20 maart 2022 – Feestelijke heropening van de Andreaskerk
Teksten: Psalm 84:2-8; Handelingen 2
Geliefde gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,
Wie van jullie heeft er allemaal je huissleutel bij je?
Zou je die er eens bij kunnen pakken?
Je huissleutel is iets waar je normaal gesproken maar zo weinig aandacht aan geeft.
Maar eigenlijk is het iets heel bijzonders.
Je gebruikt hem elke keer als je thuiskomt.
Als ik ben weggeweest, heb een eind gereden,
En dan rijd ik Spijk in,
Ik parkeer mijn auto,
Loop naar de deur,
En draai de sleutel om.
Dan ben ik thuis.
Als ik lang weg ben, dan kan ik naar mijn huis verlangen.
Ze zeggen wel: het mooiste van op vakantie gaan is weer thuiskomen.
Op een andere plek kan je ook eten, en slapen,
Maar thuis voel ik me veilig. Vertrouwd.
Vandaag mogen wij ook weer thuiskomen.
Het is zo fijn om hier weer in de kerk te zijn.
Om jullie weer te zien.
Om samen te kunnen zingen.
Te kunnen genieten van een gebouw dat weer helemaal als nieuw aanvoelt.
Want het was vorige week, 11 maart, precies twee jaar geleden dat we hier voor het laatst als gemeente bij elkaar geweest zijn.
Twee jaar!
Op dat moment hadden we geen idee dat een dag later heel Nederland in lockdown zou gaan.
Dat was ongekend.
Zelfs de oudste mensen in onze gemeente hadden het niet meegemaakt dat de kerk dicht ging.
Terwijl dat toen ook al een plek was dat een soort thuis voor ons was.
Elke zondag kwamen we hier bij elkaar,
En ook op andere momenten.
De laatste keer dat we hier waren was het biddag,
En hadden we daarna een gemeenteavond.
We voelen ons niet alleen thuis op deze plek,
Maar ook thuis bij elkaar.
De kerk, dat is niet alleen het gebouw,
Het zijn ook de mensen.
Zoals je thuis niet alleen je huis is,
Maar misschien ook wel het huis van je gezin, je familie.
Zo goed en zo kwaad als het kon lieten we de afgelopen jaren de diensten online doorgaan.
Eerst via de webcam van een laptop,
En later vanuit Elim met een mooie installatie.
Maar het is toch anders dan hier samen zijn. Met elkaar.
Juist in de coronatijd merkte je wat een belangrijk deel dat is van het gemeente zijn:
Dat je elkaar ontmoet.
Dat je sámen de kerkdienst viert.
Niet elk vanuit je eigen huis,
Maar samen op één plek,
Waar je je thuis mag voelen bij God,
En thuis mag voelen bij elkaar.
Om die reden hebben wij vandaag Psalm 84 gelezen en gezongen.
Een Psalm, een lied uit de Bijbel,
over de blijdschap die je voelt als je naar Gods huis gaat.
Het is een lied dat gaat over de Joodse tempel, in Jeruzalem,
Die stond op de tempelberg.
De plek waar nu de Al Aksa-moskee en de rotskoepel staan.
Alleen één van de buitenste muren staat er nu nog: die wordt de klaagmuur genoemd.
Een plek waar Joden komen om te bidden.
Maar in de tijd van deze Psalm stond op die plek de Joodse tempel.
Een indrukwekkend gebouw.
Als er een groot feest was, een paar keer per jaar,
Dan kwamen Joden uit het hele land naar Jeruzalem toe, om daar samen dat feest te vieren.
Bij de tempel.
Want de tempel, dat was voor hen de plek waar God verbleef. Waar God woont.
De dichter van Psalm 84 zegt: ik hou van die plek.
Ik verlang naar die plek.
Ik wil er graag zijn.
Het voelt als thuiskomen.
Want mijn hart verlangt ernaar om U op die plek te ontmoeten,
Voor ons, protestantse christenen, maakt de plek waar je bidt minder uit.
Dat kan net zo goed in een schuur, of in een zaaltje, als in een mooie kerk als deze.
Zien wij de kerk ook als huis van God, zoals Joden de tempel zagen?
Zien wij het als de plek waar God woont?
Misschien wel minder dan de Joodse mensen dat dachten van de tempel.
En toch is deze kerk, dit gebouw, naast de voormalige gereformeerde kerk in Spijk,
De plek waar jullie ouders en voorouders samen kwamen om te bidden, te danken, te zingen.
Dit was de plek waar je God en elkaar kon ontmoeten.
Al honderden jaren lang.
Het is een plek die generaties heeft zien komen en zien gaan.
Het is een plek waar eeuwenlang is gebeden, en gevierd.
