Eugene Peterson – Working the Angles
In zijn boek geeft Peterson kritiek op veel Amerikaanse kerken, die de neiging hebben om succesvolle kerken te willen zijn. Volgens hem gaat het daar in de kerk in eerste plaats niet om: de kerk is een gemeente van zondaars, in wie de Heilige Geest werkt, en de predikant is een van hen. De taak van de pastor is niet om een manager te zijn, maar om de gemeente op God gericht te houden.
Volgens Peterson zijn het verkondigen, het leren en het beheren drie aspecten van het predikantschap die voor iedereen zichtbaar zijn. Dat zijn voor hem de drie zijden van een driehoek. Maar zonder hoeken raken de zijden los van elkaar. Die hoeken zijn volgens hem gebed, Bijbel lezen en mensen geestelijk begeleiden. Als predikant hebben we snel de neiging om van ons ambt een ‘baan’ te maken: we doen wat van ons verwacht wordt, we zijn tevreden met het tevreden stellen van de gemeente. Maar ons ambt is dat we een verplichting hebben die verder gaat dan het ‘pleasen’ van anderen. De taak van een predikant is om zichzelf en de gemeente geworteld te houden in God, niet alleen mensen te troosten of een religieus bedrijf te runnen. Hoe kan ik dan uiting geven aan mijn roeping? Door gebed, door geworteld te zijn in de Schrift, door mensen geestelijk te begeleiden. Door hen en jezelf geworteld te houden in Gods genade. En dat is hard werken. Om dat spontaan te kunnen doen, moet je je leven lang zelf steeds weer proberen gericht te zijn op God.
Het leven, de wereld waarin wij leven, is een rotzooi. We begrijpen het vaak niet, mensen raken teleurgesteld. De vraag is, of in die wereld het evangelie echt iets te zeggen heeft. We willen graag repareren wat kapot is. De wereld om ons heen verlangt dat we dat doen op haar condities: door dingen te doen die aantoonbaar helpen, en die niet alleen vooruitwijzen op een betere wereld (Peterson bedoelt daarbij dat de predikant soms kan optreden als een soort psycholoog). Toch geloven wij dat het evangelie iets te zeggen heeft. God is niet alleen een toeschouwer in deze wereld, maar neemt er ook deel aan. Dat Hij alles wat voor ons een rotzooi lijkt kan gebruiken. Dat geloven wij, al zien we het niet.
In dat alles komt de gemeente naar ons, predikanten, toe, vanuit de rotzooi van de wereld. Ze vragen ons om te blijven staan op dat geloof. Dat is wat onze ordinatie betekent. Het is onze plicht om het verhaal van Gods liefde, van Zijn redding te blijven vertellen. Maar daar hebben we hulp voor nodig. We kunnen het niet alleen. Daarom is gebed essentieel om bij onze roeping te blijven. Vooral in een wereld waarin we met technologie alles denken te kunnen, waarin we steeds weer onze grenzen opzoeken, denken dat we alles kunnen. We moeten als predikant mensen helpen in gebed een genadevolle relatie met God te onderhouden, in plaats van Hem uit te dagen.
In onze maatschappij wordt gebed vaak gezien als passief. Het is in onze ogen vaak alleen goed aan het einde van de dag, om tot rust te komen, schrijft Peterson. Het liefste willen we iets praktisch doen. Mensen willen een predikant die actie onderneemt. Maar gebed helpt ons om terug te gaan naar wat Gods plan is. Aanbidding en profetie komen uit het gebed voort, niet andersom. Bidden betekent dat we de wereld om ons heen niet zien als een probleem dat opgelost moet worden, maar als een werkelijkheid waarin God aan het werk is. In het gebed laten we ons diepste zelf aan God zien, zoals in de psalmen. Het is een antwoord op God, zoals de vijf boeken waarin de psalmen zijn ingedeeld als een antwoord gezien kunnen worden op de Torah. Ze sluiten er niet perfect op aan, bevatten geen ‘standaardantwoorden’, maar geven de relatie weer tussen God en mens. En als we bidden, is gebed niet alleen het startpunt: het moet betrokken zijn op ons hele leven.
