Preken

Een blik in de toekomst

Tekst: Lukas 19:32-44 en 20:9-19

Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Lieve mensen, thuis en in de kerk,

Zou jij willen weten hoe je leven eruitziet, over 5 jaar, of over 10 jaar?
Soms is het maar goed dat je dat niet weet!
Ik ben bijvoorbeeld erg blij dat we een jaar geleden nog niet wisten dat de lockdown, die toen net begonnen was, meer dan een jaar zou duren.
Als we dat hadden geweten, dan had dat het leven het afgelopen jaar, zeker in het begin, een stuk zwaarder gemaakt.
Soms ben je blij dat je niet wist dat je ziek zou worden.
Of dat je iets ergs zou overkomen.
Omdat dat je leven al van tevoren in een heel ander licht zou stellen.

Andersom geldt ook wel dat mensen die iets ergs is overkomen, mensen die erg ziek zijn geweest bijvoorbeeld, soms ánders in het leven gaan staan.
Kleine dingen waar ze zich druk over maakten,
vinden ze ineens een stuk minder belangrijk.
Ze leven bewuster.
Genieten meer.
Denken meer na bij wat er écht toe doet.

Weten hoe de toekomst eruit kan zien, kan je een ander perspectief geven op hoe je op dit moment je leven ervaart.
Ik moet denken aan de middeleeuwen, waarin tegen de mensen werd gezegd:
Memento mori. Dat is Latijn, en het betekent:
Besef dat je op een dag zult sterven.
Dat klinkt wat luguber, maar wat ermee wordt bedoeld, is:
Bedenk waar je voor wil leven! Maak de dingen belangrijk die dat ook echt zijn!

Weten hoe de toekomst gaat verlopen, kan ook een last zijn.
Zeker als je het voor je ogen ziet gebeuren, als je het voor je ogen ziet misgaan.
Denk eens aan de jaren ’30 van de vorige eeuw.
Hoe je, als je terugkijkt, kunt zien hoe het steeds meer de verkeerde kant opging,
Hoe alles wat er in die tijd gebeurde uitliep op de tweede wereldoorlog.

In die jaren ’30 waren er al mensen die dat zagen. Die zeiden: het gaat fout!
Maar er werd niet naar ze geluisterd.

Iets daarvan klinkt door in de Bijbelgedeeltes die we vandaag hebben gelezen.
We hebben gelezen uit Lukas.
Lukas vertelt ons over de intocht van Jezus in Jeruzalem.
Jezus en zijn leerlingen komen aan bij Jeruzalem, via de pelgrimsroute.
Ze komen vanaf Jericho in de woestijn,
En maken dan een lange tocht, de berg op.
Als je via die route bij Jeruzalem aankomt, via de top van de olijfberg,
dan zie je de stad in de verte liggen, op een heuvel.
Een erg indrukwekkend gezicht.

Als je op die plek staat, zie je nu meteen de grote gouden Rotskoepel,
een monument dat de moslims op de tempelberg hebben gezet toen zij in de middeleeuwen Jeruzalem hebben veroverd.
Maar in de tijd van Jezus zag het er heel anders uit.
Toen zag je op die plek de grote Joodse tempel staan.
Die plek was het huis van God.
Voor de Joden was die tempel de meest heilige plek die er was.

De tempel stond in Jeruzalem. De koningsstad, de stad van koning David.
De grootste en meest geliefde koning uit de geschiedenis van Israël.
Een koning die dicht bij God leefde. God had daarom aan David beloofd:
Voor altijd zal een afstammeling van jou op de troon van Israël zitten.

In de tijd van Jezus was dat al heel lang niet meer zo.
Het koningshuis van David was vergaan.
Maar de mensen hoopten nog steeds dat er een nieuwe koning zou komen.
Een afstammeling van David.
Een koning, die vrede kwam brengen in hun land,
Hun land, dat al zo lang een speelbal was van alle grootmachten eromheen.

Elk jaar werd op die plek, bij de tempel in Jeruzalem, het Pesachfeest gevierd.
Het feest waarop de mensen stilstonden bij de bevrijding van de Joden uit Egypte.
Voor dat feest kwamen duizenden Joodse pelgrims naar de stad,
uit heel Israël en daarbuiten.
Als Jezus en zijn leerlingen bij Jeruzalem aankomen, zijn er dus veel meer mensen dan normaal.
Ze lopen tussen die pelgrims.
Onderweg moeten die pelgrims het allemaal wel gehoord hebben:
Jezus is hier ook! Hij loopt met ons mee!
Veel mensen hadden al over hem gehoord.

Als ze daar bovenop de berg staan, en uitkijken over Jeruzalem,
Dan gebeurt er iets heel bijzonders.
Jezus gaat op een jonge ezel zitten.
Zijn leerlingen gooien hun mantels voor hem uit.
En de mensen zwaaien naar hem met palmtakken.
Ze zingen een pelgrimspsalm, psalm 118:
Hosanna! Loof God!
Gezegend wie komt in de naam van de Heer!

Ze halen Jezus de stad binnen als een koning.