Dat is niet niks!
Dat is iets om te koesteren.
Je mag je daardoor gedragen weten.
En deze plek voelt nog steeds als een thuis.
Zoals je kan verlangen naar je huis, als je lang bent weggeweest,
Zo verlangen we om hier weer naartoe te komen.
Om thuis te komen bij elkaar, en thuis te komen bij God.
Zelfs de mus vindt er een huis, en de zwaluw vindt er een woning.
Bij Uw altaren, Heer van de hemelse legers.
De kerk als plek waar je thuis mag komen.
Waar je je geborgen mag weten bij God en bij elkaar.
Zeker als er zoveel speelt als op dit moment,
De oorlog in Oekraïne, klimaatverandering, corona,
Dan is het goed om te weten dat je de kracht om daarmee om te gaan niet alleen uit jezelf hoeft te halen.
Dat je daar zelf boven zou moeten staan.
Je mag hier komen, in Gods huis, en je geborgen weten.
Je mag er tot rust komen, van alle drukte en zorgen van elke dag.
Je mag hier woorden uit de Bijbel horen,
Over God, en over Jezus,
Woorden en verhalen, en ook liederen,
die je uittillen boven alles wat er op je af kan komen.
En die je aan het denken zetten: wat doet er écht toe?
Je mag hier je geloof vieren in een God die om ons geeft,
die deze wereld niet aan zijn lot overlaat.
Je mag hier horen over vergeving,
Over een nieuwe kans.
Je mag hier komen met alles waar je je zorgen over maakt, waar je verdriet over hebt.
Je vragen mogen er hier zijn.
Hier mag je verheugen over de geboorte van je kind, of je kleinkind.
Het is de plek waar je een zegen vraagt over je huwelijk.
En waar je afscheid neemt van een geliefde,
In het geloof dat God hem of haar niet loslaat.
Ik hoop dat de kerk ook voor jou een plek is waar je je thuis mag voelen.
Waar je warmte en liefde mag ervaren.
Waar de oude woorden en vreemde gebruiken die we soms nog hebben, je niet teveel afschrikken.
En dat de kerk ook voor jou een plek mag zijn waar je mag ervaren dat God er is.
Ik was een keer heel druk geweest, en die zondagochtend was ik vrij.
Ik hoefde niet voor te gaan in de kerkdienst.
Dus ik dacht bij mezelf: ik sla een keertje over.
Dan kan ik eens lekker uitslapen.
Om een uur of negen kwam ik uit bed, en toen ik aan mijn ontbijt zat,
Zag ik allemaal lieve, mooie mensen naar de kerk lopen.
Liedboek in hun hand.
En ik dacht: ik hou mezelf voor de gek.
Ik hou gewoon van die mensen!
De kerk is de plek waar ik nu wíl zijn.
Dus toen ben ik alsnog gegaan.
Niet omdat het moest, of omdat het van mij verwacht werd.
Maar omdat het de plek was waar ik wilde zijn.
Waar ik lieve, fijne mensen kon ontmoeten,
En samen met hen kon bidden, en zingen.
Soms praat ik wel eens met mensen die op een moeilijk punt zitten in hun leven.
Die een partner hebben verloren, of die iets hebben meegemaakt waar ze zich voor schamen.
En die er dan tegenop zien om naar de kerk te komen.
Wat als ik moet huilen?
Wat als mensen iets van mij vinden?
En dan denk ik: juist in de kerk zou je dan zonder schaamte en zonder angst moeten mogen komen.
Juist hier mag je verdriet er zijn.
Juist hier mag je horen over vergeving, en liefde.
Juist hier zou je je niet veroordeeld moeten voelen.
Naar de kerk gaan kan ook wel eens voelen als een gewoonte.
Als iets dat je doet, gewoon omdat het erbij hoort.
Misschien ga je zelfs wel een beetje uit verantwoordelijkheidsgevoel.
Ik hoop niet dat dat het enige is dat je drijft om te gaan.
Maar zelfs aan gewoonte zit een goede, heilzame kant.
Juist op het moment dat je iets moeilijks meemaakt,
Als vanzelfsprekendheden wegvallen,
Dan kan het heel fijn zijn om iets te hebben waar je op terug kan vallen.
Wat ben ik blij dat ik gewend was om naar de kerk te gaan, zei iemand een keer tegen mij.
Nu ik het moeilijk heb, merk ik dat mijn geloof mij draagt, mij kracht geeft.
Verlangen naar Gods huis.
Daar gaat Psalm 84 over.
Gods huis, als een plek waar je God zelf mag ontmoeten.
Waar je weer nieuwe kracht kunt vinden.
