Preken

God legt zich niet neer bij de dood…

Geliefde gemeente van Jezus Christus,

Als je te maken krijgt met verlies,
Dan kan dat allemaal verschillende gevoelens bij je oproepen.

Gevoelens van verdriet,
want je moet iemand missen van wie je veel hebt gehouden.
Die heel veel voor je heeft betekend.
Met wie je een groot deel van je leven hebt gedeeld.
Of, in het geval van een ouder, een opa of oma, of een oom of tante:
iemand die altijd in je leven is geweest. Die er altijd deel van heeft uitgemaakt.

En dan zijn er al die herinneringen die je met hem of met haar deelde,
en die je nu niet meer met een ander kunt delen.
Een leven zonder die persoon is bijna ondenkbaar.
En toch sta je daar voor.
Verlies roept ook gevoelens op van onmacht.
Je had nog zoveel voor die ander willen betekenen.
Die ander zo graag vast willen houden.
En nu word je gedwongen om hem, of haar, los te laten,
zelfs al wíl je dat nog helemaal niet.
Ben je daar nog helemaal niet klaar voor.
Je kunt het niet helemaal bevatten. Het voelt allemaal zo onwerkelijk.

Verlies roept gevoelens op van de eindigheid van het leven.
Je hoort dat mensen wel eens zeggen:
de enige zekerheid die je hebt in dit leven,
is dat je op een dag zult sterven.
De dood van mensen om je heen kan je daarmee confronteren.
Het kan dingen om je heen relativeren.
Of zelfs je leven helemaal stil zetten.
Vaak hoor je mensen die met rouw te maken hebben, zeggen:
het lijkt wel of de wereld gewoon doorgaat.
Maar voor jou is die wereld stil komen te staan.
En verlies kan ook gevoelens van opstandigheid oproepen.
Het is een nieuwe werkelijkheid waarmee je wordt geconfronteerd.
Soms wil je daar helemaal niet aan.
Je voelt boosheid.
Naar jezelf. Naar een familielid, een arts, een uitvaartondernemer.
Of naar God.
Waarom moest het zo lopen zoals het is gegaan?

En uiteindelijk, als er genoeg tijd overheen is gegaan,
en bij de een gaat dat wat sneller, bij de ander duurt het langer,
dan komt er langzaam, stukje bij beetje, ook acceptatie.
Acceptatie is niet dat je de pijn of het verdriet niet meer voelt.
Maar wel dat het je minder overvalt, minder overspoelt.
De wond die het verdriet heeft achtergelaten verdwijnt niet,
maar er komt een litteken op.
En langzamerhand kun je je leven weer oppakken.
Komt er weer ruimte voor een lach, voor blijdschap,
voor de mooie
herinneringen die je met die ander hebt gedeeld.
Ruimte om weer te kunnen genieten van het leven.

Alleen dat is een proces dat bij ieder mens verschillend gaat.
En dat gaat ook niet in een mooie stijgende lijn.
Je hebt goede dagen en minder goede dagen.

Een predikant die al op jonge leeftijd zijn vrouw had verloren,
omschreef rouw eens als een doolhof.
Je doolt rond, soms kom je voor je gevoel weer een stukje verder,
maar soms staat er om een hoek ineens iets wat je weer met je verdriet confronteert.
En alleen kom je er niet uit.
Daar heb je anderen voor nodig. Mensen die je begrijpen.

Maar omgaan met verdriet, en met verlies, dat vinden veel mensen moeilijk.
Verdriet maakt sprakeloos.
En dat vinden we eng.
Daarom mijden we het liever.
Bij onszelf, maar ook bij anderen.
Omdat we er geen antwoord op hebben.
We willen die ander graag verder helpen,
maar we hebben geen idee hoe.
Sommige mensen zijn heel streng tegen zichzelf.
Ik móet doorgaan.
Ik mag er niet te lang bij stil blijven staan.
Of: ik mag mijn verdriet niet teveel laten zien aan de buitenwereld.
Maar mensen die rouwen worden soms streng toegesproken door anderen.
Die zeggen dan, met de beste bedoelingen:
kom op, je kunt toch niet stil blijven zitten?
Ga er weer eens op uit!