En Jezus laat het toe.
Dat is een enorm contrast met hoe het tot nu toe is gegaan.
Jezus hield zich niet verborgen, maar hij trad ook niet op de voorgrond.
Hij riep niet uit:
Ik ben de Messias! Ik ben de koning die God heeft beloofd!
Dat probeerde hij juist stil te houden.
Zijn leerlingen mochten er niet over praten.

Maar nu gaat Jezus zelf op de rug van de ezel zitten.
En hij laat het toe dat de mensen voor hem juichen,
en hem als een koning Jeruzalem binnenhalen.

Tussen de pelgrims lopen farizeeën. Kenners en hoeders van het Joodse geloof.
Zij zeggen tegen Jezus: zou u dat wel doen?
Zeg toch tegen de mensen dat ze stil moeten zijn!
Niet alleen omdat ze het ongepast vinden.
Maar ook omdat ze bang zijn voor de gevolgen.

Het kán niet anders, of de leiders in Jeruzalem zullen dit horen.
En ze zullen Jezus uit de weg willen ruimen.
Iemand die zich als een koning Jeruzalem binnen liet halen, dat was geen goed nieuws!
Dat betekende onrust. Opstand. Gevaar.

Door zich op deze manier Jeruzalem binnen te laten leiden,
maakt Jezus zich heel kwetsbaar.
Hij weet dat heel goed.
Hij weet dat hij gevaar loopt.
Maar het moment is gekomen om zich niet meer te verbergen.
Het is terécht, dat de mensen Jezus op deze manier Jeruzalem binnenhalen.
Hij is de vredevorst.
De koning.
De ware erfgenaam van koning David.
De eer die de mensen hem geven, die komt hem toe.
Daarom zegt Jezus tegen de farizeeën:
Al zouden de mensen zich stil houden, dan zouden de stenen het uitschreeuwen!
De eer die hij krijgt komt niet alleen van mensen. Maar ook van God.

Misschien staan die Joodse leiders er nu al bij te kijken.
Maar voor nu kunnen ze weinig doen.
Ze zijn bang voor hoe de menigte zal reageren die achter Jezus aan loopt.
Als die zien dat Jezus wordt opgepakt, dan zijn de rapen gaar!
Dan is een opstand niet te vermijden.
Nee, ze zullen hem moeten arresteren op een stil moment,
op een plek waar niemand het meekrijgt.
En dus houden ze zich stil, tot zo’n moment zich aandient.

Jezus wordt Jeruzalem binnengehaald als een koning.
Een feestelijk moment.
Maar als Jezus Jeruzalem ziet liggen, in de verte, dan raakt het hem.
Hij weet wat de toekomst gaat brengen.
De mensen halen hem binnen als een koning, die vrede komt brengen.
Maar Jezus weet dat de toekomst van die stad absoluut geen toekomst van vrede ís.

Als Lukas deze woorden opschrijft, jaren later,
dan is het al achter de rug.
De grote opstand van de Joden tegen de Romeinse keizer, rond 70 na Christus.
40 jaar nadat Jezus Jeruzalem werd binnengehaald,
Dan gebeurt precies wat hij zegt in deze tekst.
Jeruzalem wordt belegerd.
En de tempel, het huis van God, wordt met de grond gelijk gemaakt.

Die vreselijke gebeurtenis, die klinkt mee in deze tekst.
Het is als een waarschuwing die Jezus geeft.
Hij weet wat er staat te gebeuren.

Die gelijkenis van de wijngaard die Jezus kort daarna vertelt,
die heeft daar alles mee te maken.
Gelijkenissen zijn verhalen in de Bijbel die je iets willen zeggen.
Een verhaal dat op het oog ergens anders over gaat,
maar dat bedoeld is om je een spiegel voor te houden.
En deze gelijkenis is ontzettend confronterend.

Dit verhaal gaat over een man die een wijngaard aanlegt,
en die vervolgens zijn wijngaard verhuurt.
Alleen de huurders weigeren hem zijn deel te betalen.
Ze doen alsof die wijngaard hún eigendom is.

Als de eigenaar zijn dienaren stuurt, één voor één,
Worden die met lege handen teruggestuurd.

Tot de eigenaar zijn eigen zoon stuurt.
En de huurders van de wijngaard denken:
Als wij hém doden, die zoon, dan zal de wijngaard van ons zijn.
Dan zal de eigenaar wel zien dat hij er niets meer over te zeggen heeft.

Het venijn van deze gelijkenis zit hem in de staart.
Want, zegt Jezus, de eigenaar zal komen.
En hij zal de wijnbouwers doden,
En de wijngaard aan anderen geven.
De reactie van de mensen die naar hem luisteren die zegt al heel veel:
Dat nooit!, roepen de mensen.

Deze gelijkenis, en de manier waarop Jezus Jeruzalem binnenkomt,
hebben alles met elkaar te maken.
Jezus is als een koning Jeruzalem binnengehaald.
En nu is hij in het hol van de leeuw.
Hij is kwetsbaar.
Hij weet dat het niet lang meer duurt, of hij zal worden gearresteerd.
En daarna zal hij worden gekruisigd.

