Eeuwigheidszondag – Wees niet bang
Teksten: Jesaja 43:1-3; Johannes 14:1-7
Geliefde gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,
Als kind keek ik graag naar Disneyfilms.
Eén van de films die bij ons thuis grijsgedraaid werd, dat was de film Aladdin.
Wie weet heb je die zelf ook wel gezien.Het is een film met twee hoofdpersonen: Aladdin en Jasmine.
Aladdin is een arme jonge man, die is opgegroeid op straat.
Een straatrat, wordt hij genoemd.
En Jasmine is een prinses. Zij is heel beschermd opgevoed.
Ze is nooit iets tekort gekomen, en er wordt altijd vóór haar gedacht.
Maar daar neemt ze zelf geen genoegen mee:
Zij wil de wereld zien! Ze wil uit dat kleine wereldje van het paleis.
Dus op een dag vermomt ze zich, en ze verlaat het paleis.
Ze gaat de straat op.
En daar ontmoet ze Aladdin.
Alladin neemt haar op sleeptouw.
Hij laat haar zijn wereld zien.
Dat gaat heel ontspannen, totdat er heel plotseling paleiswachters verschijnen,
die Jasmine mee terug willen nemen naar het paleis,
en die Aladdin willen arresteren.
Ze moeten op de vlucht!
Ze beginnen te rennen, maar al heel gauw kunnen ze niet verder!
Ze staan op een dak, op grote hoogte.
Ze kunnen de grond niet zien, zo hoog is het.
De paleiswachters komen eraan.
Ze zijn ingesloten.
Op dat moment steekt Aladdin zijn hand uit naar Jasmine.
“Vertrouw je me?”
Ze kijkt aarzelend.
“Vertrouw je me?”, vraagt hij nog een keer.
Ze pakt zijn hand. En dan springt hij met haar van het gebouw af.
Want hij weet dat ze zacht zullen landen.
Vertrouw je me?
Dat is misschien wel de belangrijkste vraag,
in de twee Bijbelgedeeltes die we vandaag hebben gelezen.
De eerste tekst is een gedeelte uit het Bijbelboek Jesaja.
Jesaja is een profeet. Iemand de stem van God hoort,
en die de woorden die hij hoort doorgeeft.
Deze woorden van Jesaja klinken op een moment dat het voor het Joodse volk helemaal niet gemakkelijk is.
Ze zijn in gevangenschap, in ballingschap, meegevoerd naar een ver, vreemd land.
Naar Babylon.
Hun land, de hoofdstad Jeruzalem, de tempel, zijn verwoest.
Voor hen was het precies zoals voor de inwoners van Oekraïne, in delen die nu zijn bezet door de Russen. Of zijn platgebombardeerd/
Of voor de inwoners van Cherson, die afgelopen weken werden weggevoerd naar Rusland, voordat Rusland de stad overgaf.
Als jij zoiets zou meemaken, dan zou je denken:
zo’n sterke vijand. Hoe kan je verwachten dat die wordt overwonnen?
Hoe kan je verwachten dat het weer wordt zoals het was?
En áls het weer wordt zoals het was, áls er weer vrede komt, áls de mensen terug kunnen keren naar hun huizen, dan is er zoveel kapot! Zoveel verwoest.
Die situatie is heel vergelijkbaar met die van het Joodse volk,
als God in Jesaja deze woorden spreekt.
In zo’n situatie kunnen die woorden die Jesaja zegt bijna klinken als lege woorden: wees niet bang.
Natuurlijk ben je bang!
Natuurlijk denk je: hoe kan dit ooit weer goed komen?
En dan het tweede gedeelte uit de Bijbel.
De leerlingen van Jezus zijn – samen met hem – onderweg naar Jeruzalem.
De plek waarvan ze weten dat ze er gevaar lopen. Dat Jezus er gevaar loopt.
Al eerder in Johannes, als ze die kant opgaan,
dan zegt Thomas, één van de leerlingen van Jezus:
Laten we maar met hem meegaan, om daar met hem te sterven.
Zo staan ze er dus in. Ze weten dat het alleen maar slecht af kan lopen.
Jezus zegt het zelf ook: nog even, en dan ben ik niet meer bij jullie.
Nog even, en dan word ik gearresteerd,
En dan zal ik worden gedood.
Maar wees niet ongerust.
Vertrouw op God en op mij.
Heel makkelijk gezegd.
Want hoe kunnen zijn leerlingen in zo’n situatie níet bang zijn? Níet ongerust?
Ook al zijn ze dapper, en maken ze de keuze om toch met Jezus mee te gaan?
Dapper zijn, moedig zijn, dat is niet dat je geen angst voelt.
Maar dat is dat je besluit om het niet op te geven, ook al bén je bang.
Dat is moedig zijn.
Wat opvalt, in allebei de Bijbelteksten,
Is dat God, en Jezus, niet doen alsof er niets aan de hand is.
Moet je door het water gaan, Ik ben bij je.
Of door rivieren – je zult niet worden meegesleurd.
Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren,
de vlammen zullen je niet verschroeien.
Want Ik, de HEER, ben je God,
de Heilige van Israël, je redder.
God zegt niet: maak je niet druk, jou overkomt niets, alles komt goed.
God zegt: als het moeilijk is, dan ben Ik bij je.
Want soms vóel je je overspoeld.
Soms vóel je je alsof alles wankelt.
Alsof zomaar de grond onder je voeten wordt weggeslagen.
Hoe kan dit nog goed komen?
Die woorden van God, uit Jesaja, die zijn juist voor zo’n moment opgeschreven.
Ook al móet je dóór het water gaan, of dóór het vuur.
Je zal niet worden méégesleurd door het water.
Het vuur zal je niet verteren.
Je valt niet uit mijn hand.
Ik ben de Heer, je God.
Die je kent, die je bij je naam heeft geroepen.
Vertrouw je Mij?
Ook al voel je het water beuken,
Ook al dreigen de vlammen,
Vertrouw je dat Ik je niet los zal laten?
Dat zelfs al verlies je álles, misschien zelfs je leven,
Je niet uit mijn hand zal vallen?
Wees niet bang.
Dat betekent niet dat je niet bang mág zijn!
Maar je mag er iets tegenover zetten:
Vertrouwen.
God zegt tegen ons: vertrouw je Me?
Ik, die jou zo goed ken.
Die alle haren op je hoofd heb geteld.
Ik zal jou niet laten vallen.
Ook Jezus vraagt zijn leerlingen om vertrouwen.
Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij.
Ook al wórdt het moeilijk.
Ik ga weg. Maar waar ik heen ga,
Daar ga ik juist heen om plaats te maken voor jullie.
Jezus heeft het over de hemel.
In het huis van mijn Vader zijn veel kamers.
Ik ga plaats voor jullie maken, en dan kom ik terug.
Ergens anders noemt Jezus de tempel het huis van zijn Vader.
Maar hier bedoelt hij heel duidelijk de hemel.
De hemel, dat is de plek waar God woont.
Daar ga ik naartoe, zegt Jezus.
En daar zullen jullie straks bij mij zijn.
Jullie zullen mij niet meer zien.
Maar er zál een moment komen dat je thuis mag komen in het huis van mijn Vader.
Ook Jezus weet dat er een moeilijke tijd aankomt voor zijn leerlingen.
Dat ze om Hem in de gevangenis gezet gaan worden, en zelfs gedood gaan worden.
Het is alsof Jezus wil zeggen:
Dat hoef je je niet bang te laten maken.
Je hoeft je niet uit het veld te laten slaan als je met moeilijke dingen te maken krijgt.
Want Ik ga naar het huis van de Vader, en daar zal ik op jullie wachten.
Daar is plaats genoeg, en je weet de weg daar naartoe.
Je hoeft niet bang te zijn.
Zijn leerlingen vinden het maar moeilijk om te begrijpen wat Jezus bedoelt.
Thomas, dat is een leerling van Jezus die altijd heel kritisch is,
die gewoon zegt wat hij denkt,
Die vraagt aan Jezus: “Hoe kunnen wij de weg weten?”
Niemand weet toch wat er komt? Niemand weet toch hoe dat zal zijn, als je sterft?
We weten niet eens waar U naartoe gaat!
Hoe ziet dat eruit? Hoe moeten we daar komen?
Dat is hoe je je zelf ook kan voelen als je nadenkt over de dood.
Niemand weet wat er komt.
Hoe kan je zeker weten dat het goed komt?
En Jezus zegt dan tegen Thomas:
Dat je Mij kent, dat is genoeg.
Als je Mij kent, dan weet je de weg.
De weg naar het huis van de Vader.
Ik bén de weg, de waarheid, en het leven.
Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.
Jezus zegt dat om zijn leerlingen – en ons – te bemoedigen.
Het is genoeg dat je Mij kent.
Dan hóef je niet ongerust te zijn.
Dan wéét je de weg, naar het huis van mijn Vader.
Jezus steekt zijn hand naar ons uit.
En hij zegt: vertrouw je mij?
Ik las pas een mooie zin:
Jezus heeft nooit een boek geschreven, hij vormde een gemeenschap.
Zo kan je ook zeggen over Jezus:
Hij heeft geen religie gestart,
Hij nodigt ons uit om Hem te kennen.
Wat Jezus hier zegt, laat heel mooi zien wat geloven écht is.
Geloven is niet een bepaald idee aanhangen, of een leerstelling onderschrijven.
Geloven gaat om vertrouwen.
Want Jezus is geen leerstelling, of een idee.
Jezus is een persoon.
Als je Mij kent, dan hoef je niet ongerust te zijn.
Vertrouw je mij?
Je kan zeggen: als christenen weten wij net zo min als anderen wát er komt.
Of er leven is na dit leven.
Maar we hebben wel hoop.
Hoop, dat dit leven niet alles is.
We hebben iets om naar uit te zien.
Omdat Jezus zegt:
In het huis van mijn Vader zijn veel kamers.
Daar is plaats genoeg.
En je hoeft niet bang te zijn of je daar wel kunt komen.
Wees niet ongerust, maar vertrouw op God, en vertrouw op Mij.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Vandaag mogen wij ons door deze twee teksten een hart onder de riem laten steken.
Want je hébt soms reden om bang te zijn. Of echt ongerust.
Als je het nieuws kijkt.
Als je je afvraagt: hoe gaat het verder met deze wereld?
Of: hoe gaat het verder met mij zelf?
Als ik mijn salaris al op heb voor het einde van de maand?
Als ik ziek ben, of iemand om me heen, en ik niet weet hoe dat verder gaat?
Als ik mijn partner niet meer bij me heb, of mijn ouders?
Als ik nu alleen door het leven moet, en dat me best wel bang maakt?
Als ik te maken krijg met hoe kwetsbaar het leven kan zijn?
Als ik denk aan dat ik op een dag zelf ook kom te overlijden?
In deze twee teksten steekt God zijn hand naar ons uit.
En Hij zegt: vertrouw je me?
Want Ik ken je.
Dóór het water, en dóór het vuur, Ik ben bij je.
Jezus zegt:
Vertrouw je me?
Want op een dag zul je bij mij thuis komen.
In het huis van mijn Vader is plaats genoeg.
Hoe zie jij dat voor je, om thuis te komen bij God?
Amen