Afscheid van de kerk aan de Hoofdweg-Zuid in Spijk (Ps. 135; Heb. 11)
Tekst: Psalm 135:1-4 en 13-14; Hebreeën 11:8-10 en 13-16
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Dubbel, zo voelt het om hier te zijn vandaag.
Aan de ene kant vieren wij vandaag een dankdienst.
Een dienst waarin gedankt wordt voor een kerkgebouw,
Dat veel voor ons heeft betekend.
Een gebouw dat een centrale rol heeft gespeeld in het geloof van veel mensen.
En tegelijk, of juist daardoor, is er een onbeschrijfelijk verdriet.
Dat dit gebouw straks niet meer als kerk gebruikt zal worden.
Natuurlijk kun je zeggen: er is nog een kerk, een gemeente in Spijk en Losdorp.
En dat is ook zo. Dat is iets om dankbaar voor te zijn.
Dat er een gemeente is waar we God kunnen eren.
Waar we Hem mogen ontmoeten.
Maar dat neemt niet de pijn weg dat het hier niet meer zal gebeuren.
Dat in dit gebouw, waar zo lang de lofzang gaande is gehouden,
Straks de stilte valt.
En die valt zwaar.
In deze tijd kan het zijn dat er veel vragen bij je opkomen.
Waarom moet deze kerk dicht? Maken we daarin de juiste keuze?
En hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Door de tijd heen hebben zoveel mensen zich met veel energie ingezet voor deze kerk,
En voor de gemeente die hier bij elkaar kwam.
Net zoals zoveel mensen zich ook hebben ingezet voor de Andreaskerk.
Als je daarover nadenkt,
Dan doet het extra pijn, als je ziet dat de gemeente krimpt.
Dat het werk je bij de handen afbreekt.
Het kan zelfs voelen als een oordeel.
Heb ik, hebben wij niet hard genoeg gewerkt?
Hebben wij iets niet goed gedaan?
Je blijft zitten met een hoop open vragen.
Waarom heeft het zo moeten lopen?
Het is goed om die vragen, om dat verdriet de ruimte te geven.
Om ze niet weg te stoppen, te doen alsof ze er niet zijn.
Je kunt je pas richten op de toekomst als je het verleden een plek geeft.
(…)
Tegelijk blijft het vandaag ook een dankdienst.
Want juist dat verdriet laat ons zien hoeveel dit kerkgebouw voor ons heeft betekend.
We zeggen God dank dat meer dan honderdtien jaar dit gebouw een kerk heeft mogen zijn.
Waar mensen geloof in God vonden.
Waar mensen zich thuis mochten weten, door God geliefd.
Waar mensen bemoedigd zijn, en getroost.
Waar mensen aangesproken werden, hoopten.
Dit kerkgebouw is niet weg te denken uit de geschiedenis van Spijk.
Er is tussen deze muren zoveel gebeurd.
Er zijn door de jaren heen duizenden kerkdiensten gehouden.
Er zijn generaties lang liederen gezongen, gebeden gebeden.
Veel verschillende predikanten hebben hier voor mij op deze kansel gestaan.
Dat besef, dat maakt je klein.
En dankbaar dat je daar deel van uit mag maken.
Het kan voelen dat als we straks de deur dichtdoen, en hier weggaan,
Dat dat allemaal weg valt. Dat het voor niets is geweest.
Maar niets is mínder waar.
Deze kerk heeft zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van deze plaats.
Een stempel gedrukt op ons persoonlijk.
Misschien heb je zelf mooie, persoonlijke herinneringen aan dit gebouw.
Aan een doopdienst, waar je misschien zelf wel bent gedoopt, of je kinderen, je ouders,
of zelfs je grootouders, of nóg een generatie daarvoor.
Aan een trouwdienst.
Aan een dienst waarin mensen voor de gemeente belijdenis deden,
uitkwamen voor hun geloof in de Levende God.
Dat is straks allemaal niet weg.
Onze gemeente zou niet hetzelfde zijn als deze kerk er niet geweest was.
Het sluiten van deze kerk is net als wanneer je zelf verhuist.
Op het moment dat dat moet, omdat het huis te groot voor je is,
Dan doet dat pijn. En dat duurt een tijd.
Ook in het begin nog, als je verhuisd bent.
Dat nieuwe huis, daar moet je ook nog aan wennen.
Het moet jouw plek worden.
Zeker als je dat nieuwe huis met anderen deelt,
Die er al langer wonen.
Dan moet je elkaar de ruimte geven om het te maken tot een plek waar iedereen zich thuis voelt.
Maar als je een tijd in dat nieuwe huis woont,
Dan komen op een gegeven moment ook de mooie herinneringen naar boven.
Weet je nog, hoe we daar in de tuin zaten op de zomeravonden?
Weet je nog, hoe je door het raam klom, omdat je de sleutel was vergeten?
Hoe onze kinderen daar zijn opgegroeid?
De geschiedenis van het oude huis is deel geworden van jouw geschiedenis.
Zoals de geschiedenis van deze kerk deel is van onze gemeente.
Een kerkgebouw sluiten, dat is wel een hele grote stap.
Want je weet nog niet hoe de toekomst eruit gaat zien.
Gaat het wel bevallen om alleen in de Andreaskerk te kerken?
Kan daar alles wat in deze kerk kon?
Gaat het wel lukken om van deze kerk een dorpshuis van te maken?
Vragen waarop je het antwoord niet altijd met zekerheid kunt zeggen.
