Hemelvaart
Tekst: Johannes 16:7-28
Geliefde gemeente van Jezus Christus,
Het gedeelte dat we hebben gelezen, uit Johannes,
is niet één van de makkelijkere gedeeltes uit de Bijbel.
Zoals bij alle dingen die Johannes over Jezus schrijft,
staat het vol met woorden en uitdrukkingen waar een hele wereld van betekenis achter zit.
En dat maakt dat het soms wat abstract lijkt.
Maar waarom dan toch dit gedeelte met elkaar lezen, vandaag met Hemelvaart?
En niet bijvoorbeeld dat bekende gedeelte uit Handelingen,
waarin Lukas vertelt over hoe Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen,
en op een wolk wordt opgenomen in de hemel?
Johannes 16 speelt zich af op een heel ander moment:
op de avond van het laatste avondmaal.
De avond voor de dag waarop Jezus aan het kruis zal sterven.
Alleen de dingen die Jezus in Lukas en Handelingen tegen zijn leerlingen zegt ná zijn opstanding,
kondigt Jezus in het boek Johannes al aan vóórdat hij gaat sterven.
Hij probeert zijn leerlingen gerust te stellen.
Ik verzeker jullie: je zult huilen en weeklagen,
terwijl de wereld blij zal zijn.
Je zult bedroefd zijn. Maar je verdriet zal in vreugde veranderen!
Jezus zal sterven aan het kruis.
Maar zijn dood zal niet het einde zijn.
Zijn leerlingen zullen verdriet hebben.
Maar ze zullen hem terugzien.
En dan zullen ze hun verdriet vergeten!
Maar dat is niet het enige dat Jezus met deze woorden wil zeggen.
Hij kondigt ook aan dat zijn dood en opstanding het moment zijn,
waarop hij afscheid zal nemen van zijn leerlingen.
Daarna zal het niet meer hetzelfde zijn.
Ik moet gaan.
Het is goed voor jullie dat ik ga.
Ik ben bij de Vader vandaan gegaan en naar de wereld gekomen.
Nu verlaat ik de wereld weer en ga ik terug naar de Vader.
Vandaag een week geleden hadden wij een uitje met de werkgemeenschap van predikanten.
We gingen eerst koffie en thee drinken in Westeremden,
en daarna gingen we naar Westerwijtwerd,
om de kerk en de molen te bekijken, en een wandeling te maken.
Nou was er de dag daarvoor – daar hebben jullie vast wel van gehoord,
Misschien zelfs wel iets van gemerkt –
een aardbeving geweest met Westerwijtwerd als middelpunt.
En toen wij terugkwamen van onze wandeling, naar onze auto’s,
zagen we een eindje verderop een grote groep mensen met spandoeken.
Ze wachtten daar op minister Wiebes en minister Ollongren,
die elk moment konden komen.
En ja hoor,
twee tellen later zagen we een paar zwarte Audi’s aan komen rijden.
Minister Wiebes en minister Ollongren stapten uit,
samen met hun bodyguards,
En ze liepen rustig langs ons heen.
Het had wel iets bijzonders.
Je kent minister Wiebes wel van TV, maar ineens staat hij voor je neus.
Heel dichtbij.
Hij keek een beetje verwonderd, want wij hoorden duidelijk niet bij die groep mensen die stond te demonstreren, groette ons, en liep door.
Aan de ene kant is het heel mooi als een minister op zo’n moment naar Groningen komt.
Zich laat zien. Met de mensen in gesprek gaat.
Maar toch blijf je, zelfs dan, wel een beetje die afstand voelen.
De mensen kunnen hem ontmoeten,
maar hij bepaalt de voorwaarden.
Wanneer hij komt, en wanneer hij gaat.
Hij weet zelfs al van tevoren heel goed wat hij wil gaan zeggen – en wat niet.
Je kunt niet zomaar, als je dat wilt, bij hem op de koffie gaan.
Of zelf met hem in gesprek gaan.
Hij blijft op een afstand staan.
Wat ook best logisch is. Hij is nou eenmaal een minister.
Nou kan dat met God hetzelfde voelen.
Het kan voelen alsof God heel ver bij ons vandaan staat. Boven ons staat.
Alsof hij maar weinig met ons gewone leven te maken heeft.
Je hoort wel over hem, je leest verhalen over hem,
Maar hij blijft voor je gevoel op afstand.
Misschien dat daarom mensen zo vaak de neiging hebben gehad om via iets of iemand tot God te bidden.
Bijvoorbeeld via een priester, die voorbede deed voor en namens de mensen.
Of via een heilige, die je vraagt om voor jou te bidden.
Want God voelt zo groot, zo verheven.
Houdt Hij zich wel met ons bezig?
Met onze dagelijkse problemen, en vragen, en zorgen?
Het bijzondere aan Jezus is dat toen hij bij ons was,
hij die afstand tussen God en ons overbrugde.
Hij heeft ons laten zien wie God is.
Hij heeft ons over God verteld.
Heeft ons het hart van de Vader laten zien, zegt Johannes.
Niemand die de Vader kent zoals hij.
Niemand van wie de Vader zoveel houdt zoals van hem.
En hij is naar ons toe gekomen.
Heeft ons de Vader laten kennen.
En nu zegt Jezus tegen zijn leerlingen:
Als je iets vraagt in mijn naam,
hoef ik het niet meer namens jullie aan de Vader te vragen,
want de Vader zelf heeft jullie lief,
omdat jullie mij liefhebben en geloven dat ik van God ben gekomen.
Jezus is bij de Vader vandaan gekomen, en naar de wereld gekomen,
Om alles te volbrengen,
alles weg te nemen wat tussen ons en God in stond.
En daarom kan hij,
nadat hij is opgestaan uit de dood, tegen Maria zeggen:
Ik ga naar mijn Vader, die ook jullie Vader is.
Naar mijn God, die ook jullie God is.
Zo veel als God van Jezus houdt, zoveel houdt hij ook van ons!
Dat is wat hij aan zijn leerlingen, en aan ons verkondigt.
En Jezus drukt zijn leerlingen op het hart,
Dat ze niet bang hoeven te zijn, nu hij weggaat.
Bang dat God weer op een afstand zal komen te staan.
De Vader zelf heeft jullie lief,
omdat jullie mij liefhebben en geloven dat ik van God ben gekomen.
Het voelt met Hemelvaart alsof Jezus ons alleen laat.
Alsof hij ons aan ons lot overlaat, en ons als wezen achterlaat.
Maar het is juist het tegenovergestelde!
Jezus gaat naar de hemel, omdat wij het niet meer nodig hebben dat hij – in levenden lijve – bij ons is.
Dat klinkt misschien een beetje vreemd.
Want dat zou natuurlijk wel fijn zijn.
Als we Jezus gewoon konden zien. Konden aanraken.
Met hem konden praten, zoals zijn leerlingen dat deden.
Heel eerlijk gezegd zou ik dat best wel fijn vinden om te kunnen doen.
Het zou geloven een stuk makkelijker maken.
Maar Jezus legt aan zijn leerlingen uit dat hij weggaat om een reden.
Zijn plaats is niet meer bij ons, maar bij de Vader.
Hij heeft zichzelf klein gemaakt.
Een dienaar van alle mensen.
Hij heeft ons God laten kennen.
Zijn leven voor ons gegeven.
En nu gaat hij naar zijn Vader.
Het is goed dat ik ga.
Ik kán hier niet blijven.
Want als ik niet ga, zal de pleitbezorger (NBV), de trooster (NBG), de helper (BGT) niet bij jullie komen.
Maar als ik weg ben, zal ik hem jullie zenden.
Dat woord, pleitbezorger, helper, trooster, is een woord dat moeilijk te vertalen is.
Daarom wordt het op zoveel verschillende manieren vertaald.
Maar verderop legt Jezus duidelijker uit wie die pleitbezorger is:
het is de Geest van de waarheid, de heilige Geest.
