Preken

Een Geest van kracht, liefde en bezonnenheid

Deze preek heb ik gehouden in de dienst waarin ik ben bevestigd tot predikant van de Protestantse Gemeente Spijk-Losdorp.

Teksten: Psalm 62:6-9 en 2 Timoteüs 1:1-14

De meesten van jullie kennen wel dat gevoel:
dat je aan iets groots of iets nieuws moet beginnen,
en dat je denkt: ben ik er wel klaar voor? Of: kan ik dit wel?
Ik denk dat we dat allemaal wel eens hebben,
op een bepaald moment in ons leven.
Dat je een stap gaat zetten,
maar dat je niet goed weet wat er daarna gaat gebeuren.
Als je op kamers gaat wonen omdat je gaat studeren.
Als je gaat trouwen. Als je gaat verhuizen.
Als je gaat werken, of een eigen bedrijfje gaat beginnen.
Dan komen de twijfels meteen al naar boven:
doe ik hier wel goed aan? Ga ik straks wel rondkomen?
Is die ander wel echt de ware?
Ga ik het straks wel leuk vinden op die nieuwe plek?
Met die nieuwe baan?

Predikant worden lijkt daar wel een beetje op.
Je vraagt je af hoe het gaat zijn.
Wat je allemaal gaat doen.
Of je wel een goede predikant gaat zijn,
en wat een goede predikant dan is.
Wat gaan mensen van je verwachten?
En kun je daar wel allemaal aan voldoen?

We hebben net gelezen over een jonge predikant, net als ik.
Zijn naam was Timoteüs.
Timoteüs leefde zo’n 20 eeuwen geleden.
Hij was een jonge man, die met Paulus meereisde.
Op één van die reizen kwamen ze in Efeze,
een stad in het huidige Turkije.
De kerk in Efeze had het niet makkelijk.
Aan de ene kant gebeurden er mooie dingen:
er was een grote groep mensen in en rondom Efeze die in God was gaan geloven.
Maar aan de andere kant hadden ze te maken met veel tegenstand.
In Efeze stond een grote tempel voor de godin Artemis.
Veel inwoners verdienden hun geld door beeldjes van haar te maken en te verkopen,
en ze waren bang dat mensen daar niet meer in geïnteresseerd zouden zijn.
Dat die God van Paulus en Timoteüs hun godin van haar plaats zou stoten.
Al voor Timoteüs daar kwam waren er incidenten geweest:
waren christenen door een woedende menigte meegesleurd,
en wist de stadssecretaris het nog maar net te sussen,
voor er iets ergs gebeurde.

En daar, in Efeze, werd Timoteüs door Paulus achtergelaten.
Want Paulus vroeg hem om deze gemeente te leiden.
Timoteüs, die zelf misschien nog maar een jaar of 25 tot 30 was.
Ga er maar aan staan!

Als Paulus deze brief schrijft is het alweer een tijdje later.
En zijn situatie is ook veranderd.
Paulus schrijft vanuit de gevangenis.
En juist op dat moment schrijft hij deze brief,
om Timoteüs te bemoedigen.
Misschien had Timoteüs te horen gekregen dat hij in de gevangenis zat, en wilde Paulus hem laten weten dat het goed met hem ging.

Wat deze brief bijzonder maakt, is dat hij heel persoonlijk is.
De meeste brieven van Paulus zijn gericht aan een hele gemeente,
maar een paar zijn gericht aan een specifieke persoon.
Timoteüs stond dicht bij Paulus.
Je zou kunnen zeggen dat Paulus een soort mentor van hem was.
Zijn ‘geestelijke’ vader.

Paulus begint zijn brief door te zeggen dat hij ernaar verlangt om Timoteüs weer te zien.
Hij noemt ook het geloof van de moeder en de grootmoeder van Timoteüs.
Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat zij hadden, schrijft hij.

Ik vind het erg mooi dat Paulus dit noemt, zo aan het begin van de brief.
Aan de ene kant om het besef dat wij niet de eersten zijn die in God geloven,
maar dat al zoveel generaties voor ons Hem hebben gekend,
en hebben geprobeerd om hun leven met Hem te gaan.
Dat is te zien aan de kerk waar we nu staan.
Een kerk die er al honderden jaren staat,
en waar mensen al honderden jaren samenkomen om God te zoeken.