Iemand die ook zijn huis moest achterlaten, was Abraham.
Ook hij moest het oude, vertrouwde achterlaten.
God zei tegen hem: ga op weg.
Laat je vaderland achter,
Laat zelfs je familie achter.
Dat is wel iets groots, wat God van Abraham vraagt.
In die tijd was het niet zo dat je even naar huis kon bellen, of het vliegtuig kon pakken.
Voor Abraham moet het gevoeld hebben als een breuk.
Een breuk met zijn verleden. Een breuk met de plaats waar hij was opgegroeid. Waar zijn vrienden en familie woonden.
Net zoals het nu als een breuk kan voelen om deze kerk achter ons te laten…
Maar toch durfde Abraham het aan, om die stap te wagen.
Niet omdat hij zo dapper was, of omdat hij had berekend dat het wel goed zou komen.
Abraham geloofde, dat God met Hem mee zou gaan.
God had tegen hem gezegd:
als je dat doet, als jij je thuis achter je laat,
dan zal ik jouw God zijn.
Ik zal je nakomelingen geven, zo talrijk als de sterren,
En ik zal ook hun God zijn.
En ik zal hen een land geven waar ze kunnen wonen.
Abraham ging weg uit zijn land, zonder dat hij wist waar hij terecht zou komen.
Het was een stap in het blinde.
Hij ging op weg naar een land dat hem was beloofd,
Maar dat hem nog niet toebehoorde.
Abraham ging op weg op grond van een belofte.
Maar wat zag hij daarvan waar worden?
Het land dat aan hem beloofd was, is nooit echt zijn land geworden.
Je kunt je afvragen: is God zijn belofte aan Abraham wel nagekomen?
Zoals wij ons kunnen afvragen: komt God zijn belofte aan ons wel na?
In psalm 135 schrijft de dichter toch:
Van u, Heer, zal men spreken, van geslacht op geslacht.
Uw naam blijft in eeuwigheid.
Het klinkt als een hele mooie belofte.
Maar ook dat is iets waar je je zorgen over kunt maken in deze tijd.
Is dat wel zo? Het lijkt allemaal minder en minder te worden met de kerk.
Wat zie je terug van die belofte, als de kerk krimpt?
Als het moeilijk is om genoeg vrijwilligers te vinden?
Als jonge mensen zich niet meer thuis voelen in de kerk?
Misschien is dat vandaag nog een groter pijnpunt dan de sluiting van het kerkgebouw.
De onzekerheid over de toekomst.
Gaat het niet alleen nog maar verder achteruit?
Is er straks nog wel een kerk?
(…)
Abraham vertrouwde op Gods belofte.
Maar hij wist ook: de belofte van God is groter dan ik zelf.
Reikt verder dan mijn eigen leven.
Natuurlijk had ook hij momenten dat hij aan die belofte ging twijfelen.
Dat hij dacht: laat ik het zelf maar oplossen, want van God komt er niets.
Bijvoorbeeld toen hij probeerde om via Hagar een erfgenaam te krijgen,
Terwijl Gods belofte over Sara ging.
Maar ondanks die momenten bleef God met hem meegaan.
Gods belofte blijft van kracht, ook als mensen er niet meer op vertrouwen.
De stap die Abraham zette, was niet alleen een stap in het blinde, in het onbekende.
Het was een stap in geloof.
Hij durfde die stap te zetten, omdat hij wist: God gaat met mij mee.
En God is een God die zich houdt aan zijn belofte.
Ook al lijkt alles dat tegen te spreken.
Een kerkgebouw sluiten, ook dat is een stap die je zet in geloof.
Je laat het oude, vertrouwde achter.
De plek waar je goede herinneringen aan hebt.
Waar je vreugde en verdriet met elkaar hebt gedeeld.
Wat is die belofte dan, waar je in gelooft?
Maar dat is een belofte die verder gaat dan een gebouw.
Het is de belofte uit Psalm 135:
dat Gods naam over de lippen zal blijven gaan.
Uw naam, Heer, blijft tot in eeuwigheid.
Die belofte is niet verbroken met het sluiten van dit kerkgebouw.
Die belofte is zelfs niet verbroken als alle kerkgebouwen in Spijk en Losdorp, in Groningen of zelfs in heel Nederland gesloten worden.
God is niet van ons afhankelijk.
Hij blijft doorgaan, ook waar wij niet verder kunnen.
En dat is iets dat je hopelijk mag bemoedigen,
ook als je onzeker bent over de toekomst.
Die kerk waaraan wij werken, waar mensen zoveel tijd, energie en liefde in stoppen, is niet alleen het werk van onze handen, maar die kerk is het werk van Gods hand.
Het is niet onze kerk, maar Gods kerk.
En God belooft: ik laat niet los wat mijn hand begon.
Hij is niet alleen de God van het verleden,
maar ook van het heden, en van de toekomst.
De God die is, die was en die zal zijn.
Van U, Heer, zal men blijven spreken, van geslacht op geslacht.
Hij is de God van Abraham, Isaäk en Jakob.
De God van onze voorouders.
Hij is onze God.
Maar hij zal ook de God blijven van onze kinderen, en kleinkinderen.
Laat dat vandaag onze reden zijn om niet alleen te treuren,
Maar om, ook vandaag, Hem te prijzen, hier in dit huis.
Want Hij is de God die met ons meegaat, waar wij ook gaan.
Amen.
Bron: Bisseling; de Roest; Valstar (red.): ‘Meer dan hout en steen’