In een intermezzo schrijft Peterson ook over de Sabbat. De Sabbat is een tijd waarin we stoppen met alle andere activiteiten, en tijd nemen om te zien wat God heeft gedaan en doet in ons leven. Als predikant willen we alles van onszelf afhankelijk maken. Op de preekstoel leggen we de nadruk op genade, maar het moment dat we de preekstoel verlaten, worden we ‘Pelagianen’. Vaak is niet God degene die het doet, maar wij, en vragen we achteraf een zegen, of bidden we of God wil zorgen voor wie wij gemist hebben. Het gaat alleen nog om onze goede wil, en om onze pogingen om God tevreden te stellen. “Als dingen niet goed genoeg gaan, moet ik harder werken, en moet ik anderen harder laten werken.” Ik herken wat Peterson hier schrijft zelf ook wel in mijn geloof. De Sabbat is niet voor niks een gebod: het is het moment om te beseffen dat we eerst uit Gods genade mogen leven. Sabbat nemen, is beseffen dat wij het niet allemaal op kunnen lossen. Dat God zelf aan het werk is in deze rommelige wereld. Het is belangrijk dat te doen, zelfs al is er een grote druk om toch iets praktisch te gaan doen.
“[The Sabbath is] not a day to get anything done, but a day to watch and be responsive to what God has done. (…) At regular intervals, we all need to quit our work and contemplate his, quit talking to each other and listen to him.”
De tweede hoek van de driehoek is de Bijbel. De Bijbel lezen is iets anders dan luisteren naar God. Het doel van het lezen van de Bijbel is om onze oren te openen voor de God die zichzelf in Zijn Woord heeft geopenbaard, om bekend te worden met de manieren waarop Hij heeft gesproken in verschillende tijden en plaatsen.
Er zijn drie dingen die ons beletten om te luisteren naar God. De eerste is dat we de tekst niet meer horen, zoals in de vroege kerk, maar zelf lezen. We behandelen de tekst alsof wij de eigenaar ervan zijn. De tweede is dat we vaak niet meer begeleid worden in het Bijbellezen. We gebruiken het als een boodschappenmandje, waar we uitpikken wat ons goed uitkomt. De derde is dat we allemaal consumenten zijn geworden. Als we ergens voor betalen, willen we waar voor ons geld krijgen.
Die laatste is ook hoe in onze tijd wordt omgegaan met predikanten. Mensen willen bemoedigd worden, willen door het geloof verder kunnen komen in de wereld. Ze willen hapklare brokken krijgen. En als predikanten, schrijft Peterson, hebben we de neiging om daaraan te voldoen. In de Bijbel zoeken we wat wij kunnen gebruiken, en de rest laten we liggen. We willen er ‘iets uit meenemen’. Maar dat is iets anders dan in geloof luisteren naar God, en Hem willen gehoorzamen.
Als predikanten moeten we beseffen dat het lezen van de Bijbel iets anders is dan ernaar luisteren. Our task is to get enough distance from our culture, so that our conviction that God speaks has the time and space to hear the word He speaks, and not just read about it. Het gaat er niet alleen om dat we de tekst uitpluizen en begrijpen, maar dat we er ook daadwerkelijk naar luisteren. Dat is niet makkelijk: ook als predikanten worden we gemakkelijk afgeleid. Maar God wil ons helpen, Hij wil zichzelf door zijn woord kenbaar maken. We hoeven het niet alleen te doen.
Dit besef is ook belangrijk bij de exegese. We moeten niet zijn als een dokter die met veel vertoon een patiënt opereert, maar niet doorheeft dat de patiënt inmiddels overleden is. Zo moeten we als predikanten beseffen dat ons belang in het lezen van de Bijbel is dat we proberen te luisteren naar de Levende God. John Stott schrijft daarover: Our (…) conviction is that God still speaks through what he has spoken.
In onze tijd hebben we veel exegetische hulpmiddelen tot onze beschikking. Maar het gaat er niet alleen om dat we de tekst opensnijden: het gaat erom dat we ernaar luisteren. Onze taak als predikant is ervoor te zorgen dat mensen de tekst niet alleen gaan gebruiken als informatie.
Peterson vindt het belangrijk dat we gebruikmaken van een contemplatieve exegese. We moeten zijn zoals Philippus in Handelingen 8: de Ethiopiër vraagt hem om de tekst uit te leggen. Philippus legt niet alleen de tekst uit, hij leidt de Ethiopiër de tekst in. Samen met de Ethiopiër leest hij de tekst, en hij vertelt aan de hand van de tekst over wie Jezus is. Want als de Schrift Gods woord is, en Jezus is Gods woord, dan zijn ze niet van elkaar te scheiden. Door op die manier de tekst te lezen, en door te luisteren naar Gods Geest, helpt de Bijbel ons om naar onze levens te kijken, en nodigt ons uit om te geloven. De kracht van de Bijbel zit hem in dat het aan de ene kant één aaneensluitend verhaal is, over Gods genade, maar dat het aan de andere kant bestaat uit zoveel van elkaar verschillende gebeurtenissen, net als de rest van ons leven. We moeten niet proberen de Bijbel glad te strijken, toepasbaar te maken in elke situatie, of proberen alleen waarheden uit de Schrift te distilleren en de rest te laten zitten, maar om er steeds opnieuw naar te luisteren, in onze context. Zelfs al zegt de tekst iets anders dan je gewend bent, of juist daarom, is het het waard om naar te luisteren.
De derde hoek van de driehoek die Peterson bespreekt, is ‘spiritual direction’, geestelijke begeleiding. Het gaat daarbij niet alleen om georganiseerd pastoraat, aan mensen die daarom vragen. Het is doelgerichter: om mensen leren te bidden, om Gods genade in hun leven te laten zien, om Gods aanwezigheid te bevestigen in heel het leven, om samen te zoeken naar Gods licht in de duisternis, om mensen te helpen zichzelf te verstaan op een manier die Bijbels is, in plaats van alleen psychologisch of sociologisch. Dat is wat mensen verwachten van een predikant, maar vaak doen predikanten het niet omdat ze er geen tijd voor hebben, of voor denken te hebben. Peterson noemt het voorbeeld van zijn vriend, Tom, die een gesprek heeft met een vrouw in de bar. Tom vertelt hem dat ze vaker goede gesprekken hebben, en dat de vrouw erg geïnteresseerd is in God. Hij zou wel vaker zulke gesprekken willen hebben, en voelt zich hier meer pastor dan in zijn studeerkamer. “Maar dit is niet waar ze me voor betalen in de gemeente”, zegt hij.
Mensen geestelijk begeleiden, is de vragen waarmee mensen naar je toekomen serieus nemen. Het is luisteren naar wat mensen echt nodig hebben, niet naar wat ze zeggen dat ze nodig hebben. Het is ruimte geven aan vragen waar mensen écht mee zitten, zonder dat ze het misschien zelf weten, en samen met hen zoeken naar antwoorden. Mensen willen groeien in geloof, in het leven, in God. Het is niet vreemd dat ze daarbij hulp zoeken van hun predikant. Kort geleden hoorde ik een predikant zeggen: als mensen naar je toe komen, komen ze niet omdat ze jou nodig hebben, maar omdat ze God nodig hebben. Aan het einde van het boek schrijft Peterson dat ook: I am a supporting player, but not the lead. This person wants, unfocused as the want may be, to meet with God. We helpen niet omdat we er altijd zo goed in zijn, maar we are sinners dealing with sinners, but we are looking towards God, for grace.
Toch is niet alles geestelijke begeleiding. Veel mensen hebben geestelijke adviezen. Als predikant moet je bedenken dat er geen vaste formules zijn. Wat één persoon kan helpen, hoeft een ander of dezelfde persoon in een andere tijd niet vooruit te helpen.
Ook als predikant is het belangrijk een geestelijk begeleider te hebben. In ons vak oefenen we vaak autoriteit over anderen uit, terwijl het in geloof gaat om gehoorzaamheid. Onze christelijke identiteit ligt in het dienen. Daarom hebben we ook anderen nodig met autoriteit, om ons een spiegel voor te houden. Peterson schrijft hoe hij toen hij begon met ‘klimmen’ in het predikantschap, hij er nooit bij nagedacht had dat hij een gids nodig zou hebben. Maar halverwege de berg werd hij bang, toen hij steeds meer predikanten om hem heen zag stranden.
Om zelf iemand te vragen om je te begeleiden is ook moed nodig. Het betekent over je eigen trots heen stappen. Maar als je het niet doet, ben je tegelijkertijd degene die disciplineert, degene die gedisciplineerd wordt en de supervisor van degene die disciplineert. Peterson schrijft dat toen hij iemand vond om hem te begeleiden, hij merkte dat hij spontaner werd, minder bang om fouten te maken, en hij meer nonproductief durfde te zijn.
Als laatste geeft Peterson vijf voorbeelden van hoe een geestelijk begeleider niet te werk moet gaan, aan de hand van wat de 19e-eeuwse George Fox schrijft over zijn ervaringen. Hij vroeg vijf mensen om hem te helpen bij zijn geloofsvragen. De eerste, priester Stephens, maakte van het gesprek alleen een theologisch gesprek. Hij vond alles interessant wat George zei, en wilde theologische ideeën uitwisselen. Maar George wilde persoonlijk begeleid worden, gestimuleerd worden in zijn geloof. De tweede, een priester uit Tamworth, gaf meteen een advies: psalmen zingen en bier drinken. Hij zocht naar goedkope oplossingen, en strooide met wijsheiden uit zijn ‘geestelijke apotheek’. Maar deze wijsheden werkten niet voor George. De derde, een priester uit Tamworth, scheen een goede en ervaren priester te zijn. Maar hij ging niet echt het gesprek aan. Hij hield de schijn op om gelovig te zijn, maar deelde niets van zichzelf, stelde zich niet kwetsbaar op. Het gaat juist om eerlijk en integer te zijn, en samen het gebed te zoeken. De vierde, dr. Cradock, ging het alleen om orthodoxie. Toen bleek dat George ‘net naast het pad liep’, werd hij boos. Het ging hem er alleen om te kijken wat er mis was met het geloof van George. De laatste was Macham. Hij wilde er meteen iets aan doen, het meteen oplossen. Maar ook dat hielp niet. Het gaat om ‘met’ iemand de weg te gaan, niet ‘voor’ iemand. Ik herinner me dat Henk van der Meulen me eens vertelde dat je mensen moet helpen zelf te bedenken hoe ze verder kunnen komen met hun vragen, dat het niet helpt als jij het voor hen oplost.
Hoe kun je als pastor anders zijn dan deze voorbeelden? Door liefde te hebben voor degene die voor je staat, schrijft Peterson. Hij/zij is ook iemand die is geschapen naar Gods beeld. Wees verwonderd over wat God heeft gemaakt. Stop iemand niet in je eigen theologie, psychologie, sociologie. Ook dit is iemand voor wie Christus is gestorven, iemand die Hij liefheeft!
Denk ook niet na vijf tot tien minuten dat je weet wat er met iemand is, of wat Gods wil voor diegene is. Als predikanten willen we vaak snel kennis delen. Maar in deze gesprekken gaat het erom dat je hart erbij betrokken is, niet (alleen) je hoofd. En besef dat God aan het werk is in deze persoon, al vanaf zijn/haar geboorte. If I dominate the conversation, either ignoring God’s word and presence and mercy or consigning him to a merely ceremonial position, then I am getting in the way. Als we daar geen oog voor hebben, voor dat mensen eerst belang hebben om God te ontmoeten, worden mensen teleurgesteld, net als George Fox.