En dat kan soms goed zijn,
maar vaak heb je juist iemand nodig die even bij je komt zitten,
en die je gewoon je verhaal laat doen.
Iemand die je begrijpt, die je niet veroordeelt omdat je er even niet uitkomt.
Iemand die luistert.
Die je verdriet met je meevoelt.
Met wie je je vragen kunt delen.
En misschien ook je boosheid.

Daarom is dat verhaal, dat we vandaag hebben gelezen, zo krachtig.
Een verhaal over Jezus, de zoon van God,
die zelf ook geraakt wordt door het verdriet en het lijden,
van mensen die iemand hebben verloren van wie ze veel hebben gehouden.
En hij zegt niet: kom op, je komt er wel weer overheen.
Sterker nog: Hij legt zich er niet bij neer,
Maar hij gaat de confrontatie ermee aan.

Het is een verhaal over een familie,
die woonde in Betanië, een klein stukje ten Oosten van Jeruzalem.
Een broer en twee zussen: Lazarus, Marta en Maria.
Hun dorp lag op de weg van Jeruzalem naar Galilea,
dus Jezus moet daar regelmatig langs zijn gekomen.
En op meerdere plekken wordt gezegd dat Jezus een erg goede band met ze had.

Toen Lazarus ernstig ziek werd,
stuurden zijn zussen een boodschapper naar Jezus.
Ze hoopten dat Jezus hem kon genezen.
Maar het duurde een tijd voor het nieuws hem bereikte;
en hij kon niet zomaar weg.
Dus toen Jezus bij het dorp van Lazarus, Marta en Maria kwam, was het te laat.
Lazarus was gestorven, al vier dagen,
en hij was ook al begraven.
Dat gebeurde in de Joodse traditie binnen een dag nadat iemand was overleden.

Bij de begrafenis werd de overledene gebalsemd met zalf en kruiden,
en in doeken gewikkeld in een rotsgraf gelegd,
waarna er een grote steen voor het graf werd gerold,
als een soort zegel:
het graf was afgesloten,
er kon niemand meer bij komen.

Na iemands overlijden werd er nog zeven dagen lang om diegene gerouwd,
vanaf de dag dat hij of zij was overleden.
In het geval van Lazarus kwamen er veel mensen naar Betanië,
om om hem te rouwen.
Vrienden, familie, dorpsgenoten.
Het leven in het dorp stond dan echt een tijd stil.

Als Jezus het dorp nadert,
hoort Marta het eerst van zijn komst,
en ze gaat hem al tegemoet.
En als ze hem ziet,
Dan is het eerste wat ze zegt:
als u hier was geweest, Heer, dan zou mijn broer niet gestorven zijn.

Het is geen beschuldiging.
Meer een uiting van haar vertrouwen,
dat Jezus Lazarus had kunnen redden,
en ook van teleurstelling,
dat Jezus niet op tijd gekomen is.
Maar nu is het te laat.
Lazarus is gestorven, al vier dagen geleden.
Er is niets meer aan te doen.
Je voelt de onmacht van Marta.
Wat als het toch anders was gegaan?
Hadden we echt niets meer voor hem kunnen betekenen?

En dan doet Jezus een opmerkelijke uitspraak:
Ik ben de opstanding en het leven.
Wie in mij gelooft zal leven, zelfs al is hij gestorven.
Geloof je dat?, vraagt hij aan Marta. En zij antwoordt: Ja, Heer.

Jezus zegt dat niet tegen Marta om haar op de vingers te tikken,
niet om te zeggen dat ze geen verdriet mag hebben.
En ook niet om haar geloof te testen.
Hij zegt het om haar te troosten, te bemoedigen.

Bijzonder is dat hij niet zegt:
ik kan opstanding en leven géven.
Maar Jezus zegt: ik bén
de opstanding en het leven.
Het zegt niet alleen iets over wat Jezus doet, of kan doen, maar over wie hij ís.
Hij is sterker dan de dood!
De dood heeft geen macht over hem.
En dus, zegt Jezus tegen Marta: als ik bij je ben, dan hoef je de dood niet te vrezen.
Als je in mij gelooft, dan heeft de dood geen macht over jou.