Hij is de zoon van de eigenaar uit het verhaal.
En de mensen staan op het punt om hem ter dood te brengen.

Deze gelijkenis is geen dreigement.
Hij is bedoeld om de mensen een spiegel voor te houden, om ze de ogen te openen:
Kijk wat er gebeurt!
Want waar deze gelijkenis over gaat, speelt zich af voor je eigen ogen.

De mensen die met Jezus van de berg af kwamen,
die haalden hem binnen als een koning.
En dat is terecht!
Maar de leiders was dat een doorn in het oog.
Zij zien Jezus als een bedreiging, voor een vrede waar zij zo hard aan hebben gewerkt.
Die zo kwetsbaar is.
Dat 40 jaar later de tempel wordt verwoest, dat zegt genoeg.
In Jeruzalem heerst constant een gespannen sfeer.
Er hoeft maar iets heel kleins te gebeuren,
en de wankele vrede die er is wordt verstoord.

De leiders zien Jezus als een bedreiging voor hun manier van leven.
Voor hun geloof.
En daarom zijn ze van plan om hem om te brengen.
Wat zij niet zien, niet wíllen zien, is dat Jezus namens God komt.
Dat Hij de Messias is, de koning die door God is beloofd.
Dat als ze hém denken te moeten doden, dat ze dan God zelf afwijzen.
En Jezus, die weet wat er staat te gebeuren.
Hij weet van de vreselijke dingen die eraan komen.
Hij weet dat hij gedood zal worden.
Maar hij weet ook dat er een einde komt aan precies dát wat de mensen daarmee denken te beschermen.
Hij weet dat de tempel verwoest zal worden.

Lukas, die deze woorden van Jezus opschrijft, die heeft dat al meegemaakt.
Het was een gebeurtenis die vreselijk veel indruk moet hebben gemaakt.
Moet je je voorstellen.
De tempel, dé heilige plek voor de Joden, die was verwoest.
Tot op de dag van vandaag zou hij niet meer zou worden opgebouwd.

Alles wat er nu nog van rest, is de Klaagmuur in Jeruzalem.
De buitenste muur van de tempel.
Het is de grootste ramp die ze zich maar voor konden stellen…

Jezus zegt, na die gelijkenis:
de steen die de bouwers hebben afgekeurd, is een hoeksteen geworden.
Voor Lukas, die zelf een Jood was, zijn deze woorden van Jezus geen veroordeling, maar juist iets om aan vast te houden.
Lukas weet wat er is gebeurd, nadat Jezus dit zei.
Jezus zou een paar dagen later worden gearresteerd.
Hij zou ter dood veroordeeld worden, en gekruisigd.

Als een slechte steen wordt hij weggegooid.

Maar Lukas gelooft ook dat op de derde dag, het graf leeg was.
Lukas gelooft dat Jezus is opgestaan uit de dood.
En dat dat álles in een ander licht zet!

Ook de toekomst, die de mensen op dat moment niet zien.
Ook de verwoesting van de tempel, die hij net heeft meegemaakt.

De steen die de bouwers hebben afgekeurd, is de Hoeksteen geworden.
Lukas houdt het zijn Joodse en zijn christelijke lezers voor als een houvast,
In die moeilijke tijd waar ze in leven,
Waarin alles verloren lijkt.

Door die woorden van Jezus bij de mensen in herinnering te brengen, zegt Lukas:
God heeft een nieuw begin gemaakt.
Dat waar de mensen zich bedreigd door voelden,
Dat wat ze aan de kant hebben gegooid,
Dát is de reddingsboei die God naar ons heeft uitgegooid.
Dat is waar we ons aan vast mogen houden.

Jezus is de hoeksteen waarop wij ons leven, en ons geloof mogen bouwen.
Tegen alles in.
Tegen verdrukking, tegen geweld, tegen lijden en verdriet.
Zijn opstanding is ook voor ons een houvast,
Dat die hele spiraal van geweld, en lijden, en pijn, en de dood,
Niet het laatste woord kan hebben.

Voor ons, op weg naar Pasen, mag deze tekst ook een bemoediging zijn.
Komende week lezen wij met elkaar over de weg van lijden die Jezus moest gaan.
Misschien kijk je ook naar de diensten die we houden op donderdag, vrijdag en zaterdag.
Of lees je voor jezelf het lijdensverhaal van Jezus.

In deze woorden van Jezus mag Pasen al doorklinken.
De steen die de bouwers hebben afgekeurd, is de hoeksteen geworden.

God laat zich niet zomaar aan de kant schuiven.
Hij heeft ons gemaakt.
Hij wil een plek in ons leven.

En zelfs als wij Hem de rug toekeren,
Dan nog blijft Hij het proberen. Blijft Hij naar ons uitreiken.
Zelfs als wij zijn Zoon doden, dan laat dat Hem niet tegenhouden.
Tegen alles in, maakt Hij een nieuw begin.
God maakt van wat gebroken is, weer iets heel nieuws.
Iets waar niemand op had gerekend.
Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *