Gods ‘ja’ staat als een huis – de doop als teken van Gods trouw
Tekst: Mattheüs 7:24-27
Als je afgelopen woensdag op straat rondliep,
dan zag je bij veel huizen een vlag hangen, met een oranje wimpel eraan.
Sommige huizen of dorpen waren zelfs helemaal oranje versierd.
Iemand die op dat moment door de straten liep,
en die de Nederlandse cultuur niet kent,
zal wel bij zichzelf gedacht hebben:
Wat zou er aan de hand zijn? Zou er een feest zijn?
Wij weten wel waarom de vlag uitging.
Omdat het Koningsdag was. De koning van Nederland vierde zijn verjaardag.
En daar hoort een feest bij, inclusief veel oranje, en de vlag die uitgaat.
De vlag met een oranje wimpel is een teken daarvan.
Met de doop is het eigenlijk net zo.
Net als die vlag die uitgaat, is de doop een teken.
Het gaat niet alleen om het water,
maar om de gedachte die daarachter zit.
Je kunt je afvragen: waarom doen we dat eigenlijk?
Wat ís de gedachte die erachter zit?
Waarom is het zo’n feest?
Omdat de doop niet zomaar iets is.
Je wordt gedoopt in Gods naam.
Jouw naam wordt met de Zijne verbonden.
Van oudsher werden mensen bij de doop ondergedompeld in water.
Wij doen dat niet meer, maar onze manier van dopen komt daar wel uit voort.
Het is een teken voor het sterven en opstaan van Jezus.
Ons leven wordt met Hem verbonden.
Hij gaf zijn leven voor ons, omdat Hij van ons hield.
Om onze zonde te vergeven.
Om ons vrij voor God te laten staan,
Met een nieuw leven.
Paulus beschrijft het als sterven voor jezelf,
En leven voor God.
Dat klinkt zwaar, zeker als je het over een kind hebt.
Maar wat ermee bedoeld wordt,
Is dat je leven een nieuwe basis krijgt.
Niet meer wat je zelf van dit leven kunt maken,
Dat je alleen op je eigen kracht, op je eigen kunnen hoeft te vertrouwen,
Maar dat de basis van je leven mag liggen in Gods liefde,
die nooit verandert, nooit minder wordt, ongeacht de omstandigheden.
Zoals in het verhaal dat Jezus vertelt.
Hij heeft het over twee mannen, die allebei een huis bouwen.
Allebei de huizen zien er goed en stevig uit.
Maar er is een verschil.
De één bouwt het op een stevig fundament, op een rots.
En de ander, die lijkt het fundament helemaal te vergeten.
Hij bouwt zijn huis op zand.
Je raadt al hoe het afloopt:
het huis met een stevig fundament blijft staan,
maar het huis dat op zand gebouwd is, dat stort in elkaar.
Er blijft alleen een ruïne over.
Dat is geen prettig beeld.
Toch denk ik niet dat je dit verhaal als een dreigement moet zien.
“Luister naar wat ik zeg, of anders…”
Jezus bedoelt eerder dat God een basis is waarop je kunt bouwen.
En hij waarschuwt dat er andere dingen zijn in je leven die dat misschien wel beloven, maar dat niet zijn.
Op eigen kunnen kan je heel wat bereiken.
Kan je een geweldig mooi huis neerzetten.
Maar er komt een moment, vroeg of laat,
Dat je tegen de grenzen aanloopt van wat je zelf kunt bereiken.
Dat je het huis, dat je met zoveel moeite hebt opgebouwd,
Ziet afbrokkelen. En niets wat je daartegen kunt doen.
Je staat machteloos.
Wie op Jezus vertrouwt, naar zijn woorden luistert en ernaar handelt,
Die heeft niet de zekerheid dat er geen stormen komen,
Dat het huis niet op zijn fundamenten zal schudden.
Maar wel het besef dat God je daarin niet los zal laten.
Wat er ook gebeurt.
Hoe erg je ook door elkaar geschud wordt.
Waar je ook mee te maken krijgt.
Hoe erg je het soms ook kunt verknoeien in dit leven.
Gods liefde blijft je steeds weer verbazen.
Hij blijft je trouw.
(…)
Als je je kind laat dopen,
Dan gun je hem of haar dat zijn of haar leven met God verbonden is.
Dat je kind ook die basis van Gods liefde meekrijgt.
Dat als je kind opgroeit, hij of zij daar zelf iets van mag ervaren.
Door de jaren heen zelf op God leert te vertrouwen.
Dat kan voelen als een hele verantwoordelijkheid.
Zeker in een tijd waarin het niet meer vanzelfsprekend is
dat als je kinderen hebt, en ze worden ouder,
ze ook blijven geloven, naar de kerk blijven gaan.
Je kunt je kinderen vertellen over God.
Je kunt ze je geloof voorleven.
Je kunt ze aansporen om mee te gaan.
Je hebt daarin verantwoordelijkheid,
maar er zit ook een grens aan wat je kunt doen als ouder.
En dat kan best moeilijk zijn.
Het is moeilijk om je kinderen daarin los te laten,
hun eigen weg te laten zoeken.
Dopen gaat niet alleen om je eigen verantwoordelijkheid.
Bij de doop gaat Gods ‘ja’ vooraf aan ons eigen ‘ja’.
Het kind wordt gedoopt,
En pas daarna wordt aan de ouders gevraagd,
of ze hem of haar willen ontvangen als een kind van God,
of ze hun geloof willen voorleven.
Dat mag een bemoediging zijn voor ouders.
Je doet een belofte,
Maar God doet ook een belofte.
God zegt ‘ja’ tegen ons, verbindt zichzelf met ons,
Nog voordat wij ‘ja’ tegen Hem zeggen.
Daar zijn geen voorwaarden aan verbonden.
Er is niets wat we daarvoor hoeven te doen.
Gods liefde is onverdiend en overvloedig.
Wat is er dus op tegen om je kind te laten dopen?
Helemaal niets.
Want Gods ‘ja’ staat als een huis.
Zijn liefde voor ons staat vast.
Amen.