Dat is nogal een uitspraak!
Die uitspraak van Jezus gaat niet alleen over Lazarus,
en over het wonder dat daarna komt.
Het is eerder andersom: dat Jezus Lazarus laat opstaan uit de dood,
laat zien dat het niet alleen maar woorden zijn.
Hij laat daarmee zien dat Hij
de kracht is die aan alles het leven geeft,
die alles in leven houdt.

Die woorden van Jezus mogen een bemoediging zijn voor ons.
Niet omdat ze zeggen dat je niet meer met de dood te maken zult krijgen als je gelooft.
Maar wel dat God leven geeft, ook door de dood heen.
Dat de dood niet de grootste macht is.
Dat de dood niet het laatste woord heeft. Hoe definitief de dood ook voelt.
Na haar ontmoeting met Jezus haalt Marta haar zus Maria.
En als Maria bij Jezus komt,
zegt ze precies, woordelijk, dezelfde woorden als haar zus Marta:
Als u hier was geweest, Heer, dan zou mijn broer niet gestorven zijn.

Bijzonder genoeg is hier de reactie van Jezus compleet anders dan bij haar zus.
Jezus ziet haar, hij ziet haar tranen,
en hij ziet de mensen die haar gevolgd zijn huilen,
En het raakt hem ontzettend. Hij wordt diep bewogen.

Jezus probeert eerst haar zus Marta te bemoedigen met woorden.
Om haar anders tegen de dood van Lazarus aan te laten kijken.
Misschien omdat dat was wat zij op dat moment het hardste nodig had.
Hij zegt tegen haar: ik ben bij je.
Je hoeft je geen zorgen te maken.
De dood is niet het einde.

Maar als Maria bij hem komt, en Jezus haar verdriet ziet,
heeft
hij geen woorden meer.
Hij barst in tranen uit.
Omdat dat is wat zíj het hardste nodig heeft.
Iemand die haar verdriet deelt.
Die gewoon met haar huilt, om haar broer, die er niet meer is.

Verschillende mensen rouwen op verschillende manieren.
Er is niet één manier, om er voor ze te zijn.
Daar zijn geen modellen voor, daar is geen standaard in.
Dat moet je aanvoelen.
En Jezus voelt hier heel goed aan wat zowel Marta als Maria nodig heeft.

Alleen er staat ook iets heel opmerkelijks.
Als Jezus Maria en de anderen ziet huilen, en weeklagen
– zoals dat in die cultuur heel uitgebreid gebeurde,
mensen uitten hun verdriet veel meer dan wij –
dan staat er niet alleen dat hij bewogen werd.
Maar ook, dat het hem ergerde.
Sterker nog: hij werd boos. Hij werd woedend, staat er eigenlijk!
Zoals het in de Nieuwe Bijbelvertaling beschreven staat,
is het net of het Jezus ergert dat de mensen huilen.
Maar er staat niet dat hij boos werd omdat ze verdriet hadden.
Hij is niet boos op de familie, of op de andere aanwezigen.
Zelfs niet op de mensen die cynisch zeggen:
Waarom kwam hij niet eerder?
Hij heeft de ogen van een blinde geopend,
hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?
Zoals mensen dat nu ook kunnen zeggen,
als er iets ergs gebeurt:
waarom laat God dat toe?
Waarom doet Hij er niets aan?
Had hij het niet kunnen voorkomen?

Jezus is niet boos op de mensen,
alsof hun verdriet, en hun vragen er niet mogen zijn.

Hij ziet het verdriet van de mensen.
Hij ziet de gevolgen van de dood van zijn goede vriend Lazarus.
De mensen die om hem rouwen voelen zich verslagen, machteloos.
En dat raakt hem ontzettend. Tot tranen toe.

Hij kijkt de dood recht in de ogen.
Het verlies van het leven, het verlies van een geliefde.
En het raakt hem diep.
Het begroot hem, zoals de mensen hier zo mooi kunnen zeggen.

Maar Jezus weigert zich erbij neer te leggen. Hij wordt opstandig.
Hij is niet boos op de mensen. Hij is boos op de dood.