Hij zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid.
Hij zal jullie bekend maken wat hij van mij heeft,
En wat ik weer van de Vader heb. Die Geest zal ik jullie geven. Daarom moet ik gaan.
En vervolgens doet Jezus nóg een grote belofte.
Zijn leerlingen begrijpen niet wat hij daarmee wil zeggen.
En voor ons is dat ook moeilijk te bevatten.
Hij zegt: nog een korte tijd en jullie zien me niet meer,
maar kort daarna zien jullie me terug. Dat ik van jullie wegga, is niet definitief.
Rondom dit gedeelte uit Johannes 16 vertelt Jezus zijn leerlingen dat ze een moeilijke tijd te wachten staat.
Niet alleen als Jezus wordt gekruisigd, en gedood.
Maar ook in de tijd die daarna nog zal gaan komen.
Hij zegt dingen als:
Ze hebben mij vervolgd, dus ze zullen ook jullie vervolgen.
En jullie zullen uit de synagoge gezet worden.
Er komt zelfs een tijd dat iedereen die jullie doodt,
meent daarmee God te dienen.
Dat zijn geen loze woorden gebleken.
De eerste christenen hadden het erg zwaar.
Dat zij, als Joden, geloofden dat Jezus de zoon van God was,
werd ze door de Joodse leiders niet in dank afgenomen.
Ze werden vervolgd. Op de vlucht gejaagd.
Maar ondanks dat bleven de eerste christelijke gemeentes groeien.
En verspreidde het geloof zich zelfs in gebieden buiten Israël,
en over het Romeinse rijk.
En ook dat riep veel weerstand op.
Het Jodendom was een toegestane religie voor de Romeinen,
maar het christelijk geloof werd gezien als een sektarische afsplitsing daarvan.
Een illegale godsdienst.
De Romeinen wantrouwden de christenen,
Omdat ze vertelden dat er maar één God was waar je in mocht geloven.
Net als de Joden, maar die probeerden anderen daar niet van te overtuigen.
En de Romeinen begrepen de leer van de christenen niet.
Ze hoorden bijvoorbeeld verhalen over het avondmaal,
En dachten daardoor dat christenen kannibalen waren,
die mensenvlees aten en bloed dronken.
Romeinse keizers gaven opdracht om christenen te vervolgen, gevangen te zetten en te doden.
Pas na drie eeuwen kwam er een keizer die het christendom toeliet.
Generaties lang werden christenen dus vervolgd.
En tot op de dag van vandaag zijn er plaatsen op de wereld waar christenen worden vervolgd.
Denk aan Eritrea, waar afgelopen weken meer dan honderd christenen gevangen zijn gezet. Alleen omdat ze christen zijn.
Jezus wist dat de weg voor zijn leerlingen, en voor de eerste christenen,
een zware weg zou zijn.
En daarom zegt hij tegen zijn leerlingen:
Nog een korte tijd en jullie zien me niet meer,
maar kort daarna zien jullie me terug.
De eerste christenen hielden zich daaraan vast.
Dat Jezus snel terug zou komen.
Want Jezus had toch zelf gezegd:
nog een korte tijd, en dan zien jullie mij terug?
Dat was voor hen iets dat ze hoop gaf.
Dat Jezus terug zou komen,
en een eind zou maken aan hun pijn.
Maar aan die belofte van Jezus zit een behoorlijke rafelrand.
In de brieven van Paulus bijvoorbeeld,
zie je hoe de vroege christelijke gemeentes daarmee worstelden.
Zeker toen de mensen die Jezus nog in levenden lijve hadden gezien,
van ouderdom stierven.
Hoe zat dat?
Kon dat wel?
Jezus had toch beloofd dat ze hem snel terug zouden zien?
Waarom bleef hij zo lang weg?
Waar lag dat aan?
En Paulus probeert de mensen gerust te stellen.
Hij zegt: wees waakzaam, maar ga ook door met leven.
Ga verder met je werk.
Laat niet alles liggen.
Geloof niet iedereen die zegt: hij komt vandaag, of morgen.
Niet alleen voor de eerste christenen kan die vraag een worsteling zijn:
Wanneer komt Jezus terug?
Ook voor ons kan het een worsteling zijn.
Aan de ene kant is het misschien wel een belofte waar je aan vast wilt houden.
Als je om je heen kijkt, en je ziet zoveel pijn, angst en verdriet in deze wereld.
Zoveel ongerechtigheid.
Dan klinkt de roep die christenen al eeuwenlang uitroepen:
Maranatha! Kom, Heer Jezus, kom!
En aan de andere kant is het moeilijk om je er een voorstelling van te maken.
Omdat het zo abstract lijkt.
Hoe zal dat dan gaan?
Hoe zal het eruit zien?
We hebben geen idee.
Maar toch is het wel een belofte waar wij op mogen blijven hopen.
Jezus zou dit niet zeggen als het niet iets was óm op te hopen.
Want als Hij terugkomt, zal Hij alles goed maken.
Dan zal hij de tranen van onze ogen wissen.
Dan zal er geen dood meer zijn, geen pijn, of verdriet.
Geen angst.
Dat is een belofte om aan vast te houden!
Jullie hebben nu verdriet, maar ik zal jullie terugzien,
en dan zul je blij zijn, zal niemand je vreugde meer van je afnemen.
Dat is wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt.
Wat hij aan ze belooft.
En dat is waar wij op mogen blijven hopen.
Waar wij naar mogen uitzien.
Juist als wij vandaag Hemelvaart vieren,
Het feest waarop Jezus terugging naar de Vader,
Om ons te laten delen in de Heilige Geest.
Juist vandaag mogen we ook uitzien naar zijn belofte dat hij ons terug zal zien.
En dat Hij alles goed zal maken,
In deze wereld waar mensen vaak zo’n chaos van maken.
Hoe dat eruit zal zien, wanneer dat zal zijn, hoe dat zal gaan,
Dat weet niemand.
Jezus zegt zelf: dat weet alleen de Vader.
Maar wij mogen blijven hopen.
Blijven bidden.
Blijven geloven.
Blijven liefhebben.
Totdat hij komt.
Maar toch is daarmee niet alles gezegd wat Jezus tegen zijn leerlingen wíl zeggen.
Want met Hemelvaart gaat het niet alleen over de belofte dat Jezus terug zal komen.
De belofte van de heilige Geest is nog een veel grotere belofte.
Als Jezus terug zal komen,
zullen er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen.
Dat is een prachtig toekomstvisioen waar we naar uit mogen zien.
Maar dat betekent niet dat ons eigen, hele gewone leven, ons leven nu,
er helemaal niet toe doet.
De belofte van Jezus, waar we tijdens hemelvaart bij stil staan,
Is niet alleen dat hij op een dag terug zal komen.
Maar ook dat hij juist in ons gewone leven bij ons is.
Juist dat wij nu al elke dag mogen weten dat God net zoveel van ons houdt als hij van Jezus houdt.
Die belofte is dat Jezus naar de Vader gaat, maar niet om ons in de steek te laten: juist om ons zijn heilige Geest te geven.
Zodat Hij in ons is, en wij in Hem. In alles wat we doen.
Zodat hij door ons, zijn kerk, in deze wereld aanwezig is.
Wij mogen zijn lichaam zijn.
Zijn handen en voeten.
Waar wij gaan, daar gaat hij met ons mee.
Door ons mag Jezus zichtbaar en tastbaar worden voor de mensen om ons heen.
Dat is net zo goed iets waar wij ons aan vast mogen houden.
Waar wij uit mogen leven.
Waarvanuit we ons gewone, dagelijkse leven vorm mogen geven.
Als een bemoediging.
Want we staan er niet alleen voor.
Jezus is bij ons, en in ons, door zijn Geest.
Daar mogen we uit leven. En hopen op zijn toekomst.
Amen.