En aan de andere kant het besef hoeveel je ouders betekenen voor je geloof.
Als mijn ouders en familie mij niet over God verteld hadden,
en hun geloof niet hadden voorgeleefd,
zou ik hier waarschijnlijk niet staan,
en ik denk dat dat voor de meesten van ons geldt.
In God geloven is niet vanzelfsprekend.
Je hebt daar mensen voor nodig die je erin voorgaan,
die een voorbeeld zijn.

En nu zegt Paulus tegen Timoteüs:
ik ben ervan overtuigd, dat jij dat geloof ook in je hebt.
Dat geloof in God, dat is iets dat we hebben ontvangen.
En dat wij op onze beurt weer door mogen geven aan andere mensen,
en aan nieuwe generaties.
Een voorbeeld voor hen zijn.

En juist daarom, zegt Paulus, spoor ik je aan om het vuur brandend te houden van de gave die God je schonk,
toen ik je de handen oplegde.
Jullie hebben gezien dat bij mij daarnet ook de handen werden opgelegd, toen ik werd bevestigd als predikant.
Waarom doen we dat eigenlijk?
In de Bijbel staat handoplegging voor het doorgeven van Gods Geest.
Het is eigenlijk een gebed,
dat God met zijn Geest in degene die de handen krijgt opgelegd wil wonen,
door hem of haar heen wil werken.
Dat is niet alleen voor predikanten; of voor apostelen;
het gebeurde bijvoorbeeld ook als mensen werden gedoopt.
Dat zie je bij ons ook:
iemand krijgt de handen opgelegd als hij of zij wordt gedoopt, of belijdenis doet, of gaat trouwen.

In het Nieuwe Testament was het ook zo dat iemand de handen opgelegd kreeg als hij of zij een bijzondere taak kreeg in de kerk.
Dus ook Timoteüs. Misschien toen hij met Paulus meeging op zijn reizen, of toen hij aan zijn werk in Efeze begon.
Dat opleggen van de handen was belangrijk.
Het is een teken dat je op dat moment niet meer je kracht van jezelf verwacht, maar van God.

En kracht, dat kon Timoteüs wel gebruiken.
Ik denk dat Timoteüs soms best wel onzeker kon zijn.
Hij was jong, toen hij met Paulus ging reizen, maar ook toen die hem in Efeze achterliet, om de gemeente daar te leiden.
Hij had van zichzelf niet zo’n krachtige persoonlijkheid,
hield er niet van om op de voorgrond te treden.
Ik herken mezelf daar wel een beetje in.
Paulus weet dat van Timoteüs.
En daarom schrijft hij aan hem: houdt het vuur brandend!
Want je hebt geen geest van lafhartigheid gekregen, maar van kracht.
Timoteüs’ jonge leeftijd is geen excuus om zich op de achtergrond te houden.
Hij hoeft geen krachtige persoonlijkheid te hebben,
maar hij moet wel durven spreken als dat nodig is.
Hij moet durven staan voor het evangelie,
voor het goede nieuws van God.
De gemeente daarin voorgaan.

Dat hoeft hij gelukkig niet alleen te doen:
hij mag dat doen vanuit de kracht die God hem geeft.
Zoals de schrijver van Psalm 62 zegt:
zoek rust, mijn ziel, bij God alleen. Van hem blijf ik alles verwachten.
Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht.
Ik zal niet wankelen.
Als God je basis is, heb je stevige grond onder de voeten.

Schaam je dus niet voor het evangelie!, schrijft Paulus aan Timoteüs. Maar deel in het lijden van het evangelie.
In de tijd van Paulus en Timoteüs betékende christen zijn lijden.
Als je in de God van Jezus Christus geloofde, ondervond je tegenstand. Ook nu kampt de kerk in Nederland met problemen.
Op veel plekken, ook hier in Spijk en Losdorp,
wordt de kerk steeds kleiner.
Niet alleen omdat jongeren wegtrekken uit het gebied,
maar ook omdat veel mensen God steeds meer gaan ervaren als iets abstracts,
iets dat niet verbonden is met hun leven van elke dag.
Of ze hebben negatieve ervaringen met de kerk of met christenen.
Of ze hebben een omgeving die niet meer gelooft.
Als je dat ziet, word je daardoor soms zelf ook wel aan het twijfelen gebracht.
Heeft het nog wel waarde om in God te geloven,
of om naar de kerk te gaan?