En Hij vraagt de mensen om hem het graf van Lazarus aan te wijzen.
Samen gaan ze er naartoe.
Hij negeert de opmerkingen die over hem gemaakt worden.
Hij gaat naar het graf, en vraagt of ze de steen weg willen rollen.
Marta, die het allemaal niet meer begrijpt, zegt tegen Jezus:
de stank! Hij ligt er al vier dagen!

Maar Jezus vraagt haar om hem te vertrouwen.
En dan wordt de steen weggerold van het graf.
Jezus kijkt omhoog, en spreekt een gebed uit.
En dan roept hij: Lazarus, kom naar buiten!

En Lazarus stapt uit het graf, en komt naar buiten.

Je kunt je er bijna geen voorstelling van maken, hoe dat geweest moet zijn.
De impact die dat gehad moet hebben op de mensen die erbij waren!
Jezus laat Lazarus opstaan uit de dood.
De mensen stonden waarschijnlijk met open mond te kijken.
Ze wisten misschien niet eens of ze hun ogen wel konden geloven.

Ik moet eerlijk zeggen dat dit een verhaal is dat lange tijd ver van mij af stond.
Ik las het, en dan dacht ik:
ja, maar al die andere mensen die zijn overleden dan?
Dat Lazarus uit de dood werd opgewekt, dat is heel mooi,
Maar het was geen permanente oplossing.
Ook hij is uiteindelijk weer gestorven.
Hoe zit dat?
Voor de mensen die erbij waren, was het een groot wonder.
Maar wat zegt dit verhaal tegen óns?

Maar toen ik er deze week mee bezig was,
kwam het ineens op een hele andere manier bij mij binnen.
Omdat dit volgens mij een verhaal is dat juist iets zegt tegen óns.
Juist als wij verdriet hebben om iemand die ons is ontvallen.
Juist als we zelf misschien bang zijn voor de dood,
en voor de onzekerheid die dat met zich meebrengt.

De enige zekerheid die we hebben, is dat we op een dag zullen sterven.
Dat is waar de dood van mensen om ons heen,
mensen die ons lief zijn, ons mee confronteert.

Maar dit is een verhaal dat daarmee de strijd aanbindt.
Dat zich er niet bij neerlegt.
Dat niet zegt: we moeten er maar mee leren leven dat dat zo is.
Jezus confronteert de dood. Hij gaat de strijd ermee aan.
En hij overwint.
Want Hij is de opstanding en het leven.
Dát is waar dit verhaal over gaat.

Het gaat niet alleen over een wonder dat Jezus doet.
Het gaat erom wat dat over hem laat zien.
Om wat Hij ermee wil láten zien.
Dat God zélf zich niet bij de dood neerlegt.
Dat Hij, sterker
is dan de dood.
En dat zijn liefde voor mensen reikt tot voorbij het graf.
Tot voorbij de dood…

Het laat zien dat God ons niet veroordeelt als wij verdriet hebben.
Maar dat Hij naast ons staat.
Zoals Jezus met Maria huilde, zo huilt Hij ook met ons.
En zoals wij ons opstandig kunnen voelen
als het gaat om de dood,
zo voelde Hij zich ook opstandig.

Het is een verhaal waar we troost uit mogen putten.
Waar we nieuwe moed in mogen vinden,
als onze eigen moed ons in de steek laat.
Want het laat zien dat wij mogen geloven in een God,
die diep met ons bewogen is.
Dat we bij Hem terecht kunnen met ons verdriet, met onze vragen.
Onze angsten, en onzekerheid. Die mogen er zijn.
En ook dat we door ons geloof in Hem het vertrouwen mogen vinden,
dat zijn kracht en zijn liefde verder reikt dan de dood.
Dat de dood nooit het laatste woord kán hebben.

Want Jezus ís de opstanding en het leven.
Dat is waar wij in mogen geloven. Waar we aan vast mogen houden.
Hoe kwetsbaar dat geloof soms ook is.
Dat was bij Marta en Maria niet anders.
Maar Jezus laat ze zien, dat als je in Hem gelooft, je niet meer bang hoeft te zijn.
Want tegenover Hem staat de dood zelf machteloos.

Amen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *