Filippenzen 4: Sterk in Zijn kracht
Filippenzen 4: Sterk in Zijn kracht

Filippenzen 4: Sterk in Zijn kracht

Tekst: Filippenzen 4:1-23

 

Geliefde gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,

Nu het echt zomer begint te worden ligt het alweer even achter ons,
dus ik weet niet of jullie het nog weten:
maar het duurde dit jaar best wel lang voor de lente doorbrak.
Het was een koud voorjaar. Nat, en grijs.
En de bomen bleven heel lang kaal.
Pas heel laat, het was pas mei,
brak de lente écht door. In alle kracht!
Alles stond tegelijk in bloei.

We konden dat goed gebruiken.
Dit voorjaar was het nog zo anders dan nu,
nu we hier weer in de kerk kunnen zitten,
zelfs weer een beetje kunnen zingen met elkaar.
De zon, de warmte, waren ontzettend welkom.
Ze maakten alles weer open.
Niet alleen de natuur, ook ons leven ging weer open.

Zou het zo gevoeld hebben voor Paulus, toen hij gevangen zat in Rome?
Twee jaar zat hij in huisarrest.
En al die tijd moest hij zelf in zijn eigen levensonderhoud voorzien.
Hij had het niet breed.

En dan staat ineens Epafroditus uit Filippi voor zijn neus,
met een flink geldbedrag dat de gemeente in Filippi bij elkaar heeft gespaard om Paulus te helpen.
In die tijd konden ze het geld niet gewoon naar Paulus overmaken.
Epafroditus moest het zelf komen brengen.
En het moet wel een behoorlijk bedrag zijn geweest,
anders was het de reis niet waard!
Nog meer omdat Epafroditus onderweg erg ziek was geworden,
en daar zelfs bijna aan was overleden.
Maar wonder boven wonder was hij erbovenop gekomen.
En nu staat hij voor Paulus, zo zie ik het voor me,
met een brede lach op zijn gezicht.
Alsjeblieft, ik heb iets voor je!
Voor Paulus was het alsof ineens de zomer aanbrak na een lange winter.
Hij schrijft aan de gemeente in Filippi om zijn dankbaarheid te uiten.
Die dankbaarheid spat ervan af!
Niet dat hij het zonder hun gift niet redde,
maar het maakt zijn leven een stuk makkelijker.
En zij zijn zowat de enige gemeente,
van al die plaatsen waar Paulus is geweest,
die op die manier om hem denkt. Het ontroert hem.

Een gift van iemand van wie je het weet dat die het zelf ook niet makkelijk heeft,
is één van de meest bijzondere dingen om te krijgen.
De gemeente in Filippi zit zelf ook in zwaar weer.
En toch lukt het ze om daar voorbij te kijken,
om ook oog te hebben voor Paulus,
nu hij gevangen zit in Rome.
Daarom probeert Paulus hen op zijn beurt met zijn woorden ook een hart onder de riem te steken.
Hij zegt: ik heb alles al meegemaakt.
Overvloed én armoede.
Dat ik meer dan genoeg had om van te leven,
en dat ik flinke ontberingen moest lijden.
Maar ik vind mijn kracht, en mijn vrede, in God.
En dat wens ik jullie ook.

Misschien ken je vers 13 wel in de oude vertaling:
ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft.
Dat is een vers dat je pas echt begrijpt als je iets weet van de omstandigheden waarin Paulus dit zegt.
Het is geen makkelijke dooddoener.
Hij heeft het echt moeilijk.
Hij hééft tekort geleden. Hij zit gevangen.
Maar toch, zegt hij, weet ik waar ik mijn kracht moet vinden.
En dat is niet in mezelf:
Ik vind mijn kracht bij God.

De oude vertaling is sowieso wel mooi om er in dit gedeelte bij te pakken.
Want Paulus zegt, in vers 11:
ik heb geleerd om in alle omstandigheden voor mezelf te zorgen.
Maar als je de oude vertaling erbij pakt, dan staat daar iets heel anders:
ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik verkeer,
genoegen te nemen.
Ik zeg niet dat de NBV het verkeerd vertaald heeft.
Je kunt dit vers op verschillende manieren vertalen.
Maar ‘voor jezelf kunnen zorgen’ en ‘genoegen nemen met je omstandigheden’, daarin zit een hele andere lading.
En dit is de lading die dat voor Paulus had:
In de tijd van Paulus was er een filosofische stroming, het Stoïsme.
En Paulus had een goede opleiding gehad,
dus die wist daar alles van af.
Wij kennen nog wel het woord ‘stoïcijns’.
Dat weet je vast wel: dat betekent dat iets je helemaal niks doet.
Hij reageert stoïcijns op het slechte nieuws.
Het is bij ons een ander woord voor ‘onverschillig’.

En dat is ook zo ongeveer wat het stoïsme inhield:
het betekende dat je alles wat er om je heen gebeurde, niet zo aantrok.
Dat je het langs je heen liet gaan. Dat het van je afgleed.
Dat je ‘genoegen’ had – daar heb je dat woord weer – met jezelf.
Dat klinkt door in wat Paulus zegt.
Ik neem genoegen met mijn omstandigheden.

Alleen wat Paulus daarmee zegt,
is iets fundamenteel anders dan wat de Stoïcijnen daarmee zeiden.
Hij zegt niet: ik heb genoeg aan mezelf. Het doet me niks. Het glijdt van me af.
Nee, Paulus zegt: ik heb genoeg aan God!
Ik geloof dat God er is. Ook in mijn omstandigheden.
Die omstandigheden, daar laat ik me niet door uit het veld slaan.
Want God is groter dan mijn omstandigheden.
Groter dan mijn problemen.

Dat is de basishouding van Paulus, in alles wat hij meemaakt.
Dat maakt dat hij overal waar hij komt vrijuit over God durft te vertellen.
Zelfs tegenover de koning, en de keizer.
Het maakt dat als Silas en hij geboeid met hun voeten in het blok in de gevangenis zitten,
ze nog steeds lofliederen zingen voor God!
Zijn geloof geeft hem vrede, en vreugde,
tegen alles in wat er om hem heen gebeurt.
Nou moet je niet denken dat dat altijd makkelijk was voor Paulus.
Het kan niet anders, of hij heeft zich ook wel eens ten einde raad gevoeld.
Of de hoop bijna opgegeven.
Het is niet voor niets dat hij zo dankbaar is als Epafroditus voor hem staat met het geld uit Filippi.
Dat kan hij goed gebruiken.
Paulus is geen stoïcijn, die nergens door geraakt wordt.
Het doet hem ook verdriet om te horen dat er mensen in Filippi zijn die ruzie hebben, die elkaar van van alles beschuldigen.
Hij zit continu in onzekerheid,
als hij straks voor de keizer geleid gaat worden,
of de keizer hem wel in leven zal laten.
Hij zit in een heel moeilijk parket.
Hij gelooft in God,
maar dat betekent niet dat al zijn problemen ineens verdwijnen.
Hij zegt ook niet: God zal het wel oplossen.
Hij zal alles wel fixen.
En Paulus ontkent zijn moeilijke omstandigheden niet.
Hij doet niet alsof die er niet zijn, alsof die hem niets doen.
Hij zegt niet: ik ben zo sterk, ik kan alles wel aan!

Maar hij zegt wel:
ik heb een plek waar ik vreugde, vrede en kracht vind.
En dat is bij de God van de vrede.

En in die God, mogen jullie ook vreugde, vrede en kracht vinden voor jezelf,
zegt Paulus.
Die vreugde, vrede en kracht hoeven niet uit jezelf te komen.
Alsof je altijd boven je omstandigheden moet kunnen staan.

Soms bén je in een situatie waarin het heel moeilijk is om zelf sterk te zijn, en vreugdevol. Daarom zegt Paulus ook:
je mag je zorgen bij God brengen.
Én de dingen waar je dankbaar voor bent.
Je mag altijd bidden.
Denk niet dat het God niks uitmaakt hoe het met jou gaat,
of wat jou bezighoudt.
Denk niet: er zijn zoveel grotere rampen, er is zoveel groter verdriet,
er zijn zoveel dingen die belangrijker zijn dan wat mij nu bezighoudt.
Ook daar is de oude vertaling weer mooier,
en dichter bij het originele Grieks:
laat bij alles jullie wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.
Álles wat je bezighoudt mag je bij God brengen.
Al is het dat je je zorgen maakt om je gezondheid,
of de gezondheid van iemand om je heen.
Of dat je dankbaar bent voor je nieuwe fiets.
Of dat je erge pijn hebt.
Of dat je het eigenlijk wel moeilijk vindt dat je alleen bent.
Of dat het niet zo lekker loopt in je gezin, of op je werk.
Wij hoeven geen stoïcijnen te zijn. En God is ook geen stoïcijn.
Hij is nabij.
Hij wil je zijn kracht, en zijn vrede geven, wat je omstandigheden ook zijn.

Dan is het mooi om nog even stil te staan bij wat Paulus daarna zegt:
Ten slotte, broeders en zusters,
schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is,
alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is,
alles wat lieflijk is, alles wat eervol is,
kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.

Schenk aandacht aan de goede dingen.
Aan de mooie dingen. Aan vriendelijkheid. En rechtvaardigheid.

Waar richt je je op?
Waarmee voed je jezelf?
Ik weet niet of je dat herkent,
maar als ik een tijd luister naar hele donkere, sombere muziek,
dan ga ik mezelf ook een beetje donker en somber voelen.
En als ik luister naar hele drukke of harde muziek,
dan ga ik me ook heel druk voelen.
Maar muziek heeft ook de kracht om,
als ik me verdrietig voel,
me daar bovenuit te tillen.
Zo is het met muziek, maar zo is het eigenlijk met alles.
Als jij gezond eet, dan voel je je ook goed.

En zo is het ook goed om geestelijk goed voor jezelf te zorgen.
Door je te richten op wat goed is, en rechtvaardig.
Door opbouwend te zijn naar jezelf en naar anderen.
Door eerlijk te zijn.

Paulus zegt: dán richt je je leven naar God.
Als een satelietschotel,
die de goede kant op gericht moet zijn om een signaal op te vangen.

Stem je leven af op God, en op alles wat goed is.
Want Hij is bij je. Hij laat je niet in de steek.
Ook niet als je het moeilijk hebt.
Dan mag je alles wat je bezighoudt met Hem delen.
En mag je, als je er zelf doorheen zit, in Hem je kracht vinden.
Als je omstandigheden je geen reden geven om blij te zijn,
mag je in Hem vreugde vinden.
En als je onrustig bent, mag je weten dat de God van de vrede met je is.

God laat zich altijd vinden.
Hij is nooit ver weg.
Je kunt duizend stappen bij Hem vandaan zetten,
Maar het is altijd maar één stap om bij Hem terug te komen.

En zijn vrede, de vrede van God, gaat alle verstand te boven.
Alles wat je zelf kunt bedenken.
Alles wat je zelf voor elkaar kunt boksen.

God is nabij.
Dus zeg niet tegen jezelf: ik moet sterk zijn.
Maar wees sterk in Zijn kracht.
In Zijn liefde. In Zijn genade.
In Zijn vreugde. In Zijn vrede.
Zoals Paulus zegt: ik mag sterk zijn, ín Hem.
Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *