden hem zelfs stenigen om wat hij zei.
Jezus en zijn leerlingen wisten nog maar net te ontkomen uit de tempel.
En nu vraagt Jezus aan deze man:
Geloof je in de mensenzoon?
De man die blind geweest is, zegt:
Als ik wist wie het was, zou ik in hem geloven.
Dan zegt Jezus: Je kijkt naar hem, en je spreekt met hem.
Al die mensen die gezond waren,
Die beweerden dat ze wisten hoe het zat,
Die deze man en zijn ouders vanaf zijn geboorte hadden veroordeeld,
Geloofden niet wat Jezus zei.
Maar deze man hoeft niet eens na te denken.
Hij zegt: “ik geloof, Heer”, en buigt voor Jezus neer.
Deze dag was niet alleen levensveranderend voor hem omdat hij weer ging zien.
Maar ook omdat hij ging zien wie Jezus was.
Dat Jezus het licht voor de wereld is.
Iets wat de Schriftgeleerden en farizeeën hadden kunnen zien,
Maar wat ze niet wilden zien.
Daarom zegt Jezus: zij die niet zien,
zullen zien en zij die zien, zullen blind worden.
Hij stelt eigenlijk de vraag: wie is er nou echt blind?
De Farizeeën en de Schriftgeleerden waren zo bezig om Jezus en deze man te veroordelen,
Dat ze blind zijn geworden voor het wonder dat er gebeurd is.
En dat ze blind zijn voor Jezus,
die het licht voor de wereld is.
De farizeeën beweerden dat ze kunnen zien,
dat zij weten hoe het zit,
maar zijn blind voor wie Jezus is.
Maar deze man, die blind was, ziet heel duidelijk wie Jezus is.
Zijn leven is veranderd, aangeraakt door God.
En hij beseft:
door mijn leven mag Gods werk zichtbaar worden.
Johannes vertelt dit verhaal niet zomaar:
Hij vertelt het met een doel.
Zoals de ogen van deze man geopend worden,
Zo wil hij ook ons de ogen openen voor wie Jezus is,
en voor wie Hij voor ons wil zijn.
Omdat straks, met Pasen,
zichtbaar wordt dat Jezus echt het licht voor de wereld is.
En dat wie in Hem gelooft, niet meer in het donker hoeft te lopen.
Maar licht heeft dat leven geeft.
Zodat wij, net als deze man, mogen zeggen:
Ik was blind, maar nu kan ik zien.
Amen