Mag weten dat je niet zelf alles wat er op je af komt in je leven hoeft te dragen.
Er zit ook een andere beweging in deze Psalm.
Niet alleen een beweging naar binnen, naar de tempel van God tóe,
Maar ook er vandaan.
Naar buiten toe.
Gelukkig de mens die in U zijn kracht vindt.
Dat krijg je niet alleen voor jezelf:
Je mag tot zegen zijn.
Je gaat naar buiten, en doet een bron ontstaan in een droge vallei.
Onze kerk staat op een eiland, midden in het dorp.
Maar het is nooit de bedoeling geweest om die plek voor onszelf te houden.
Om ons terug te trekken op ons eiland, letterlijk,
en ons af te sluiten van de buitenwereld.
In Handelingen 2 lazen we over het prille begin van de eerste christelijke gemeente.
De allereerste kerk.
Het is Pinksteren geweest.
De leerlingen van Jezus hebben de heilige Geest ontvangen,
En vertellen iedereen die het maar wil horen over Jezus.
Dat Hij is gekruisigd, zoals de mensen in Jeruzalem op dat moment wel hebben gehoord,
maar dat hij ook weer is opgestaan uit de dood.
En de mensen die dat horen, en geloven, die vormen samen de eerste kerk.
Zij hadden niet zoveel last van oude gebruiken, of dat dingen op een bepaalde manier horen.
Ze kwamen gewoon bij elkaar, en ze aten met elkaar,
En ze baden met elkaar,
En ze vierden hun geloof met elkaar.
In een geest van eenvoud en vol vreugde.
En dan staat er een hele mooie zin:
Ze loofden God, en stonden in de gunst bij het hele volk.
Ook die eerste christenen kwamen bij elkaar op een plek midden in Jeruzalem.
Zoals wij bij elkaar komen midden in het dorp.
En hun geloof straalde iets uit van eenvoud en van vreugde.
Ze kwamen bij elkaar om God te loven, om te zingen en te bidden,
Maar ze deelden ook hun geloof en hun leven met de mensen om zich heen.
Het is een spannende vraag die wel eens gesteld wordt:
Als de kerk uit een dorp verdwijnt,
Wat mist het dorp dan?
Als die kerk zich altijd terugtrekt op zijn eigen eiland, dan: niet zoveel.
Maar als je manieren vindt om als kerkgemeenschap ook midden in het dorp te staan,
Je leven te delen met de mensen om je heen,
De liefde van God heel praktisch en concreet te laten zien,
Dan mag je een verschil maken.
In de kerk zitten we er natuurlijk net zo goed mee als iedere andere organisatie dat het moeilijker is om vrijwilligers te vinden.
We hebben soms grote woorden over omzien naar elkaar,
en naar mensen om ons heen,
Maar dat vraagt soms best veel van ons.
We zijn een kleine organisatie.
Het lukt ons niet altijd om die woorden waar te maken,
daar moeten we heel eerlijk over zijn.
Maar in de kern gaat het er niet eens om dat we heel veel zouden moeten dóen.
Meer activiteiten in het dorp.
Grote feesten, om de mensen naar ons toe te trekken.
Het gaat om een houding.
Om betrokkenheid naar mensen om ons heen.
Om liefde voor de mensen om ons heen.
Het gaat ook om samenwerken mét de mensen om ons heen.
Samen zoeken naar het goede voor het dorp.
Die allereerste kerk, die maakte ook geen indruk door hun activiteiten.
Die maakte indruk door hun eenvoud, en hun vreugde.
En door de liefde die ze lieten zien.
Dat was een kerk waar mensen die slaaf waren,
ineens voor vol werden aangezien.
Een kerk waar, in een samenleving die geen sociaal vangnet had,
Geld werd ingezameld om weduwen te eten te geven.
Trekken zij door een dal van dorheid,
Door hen verandert het in een oase.
Dat zijn grote woorden,
Die we niet zomaar waar kunnen maken,
Maar waar we God wel om mogen vragen:
Help ons om als kerk niet alleen naar binnen gericht te zijn,
Maar help ons om iets van Uw liefde te laten zien.
Help ons om onze omgeving tot zegen te zijn.
Vandaag zijn we hier bij elkaar als mensen uit de kerk en ook mensen uit het dorp.
En ik hoop en geloof dat we dat in elkaar mogen herkennen:
Dat we het goede willen zoeken voor het dorp,
En voor de mensen om ons heen.
En stiekem hoop ik ook dat in jou en mij dat verlangen naar God weer een beetje wordt gewekt.
Dat we samen de blijdschap mogen voelen van hoe goed het is om hier bij elkaar te zijn,
En hoe mooi het is om te weten dat er een God is die van ons houdt.
Amen.