Op dat moment durven zeggen: “ik geloof in God”, vraagt best wel een beetje moed.
Het is minder vanzelfsprekend dan vroeger.
Mensen staan er niet vaak negatief tegenover als je dat zegt;
maar je kunt wel vragen verwachten: waarom geloof je dan?
Of: heb je zelf wel eens iets van God ervaren?
Zulke vragen zijn niet verkeerd, je wordt er zelf ook even bij stilgezet. Maar ze zijn wel spannend.
Een eerlijk antwoord geven maakt je kwetsbaar.
Ik denk dat kwetsbaar zijn,
eerlijk zijn over dat geloven niet altijd even makkelijk of vanzelfsprekend is,
maar ook over de manier waarop we wel iets van God ervaren,
de beste manier is om over God te vertellen.
En ik geloof ook dat we daarbij best van ons geloof overtuigd mogen zijn.
Dat we ons er niet voor hoeven te verontschuldigen.
Want God is het waard om in te geloven!

Paulus heeft het niet alleen over een Geest van kracht,
maar ook over een Geest van liefde.
Het is mooi dat hij dat erbij zegt.
Je kunt als gemeente en als predikant geweldig zijn en allemaal bruisende activiteiten hebben,
je kunt durf hebben en staan op je geloof,
maar als je de liefde niet hebt,
voor elkaar en voor mensen buiten de kerk, dan is het niets waard.
Het belangrijkste voor iemand die Jezus na wil volgen,
is om de mensen om je heen lief te hebben,
zoals God jou zelf ook liefheeft.
Mensen voelen aan of je alleen in ze geïnteresseerd bent met een bepaald doel, om ze bijvoorbeeld over je geloof te vertellen,
of dat je écht in ze geïnteresseerd bent.
En aan de andere kant is liefde laten zien een enorm getuigenis.
Als je er bent voor mensen om je heen.
Als de liefde die God ons geeft ook zichtbaar wordt in de manier waarop we met elkaar omgaan.
Als mensen zich welkom voelen in de kerk.
Niet veroordeeld om wie ze zijn, of om wat ze doen,
maar als ze hier de genade ervaren die God ze wil geven.
Als ze hier terecht kunnen.
Dan gaan mensen zich vanzelf verwonderen over wat daarachter zit.
En dan mag je daar ook best over vertellen.

Vanaf vanmiddag ben ik predikant in Spijk en Losdorp.
Dat is best spannend.
Vaak heb ik me de laatste maanden afgevraagd: wat heb ik hier te brengen, als jonge predikant?
Kan ik bijvoorbeeld het tij keren van de kerkverlating,
en van de andere problemen die hier spelen?
Misschien vroeg Timoteüs zich dat ook af.
Kon hij er in zijn eentje voor zorgen dat de vervolgingen in Efeze ophielden?
En wat kon hij zeggen tegen de mensen die daaronder leden?
Hoe kon hij hen hoop blijven geven,
hen aan blijven sporen om te vertrouwen dat God hen niet los zou laten?

Paulus schrijft aan Timoteüs:
God heeft ons gered, en geroepen tot een heilige taak.
Niet omdat wij alles zelf zo goed kunnen,
maar omdat hij daartoe uit genade besloten heeft.
Het is door Gods genade en Gods liefde dat ik hier mag staan,
en dat wij hier mogen zitten in deze kerk.
Dit is Gods kerk.
En de belangrijkste taak die Paulus aan Timoteüs geeft,
en die God aan mij en aan jullie geeft, is:
blijf staan op je geloof.
Laat God de vaste grond zijn onder je voeten.
En wees ervan overtuigd, durf te laten zien,
dat Hij goed nieuws is voor ieder mens!
Wat is dat goede nieuws dan?
Dat wij een God hebben die naar ons omziet.
Een God die niet vanaf een afstand naar ons leven blijft kijken,
maar die naar ons toegekomen is, in zijn zoon Jezus.
Die zijn leven voor ons heeft gegeven,
omdat hij ons, mij en jou liefhad boven alles.
En dat ons leven niet zinloos is, maar betekenis krijgt, door Hem!

Amen

One Comment

  • Dorothea

    Wat mooi om deze woorden te lezen! God heeft jou een bijzondere plek gegeven, en net als Timotheüs mag jij het Levende Woord brengen. Paulus zij het al, en vast ook als reminder voor Timotheüs: “Niet ik, maar Christus leeft in mij!” Jezus gaat het doen, door jou heen!

    Veel zegen!
    Dorothea

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *